Naar het overzicht
van de MUNT-pagina's
De Kruif is niet de eerste kolonist die klaagt en de permanente
commissie stelt op die vergadering van 12 februari 1821, invnr 38,
vast dat 'klagten van dien aard zeer schadelijk zijn voor de
belangen der Maatschappij'. Daarom wil ze toe naar een systeem
waarbij kolonisten die het buiten hun eigen schuld erg arm hebben,
onder curatele worden gesteld en 'alsdan zullen genieten de gewone
verstrekking van 6 pond brood daags, 4 schepels aardappelen
s'weeks, en 25 stuivers aan kaartjes'.
Ze laat dat weten aan de directeur der koloniën. Die reageert 15
februari, maar die brief wordt ter afdoening meegegeven aan
Johannes van den Bosch die een dezer dagen naar de kolonie
vertrekt en zal daarom wel nooit teruggevonden worden.
Op dit moment bestaan alleen de kolonies Frederiksoord (kolonies
1 en 2) en Willemsoord (kolonie 3) en dus is dit systeem bedoeld
voor de daar wonende vrije kolonisten.
Volgens het brievenboek met invnr 19 schrijft Johannes van den
Bosch op 28 februari 1821 dat hij in Frederiksoord is,
'mededeelende berigten omtrent deszelfs gehad hebbende reis en de
onbevaarbaarheid der Zuiderzee'. Er is rond die tijd sprake van
'op elkander gedreven ijsschotsen' in de havens rond de Zuiderzee.
Johannes neemt onderdak in een logement te Steenwijk vanwaaruit
hij de volgende vrije kolonie Wilhelminaoord gaat stichten (eerst
kolonie 4, vanaf 1 juni 1825 kolonie 2). Maar hij zal deze dagen
ook met zijn broer Benjamin, die dan nog directeur der koloniën
is, en de algemeen boekhouder William Reese het systeem van onder
curatele-stelling en kaartjes in het leven roepen.
Hoe precies valt niet te achterhalen. De kosten van het drukken
van de kaartjes zijn weggewerkt in de post 'loopende uitgaven' van
de directeur. De enige bewaard gebleven kaartjes die in aanmerking
komen deze periode te rouleren zijn de kaartjes afgebeeld op deze pagina. Maar
zekerheid dat die het zijn hebben we niet.
Vanaf dit moment komt de term 'curatele' wel eens voor in de
brieven van directeur Benjamin van den Bosch, bijvoorbeeld in een
brief van 30 maart 1821, invnr 56. Hij vermeldt echter niet welke
gezinnen het betreft. Alleen Johannes van den Bosch meldt in een
brief op 16 maart 1821, ook invnr 56, dat zijn bijna-naamgenoot
proefkolonist Johannes Bosch onder curatele staat.
Dan treedt in april 1821 Benjamin van den Bosch af als directeur,
Johannes van den Bosch gaat wonen in Huis Westerbeek in
Frederiksoord, zie de bewijsvoering daarvoor op deze pagina, en
de nieuwe directeur is Wouter Visser. Het regelmatige mondelinge
overleg tussen Johannes en Visser komt de schriftelijke
verslaglegging niet ten goede, maar uit Vissers brieven blijkt wel
dat het systeem volop functioneert.
Zo schrijft hij op 17 mei 1821, invnr 57, als hij reageert op klachten van een andere kolonist:
Diegenen der kolonisten welke onder toezigt staan ontvangen een gedeelte hunner verdiensten in kaartjes; doch dit heeft geen plaats gehadt bij het bewuste huisgezin, uit hoofden deszelfs voordeligen toestand.
Acht dagen later, 25 mei 1821, wordt de groep mensen die in kaartjes betaald worden uitgebreid door het 'Besluit der Permanente Kommissie, wegens het misbruik van sterken drank in de koloniën'. Dat besluit moet zich bevinden in invnr 960, het mapje 'Besluiten en nota's 1821', maar daar hebben we niet gekeken, want het staat ook afgedrukt in het augustus-nummer van het maandblad de Star op pagina 628-629.
