Naar het overzicht
van de MUNT-pagina's





De series roodkoperen en ijzeren munten die tot 24 december 1830 als betaalmiddelen worden gebruikt in de kolonie op de Ommerschans

Bij het bedelaarsgesticht op de Ommerschans zijn in gebruik lootjes van blik, om de hoeveelheid verricht werk per bedelaar te meten (zie voor een andere theorie over de blikken munten op die pagina onder het kopje 'Theoriën over de blikken munten'), en kaartjes waarmee bedelaars in de koloniale winkel boodschappen kunnen doen.

Daarnaast zijn er gelijktijdig in gebruik een serie roodkoperen munten en een serie ijzeren munten. Dat gelijktijdig gebruiken van twee series, met daarnaast ook nog eens papieren winkelkaartjes, lijkt me heel vreemd en onpraktisch en dat vindt de directie na verloop van tijd ook, zie de brief van de directeur hieronder.

WAAR VERVAARDIGD?

Volgens het Handboek van de Nederlandse munten van 1795 tot 1975, door J. Schulman, Amsterdam 1975, zijn beide series 'in de koloniën vervaardigd', maar dat geloof ik niet. Als de directeur op 24 december 1830 deze series buiten gebruik stelt en vervangt door nieuwe koperen munten, spreekt hij over het 'doen vervaardigen' van die munten.

Dus dan bewerkt men het koper niet in de kolonie zelf en het is moeilijk voorstelbaar dat men het eerst wél zelf deed.
En voor wat betreft het vervaardigen van de serie van gegoten ijzer, zie verder hieronder het kopje 'IJzergieterij'.

DE SERIE VAN ROODKOPER

Dit zijn éénzijdige munten, dus met een blanco en gladde achterkant. Volgens het Handboek bestaat de serie uit acht munten die ze de nummers 389 tot en met 395 geeft, wat dus niet klopt want dat zijn maar zeven nummers. De opgave van de directeur hieronder geeft iets andere waarden, maar die man was toen waarschijnlijk moe.
▪ ½ cent,
▪ 1 cent,
▪ 1¼ cent,
▪ 2½ cent,
▪ 5 cent,
▪ 10 cent,
▪ 25 cent, en
▪ 50 cent.

OUD KOPER

Nadat hij op 24 december 1830 de munten uit deze serie had ingenomen, liet de directeur der koloniën weten dat hij ze als 'oud koper' wilde verkopen. Dat zal de reden zijn dat er niet veel van deze serie bewaard is gebleven. In het Handboek staat geen afbeelding van een munt uit deze serie en op internet zijn er ook weinig terug te vinden.

Bij het archeologisch vooronderzoek van RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. in december 2010 zijn wel drie koperen munten gevonden, maar die behoren volgens mij niet tot deze serie en die worden elders behandeld.

Wat er dan wel is bewaard gebleven bevindt zich bij de Nationale Numismatische Collectie (NNC). Die drie munten hebben alle drie behalve de waardeaanduiding een merktekentje. Ze worden hieronder afgebeeld met de op de site van de NNC verstrekte informatie.

KOPER WAARDE 1¼ CENT

NNC HNM-18291, diameter 18,0 mm, gewicht 2,02 gram.

KOPER ACHTERKANT

Dit is dezelfde munt als die hierboven om even te laten zien dat de munten in deze serie een blanco en gladde achterkant hebben.

KOPER WAARDE 2½ CENT

NNC HNM-18290, diameter 22,0 mm, gewicht 3,67 gram.

KOPER WAARDE 5 CENT

Deze hoort er voor de experts ook bij, hoewel de achterkant niet glad is en de '5' er 'doorheen' geslagen is. NNC inventarisnummer MU-00504, diameter 24,53 mm, gewicht 3,4 gram.


KOPER WAARDE 5 CENT ACHTERKANT

Dit is de achterkant van het hiervoor genoemde exemplaar MU-00504.

