Naar het overzicht
van de MUNT-pagina's
De serie bestaat uit zes munten, drie met een waarde van één cent
en drie met een waarde van ½ cent. Ze zijn van roodkoper en ze
zijn met slaan tot stand gekomen, dus de opschriften zijn aan de
ene kant verhoogd en aan de andere kant verdiept.
Ze hebben allemaal midden boven de letter 'F', dan zijn er twee
met het opschrift 'Kn 1', twee met 'Kn 3' en twee met 'Kn 4',
waarbij de 'n' kleiner is en hoger staat dan de 'K' en onder de
'n' een is gelijk teken '=' staat.
Op de drie van 1 cent staat onderaan een '1' en staat een punt
achter de 'F', op de andere is de '½' naast de 'F' gewurmd en
staat er geen punt achter de 'F'.
De vraag is wat de opschriften betekenen. 'F' staat vermoedelijk
voor Frederiksoord, hoewel dat vreemd is ten opzichte van het
volgende:
'Kn' zou een hele vreemde afkorting zijn van kolonie, maar het zou
met enige fantasie ook gelezen kunnen worden als 'K=n 1' enzovoort
en dan zouden die opschriften kunnen betekenen kolonie 1, kolonie
3 en kolonie 4..
Die aanduidingen kunnen helpen de munten te dateren, maar
daarvoor moet eerst even uitgelegd worden hoe het zit met de
nummers van de vrije koloniën.
In 1818 wordt gesticht Frederiksoord, dat altijd bekend zal staan
als kolonie 1.
In 1819 komen er 50 hoeves bij die Frederiksoord-2 genoemd worden
of kolonie 2.
In 1820 wordt gesticht Willemsoord dat bekend staat als kolonie
3.
In 1821 wordt gesticht Wilhelminaoord dat bekend staat als kolonie
4.
Kolonie 5 is het buitengebied van de Ommerschans, kolonie
6 is het gebied ten noorden van Willemsoord bekend staand
als Willemsoord-Steggerda en kolonie 7 bestaat uit een
aantal hoeves op het Doldersumsche veld.
In 1823 wordt Frederiksoord-2 gevoegd bij kolonie 1 en bestaat
kolonie 2 dus niet meer.
Per 1 juni 1825 gaat de nummering op de schop volgens dit besluit.
Kolonies worden samengevoegd en daarna bestaan kolonie 4, 6 en 7
niet meer en zijn er alleen:
● kolonie 1 = Frederiksoord
● kolonie 2 = Wilhelminaoord
● kolonie 3 = Willemsoord.
Kortom, na 1 juni 1825 bestaat er geen kolonie 4 meer.
Onderaan deze pagina wordt
beredeneerd dat de munten besteld zijn vóór de hernummering op 1
juni en geleverd een dag daarna. Vervolgens is de Maatschappij de
munten uit zuinigheid blijven gebruiken.
Opvallend is dat de opschriften overeenkomen met een aantal
moeilijk te begrijpen kaartjes van karton die zich bevinden in de
collectie van museum De proefkolonie. Die kaartjes worden
beschreven op deze
pagina.
Met alleen muntjes van 1 en ½ cent kun je natuurlijk onmogelijk
betalingsverkeer hebben. De aankoop van een half pond gele kandij,
wat in de koloniewinkel ƒ 47½ kost, zou dan betekenen dat je
minstens 48 munten nodig hebt. Voor fatsoenlijk betalingsverkeer
moeten er ook grotere waarden zijn.
En dat maakt het aannemelijk dat deze munten tegelijk met
papieren of kartonnen winkelkaarten gebruikt zijn. Wat daar ook
voor pleit is dat er bij a-l-l-e meldingen van papiergeld in de
vrije of gewone koloniën geen kleinere waarde dan 2½ cent
voorkomt.
Dat blijft zo tot eind 1842. Zie daarvoor op
deze pagina
(1821-1826), en
deze pagina
(1830-1837), en
deze pagina
(1837-1842).
Omdat er geen andere vormen, noch papier noch metaal, van 1 cent
en ½ cent aangetroffen zijn, denk ik dan ook dat de hier
behandelde munten al die tijd in gebruik zijn gebleven. Zie verder
onderaan de pagina.
Daarbij zijn de aanduidingen Kn 1', 'Kn 3' en 'Kn 4' niet
belangrijk. Op de hiervoor genoemde pagina's met winkelkaartjes is
te zien dat op die kaartjes niet staat dat ze voor een bepaalde
kolonie zijn. Je kunt ze dus in alle drie de vrije koloniën
gebruiken.
Ik ben ook nergens in reglementen of brieven tegengekomen dat de
Maatschappij er bezwaar tegen had als een kolonist uit
bijvoorbeeld Wilhelminaoord boodschappen deed in Frederiksoord.
Dat mag gewoon. Dus geeft het niet dat de aanduiding 'Kn 4' niet
meer klopt, want je kunt er gewoon in alle vrije koloniewinkels
mee terecht.
Het museum De proefkolonie heeft diverse exemplaren, maar daar
heb ik geen goede foto's van. De Nationale Numismatische Collectie
(NNC) heeft de serie helemaal compleet en de foto's daarvan plaats
ik hieronder, met daarbij vermeld de inventarisnummers en de op
hun site vermelde gegevens. Daaruit blijkt dat het hele kleine
muntjes zijn.
NNC inventarisnummer HNM-18297, diameter 19,9 mm, gewicht 0,96
gram. Er zit een gat in het midden, maar dat hoort niet, dat
hebben andere exemplaren niet. Bijvoorbeeld een ander exemplaar
van deze munt bij de NNC, inventarisnummer NM-00819, heeft geen
gat.
NNC inventarisnummer DNB-30621, diameter 22,35 mm, gewicht
2,196 gram. Ook inventarisnummer NM-00820.
NNC inventarisnummer 1978-0388, diameter 19,76 mm, gewicht 0,805 gram. Een dergelijke munt van ½ cent met het opschrift 'Kn 3' staat als standbeeld middenin de voormalige kolonie Willemsoord.
NNC inventarisnummer HNM-18298, diameter 21,7 mm, gewicht 1,80
gram. Ook inventarisnummer 1961-0074, diameter 22,16 mm, gewicht
1,365 gram.
NNC inventarisnummer HNM-18300, diameter 19,8 mm, gewicht 1,04
gram. Ook inventarisnummer DNB-30623, diameter 20,01 mm, gewicht
1,287 gram.Ook inventarisnummer NM-00821.
NNC inventarisnummer DNB-30622, diameter 23,18 mm, gewicht 2,222
gram. Ook inventarisnummer HNM-18299, diameter 22,9 mm, gewicht
1,86 gram. Ook inventarisnummer NM-00822.
Op 28 december 1842 wordt in de vrije koloniën en nieuwe serie
munten in gebruik genomen die tot 1859 zal functioneren, zie
daarover deze
pagina. In eerste instantie zit in die nieuwe serie nog geen
munt van een halve cent, zodat de hier boven afgebeelde halve
centen daarvoor gebruikt moeten worden.
Maar dat duurt niet lang. In de Geschiedkundige catalogus der
verzameling MUNTEN van Nederland, bezittingen en koloniën
bijeengebracht en beschreven door Joh. W. Stephanik uit
1888, staat dat de heer Löhnis, directeur van de koloniën van 1876
tot 1892, heeft gemeld dat 'de ouden' zich de in 1842 ingevoerde
serie wel kunnen herinneren, maar de hier boven afgebeelde serie
niet. Dus we mogen aannemen dat ze kort na 1842 niet meer gebruikt
zijn.