De PERMANENTE KOMMISSIE,
met leedwezen ontwarende, dat vele Kolonisten zich schuldig maken aan het misbruik van sterken drank, en overwegende dat hetzelve volstrekt behoort te worden geweerd,
heeft besloten, gelijk dezelve besluit bij dezen:
1e. Alle Kolonisten, die overtuigd worden van zich schuldig te maken aan het misbruik van sterken drank, zullen, behalve de straffen, hun door den Raad van Policie op te leggen, geene uitbetaling van geld meer erlangen, en alleen betaald worden in kaartjes, welke bij de boekhouder niet tegen geld zullen kunnen worden verwisseld, maar alleen in den winkel der Kolonie zullen worden aangenomen.
2e. Voor zoo verre een Kolonist, in deze termen vallende, wekelijksche kaartjes mogt overhouden, en hij verkiezen mogt, daarvoor eenig geoorloofd objekt buiten de Kolonie te koopen, zal men hem, al waren die ook in den winkel der Kolonie te bekomen, de gelegenheid geven, en zal er te dien einde één dag in de week bepaald worden, dat zoodanige Kolonisten, van hunnen Wijkmeester vergezeld, het noodige zullen mogen gaan koopen buiten de Kolonie; de koop zal door den Kolonist, ten overstaan van den Wijkmeester, geschieden, de betaling door den laatsten, en zal daarvoor eene gelijke waarde in kaartjes worden afgegeven;
wordende de Onder-Direkteurs, Wijk- en Sektie-meesters bij herhaling gelast toe te zien, dat het gebruik van sterken drank volstrekt uit de Koloniën worde geweerd: zullende dit Besluit op het appel aan de Kolonisten worden kennelijk gemaakt.
Aldus gearresteerd in de Vergadering der Permanente Kommissie, den 25stcn Mei 1821.
(Get.) P. VAN HEMERT, Sekretaris.
Voor eensluidend afschrïft.
W. A. OCKERSE, 2de Sekretaris.
Daarmee zijn er nu twee groepen kolonisten in de vrije koloniën
die hun loon of een gedeelte van hun loon ontvangen in
winkelkaartjes:
● Kolonisten die buiten hun schuld in armoede verkeren (het gaat
nadrukkelijk om buiten hun schuld, bijvoorbeeld door ziekte; als
een kolonist door eigen schuld, zoals luiheid, in armoede
verkeert, wordt hij voor de Raad van Policie gesleept en verbannen
naar de strafkolonie op de Ommerschans).
● Kolonisten die zich hebben schuldig gemaakt aan het misbruik van
sterke drank.
Intern in de organisatie is het dus al bekend en de kolonisten
hebben het volgens het besluit te horen gekregen op het
ochtendappel, maar in augustus 1821 wordt het beleid ook naar de
buitenwereld gecommuniceerd. Zoals gemeld wordt het bovenstaande
besluit gepubliceerd in de Star en in datzelfde
augustus-nummer staat ook een beschrijving van de 'Huishoudelijke
inrigtingen der koloniën, volgens de jongste bepalingen der
Permanente Kommissie' op pagina 569 en verder. Daarin onder meer:
De Maatschappij van Weldadigheid verstrekt aanvankelijk, en verzekert ook voor volgende jaren, aan ieder huisgezin, in de Kolonie opgenomen, 6 pond roggebrood (hier en verder denke men aan ponden oud gewigt) daags; verders iedere week 4 schepels aardappelen, en 25 stuivers tot aankoop van winkelwaren, die in kaartjes, van één of twee stuivers ieder, worden uitgereikt, en in den winkel tegen kontant geld gangbaar zijn.