DAN DE SERIE VAN GEGOTEN IJZER

De serie van gegoten ijzer bestaat uit zes munten die in het Handboek de nummers 396 tot en met 401 hebben. Dit zijn de eerste tweezijdige munten, op de ene kant staat de waarde, op de andere kant staat 'OS'.
Ze hebben, ook volgens de opgave van de directeur onderaan deze pagina, de volgende waarden:
▪ 1¼ cent,
▪ 2½ cent,
▪ 5 cent,
▪ 10 cent,
▪ 25 cent, en
▪ 50 cent.

IJZER ACHTERKANT

Van deze serie is veel meer bewaard gebleven, een paar zijn afgebeeld in het Handboek en ook elders worden er flink veel gemeld die zijn teruggevonden. Ondanks het feit dat ze, zoals de directeur hieronder schrijft, erg breekbaar waren.

Het Rijksmuseum heeft de hele serie dubbel, net als bij de blikken serie en de serie munten van de Rijksgestichten allemaal in 1885 verkregen uit een schenking van ene mevrouw J.M. van Gelder-Nijhoff. Zie op deze pagina onder het tussenkopje VAN GELDER hoe de munten in bezit van de familie zijn gekomen.

Hieronder de afbeeldingen. Eerst de achterkant, die voor alle munten dezelfde is, daaronder de voorkanten van klein naar groot, met de informatie die het Rijksmuseum er bij geeft:

IJZER WAARDE 1¼ CENT

Objectnummer NG-VG-19-28, diameter 2,9 cm, gewicht 12,80 gram. Ook objectnummer NG-VG-19-300 (diameter 2,9 cm, gewicht 14,20 gram).

IJZER WAARDE 2½ CENT

Deze is niet rond maar langwerpig. Objectnummer NG-VG-19-27, hoogte 3,1 cm × breedte 3,9 cm, gewicht 14,70 gram. Ook objectnummer NG-VG-19-299 (hoogte 3 cm × breedte 3,8 cm, gewicht 135 gram, wat waarschijnlijk 13,5 gram moet zijn) en objectnummer NG-VG-19-298 (hoogte 3 cm × breedte 3,8 cm, gewicht 14,28 gram).

IJZER WAARDE 5 CENT

Objectnummer NG-VG-19-297, diameter 3,3 cm, gewicht 16,79 gram. Ook objectnummer NG-VG-19-26 (diameter 3,3 cm, gewicht 18,16 gram).

IJZER WAARDE 10 CENT

Objectnummer NG-VG-19-25, diameter 3,8 cm, gewicht 24,99 gram. Ook objectnummer NG-VG-19-295 (diameter 3,9 cm, gewicht 259 gram, wat waarschijnlijk 25,9 gram moet zijn).

IJZER WAARDE 25 CENT

Objectnummer NG-VG-19-24, diameter 4,4 cm, gewicht 29,77 gram. Ook objectnummer NG-VG-19-294 (diameter 4,3 cm, gewicht 32,74 gram).

IJZER WAARDE 50 CENT

Objectnummer NG-VG-19-23, waarde 50 cent, diameter 4,6 cm, gewicht 312 gram, wat waarschijnlijk 31,2 gram moet zijn. Ook objectnummer NG-VG-19-293 (diameter 4,6 cm, gewicht 37,80 gram).

IJZERGIETERIJ?

Deze ijzeren serie is makkelijk te herkennen omdat er verder nooit munten van gegoten ijzer zijn geweest. Er is echter een ander probleem: er is een ijzergieterij voor nodig !! Die is er in de koloniën niet, dus de munten moeten elders gemaakt zijn.

In de buurt van de Ommerschans was er voor zover bekend geen ijzergieterij, in de buurt van de andere koloniën ook niet. De dichtstbijzijnde was in Deventer gevestigd op ca 45 km van de Ommerschans. Maar van dat bedrijf, Nering Bögel, is geen archief bewaard gebleven.

Nering Bögel had wel connecties met de koloniën en met Johannes van den Bosch. In 1829 maakten ze in Wilhelminaoord het ijzeren grafmonument voor de schoonmoeder van Johannes van den Bosch. In 1838-1840 construeerden ze de stoomspinnerij te Veenhuizen en de jaren daarna onderhielden ze die, zie in 1844 op deze pagina. en ook op deze pagina. Toen gingen ze trouwens als 'Nederburgh, Nering Bögel & Comp' door het leven.

VAN MEER NABIJ ONDERZOCHT

De directeur der koloniën woont in Frederiksoord, maar bezoekt één maal per maand de kolonie Veenhuizen en één maal per maand de kolonie Ommerschans. Zulke bezoeken duren twee of drie dagen en hij stuurt daarna een uitgebreid verslag naar de permanente commissie.

Een verslag, gedateerd 13 november 1830, dat opent met de woorden 'Van de Ommerschans zoo even teruggekeerd zijnde', bevindt zich in invnr 110, begint op scan 161 maar gaat na scan 163 verder op scan 142. Het gaat vooral over de landbouw en over het personeel, maar op scan 163 schrijft hij:

Ik heb ditmaal ook het koloniale muntwezen eens van meer nabij onderzocht en zal, op vroeger bekomen autorisatie, tot de vernieuwing der koloniale munt binnen 3 weken tijds overgaan, hetwelk, om de geringere hoeveelheid, die daarvan eigenlijk benodigd is, weinig, boven de opbrengst van het te verkoopen oud koper, aan de Maatschappij kosten zal, waarvan ik UwEdG nader behoorlijk zal verslag doen.

INGETROKKEN

Het duurt wat langer dan drie weken. Op 27 december 1830, in een brief met nummer N1441, invnr 110 de scans 677 tot en met 681, schrijft de directeur:

Ik heb de eer UwEdG te berigten, dat ik op den 24 dezer maand ook te Ommerschans de nog in gebruik zijnde koloniale munt heb ingetrokken, en voor zoo veel noodig, door nieuwe verwisseld, naar aanleiding van het door UwEdG mij indertijd opgedragen onderzoek van deze aangelegenheid.

Net als in de vorige brief legt hij helaas niet uit wanneer en waarom hem dat onderzoek is opgedragen. Daar zouden stukken bij kunnen zitten die veel vertellen over het geldverkeer op de Ommerschans. Het woordje 'ook' slaat op de omwisseling drie maanden eerder van de koloniale munt in de gewone koloniën, zie hier.

DRIEERLEI

Hij vertelt wel welke betaalmiddelen er tot nu toe op de schans circuleerden:

Die verwisseling vind ik nodig
1e. omdat er drieerlei soort van munt bestond, als: gegoten ijzeren, geslagen koperen en geschreven papieren munt,
2e. om dat van de eerste vele stukken gebroken waren, waarvoor die soort vatbaar is, en de opneming van de kas daar door moeijelijk was,
3e. om dat de munt niet naar het tiendeelig stelsel was ingerigt, maar nog stukken van 1¼ cent in omloop waren,
4e. om dat de quantiteit te groot was, om de kas in een korten tijd behoorlijk te kunnen opnemen, en
5e. om dat er geen genoegzaam aantal stukken van een kleine waarde bestonden, tot gerief van den gebruiker en den winkelier.

Over de koperen en ijzeren serie merkt de directeur verderop in zijn brief op dat het ijzer

het minst in werkelijke omloop geweest is, maar het gebruik zich bijna uitsluitend tot de koperen stukken heeft bepaald.

BROKKEN

De directeur beschrijft hoe hij bij de winkelier, de employés en de kolonisten de oude betaalmiddelen heeft ingenomen en hoe dat is verantwoord in diverse kasboeken. Voor dat laatste moeten de munten en winkelkaartjes geteld worden:

Ten aanzien der telling moet ik UwEdG mededeelen, dat eene aanzienlijke hoeveelheid brokken bijna ontelbaar was, doch welke ik, met goedvinden van den Adjunct-Directeur, zoo juist mogelijk heb gewaardeerd, door de brokken zoo goed mogelijk te schiften, naar de soorten van stukken waarvan ze waren, en door vervolgens aan te nemen dat het alle halven waren, waarna ze geteld zijn en het bedrag ligtelijk kon worden opgemaakt.

TOTALEN

Ze zijn daar zo te zien een tijdje lekker bezig geweest met die brokken ijzer, maar uiteindelijk komt er een totaaloverzicht, dat ik hieronder wel woordelijk overneem maar iets overzichtelijker weergeef dan de directeur doet. In de laatste kolom zijn tussen haakjes door mij - dat stond dus niet in het origineel - berekend hoeveel exemplaren het steeds betrof.

De eerste optelling klopt niet. Als je die bedragen optelt komt je op 916 in plaats van 925 gulden. Nouja, dat komt in de beste families voor. Waarschijnlijk zit de fout bij de stukken van 1¼ cent want die kunnen onmogelijk een totaal van ƒ 2.08½ uitmaken, dat past gewoon niet.

Ook bij de opsomming van de koperen munten lijken er foutjes te zijn. Zo is er sprake van munten van 1½ cent en die zijn er volgens de literatuur niet. Verder is er hieronder GEEN sprake van munten van ½  cent die er volgens de literatuur wel zijn en van munten van 1¼ cent die er én volgens de literatuur én volgens de afbeelding hierboven wel zouden moeten zijn.

De ingenomen munt bestond in de volgende specie:

IJzeren
Stukken van 50 centen
ƒ 370.50
(741 exx)
Stukken van 25 centen ƒ 210.75
(843)
Stukken van 10 centen ƒ 129.40
(1294)
Stukken van 5 centen ƒ  64.60
(1292)
Stukken van 2½ cent ƒ  4.37½ (175)
Stukken van 1¼ cent ƒ 2.08½ (??)
Brokken van stukken van versch. waarde
ƒ 134.29  (??)
te Zamen
ƒ 925.---



Koperen
Stukken van 50 centen ƒ 472.--
(944)
Stukken van 25 centen ƒ 242.--
(968)
Stukken van 10 centen ƒ 49.40
(494)
Stukken van 5 centen ƒ 19.25
(385)
Stukken van 2½ cent ƒ 3.52½ (141)
Stukken van 1½ en 1 cent ƒ 0.58
(??)
te Zamen ƒ 786.75½  



Papieren
Stukken van 50 centen ƒ 59.50
(119)
Stukken van 25 centen ƒ 11.--
(44)
te Zamen ƒ 70.50  



in het geheel ƒ 1782.25½ 

300 POND

Het geheel aan ingenomen munt weegt naar de schatting van de directeur zo'n 300 pond en het zit in verzegelde zakken en pakjes die met een wagen naar Frederiksoord gebracht zullen worden. Hij vraagt of de permanente commissie wil dat het naar Den Haag gezonden wordt, maar maakt daarbij de kanttekening dat hij de ingenomen koperen munten als oud koper wil verkopen.

VERVOLG

Het verslag van de directeur staat op de agenda van de permanente commissie van 11 januari 1831 N19, invnr 384. Dan wordt besloten rapporten te vragen van de Directeur voor de Administratie en de Inspecteur der Koloniën.
Die rapporten liggen voor op 31 januari 1831 N2, invnr 384. Het omwisselen door de directeur wordt goedgekeurd, maar er wordt ook 'verzocht om den chef van de Ommerschans het tekort ad ƒ 514,71 te doen verantwoorden'.

Dit past in het rijtje gruwelijke ervaringen van adjunct-directeurs op de Ommerschans met koloniale munt en de verdere gebeurtenissen staan op deze pagina.

DE NIEUWE SERIE

In zijn brief van 27 december 1830 beschrijft de directeur welke nieuwe koperen munten hij op 24 december 1830 in omloop heeft gebracht. Dat staat op een andere pagina.