Deze kaartjes kunnen tevens bij den Onder-direkteur tegen kontant geld verwisseld worden, zoo de Kolonisten genegen zijn, elders eenige winkelwaren te koopen, waartoe hun een dag in iedere week de gelegenheid verschaft wordt, onder voorwaarde nogtans, dat liet door hen op deze wijze gekochte, bij de terugkomst in de Kolonie, aan den Wijkmeester hunner Wijk moet worden vertoond.
Zoodat de wekelijkfche verftrekking aan geldswaarde bedraagt
voor brand ƒ 1.05
aardappelen - 1.40
kaartjes voor winkelwaren . - 1.25
kleedingfiukken - 2.33
Totaal . 6.03
Twee dingen vallen op. Tot nu toe ging het over twee groepen
kolonisten die in kaartjes betaald worden, in bovenstaande
fragment lijkt het te gaan over a-l-l-e kolonisten.
Het andere opvallende zijn de denominaties. Met alleen kaartjes
van één of twee stuivers kun je alle tussenliggende bedragen niet
bereiken en om het totale weekloon te betalen, dat volgens deze opgave
gemiddeld boven de acht gulden zou liggen, heb je hele stapels
nodig.
In het volgende nummer van het maandblad, september 1821, komt het onderwerp terug in het door Johannes van den Bosch geschreven 'Algemeen Verslag der Permanente Kommissie, uitgebragt ter vierde Algemeene Vergadering der Kommissie van Weldadigheid, in 's Gravenhage, den 16den augustus 1821'. Op pagina 650-651 schrijft hij:
Het zedelijk gedrag der kolonisten, hoewel van velen zeer prijzenswaardig, is echter bij allen niet geweest, wat het had behooren te zijn; eenige hebben zich, lijnregt strijdig met de Reglementen, schuldig gemaakt aan het gebruik van sterken drank, dat reeds eenigermate tot misbruik had aanleiding gegeven.
Hieromtrent, echter, zijn voldoende maatregelen genomen; ieder, die zich verders hieraan schuldig maakt, wordt in het vervolg slechts met eene papieren munt betaald, die alleen gangbaar is bij den winkelier in de kolonie;
één dag in de week kan hij, vergezeld van een' Onder-officier, elders gaan koopen, wat met het overschot van zijn papieren geld, tegen zilver bij den boekhouder verwisseld, betaald kan worden.
Over alle produkten van veld-arbeid is tevens den schuldigen de administratie ontnomen, zoodat hij, door gebrek aan specie, eene neiging opgeven moet, in het algemeen even verderfelijk voor de gezondheid dezer klasse van menschen, als voor de welvaart hunner huisgezinnen.
Hier gaat het dus weer alleen over drankzuchtige kolonisten.
Opvallend is dat de onder curatele, ook wel aangeduid als 'onder
toezigt' of 'onder administratie', gestelde kolonisten naar buiten
toe nergens genoemd worden. Blijkbaar wil men niet aan de grote
klok hangen dat koloniebewoners het heel erg arm kunnen hebben.
Terwijl uit brieven blijkt dat het vooral om hen gaat. Waarbij de
nadruk ligt op de 'huisverzorgers'. Huisverzorgers zijn mensen met
geen of weinig eigen kinderen die passen op een hoeve met zes
weeskinderen. In tegenstelling tot wat hiervoor staat hebben zij
blijkbaar recht op 30 stuivers (en geen 25) aan kaartjes.
De subcommissie Amersfoort schrijft op 12 november 1821, invnr
59 scan 643:
De weduwe Ouwerkerk, die als huisverzorgster met de van Heeren Regenten van het weeshuis alhier overgenomen kinderen in de kolonie is, heeft met verlof alhier geweest, en ons berigt, dat zij, wat aangaat de voeding als andersins, te vreden zijn moest, doch dat zij wekelijksch aan kaartjes slegts voor 30st ontving, waarvan zij 8st voor turf en gedurende eenigen tijd, ook 2st voor het hoeden der schapen moest afgeven waardoor zij dan voor 7 hoofden voor zout, zuur, zeep, licht koffij en andere kleinigheden slegts eene gulden overhield, waarmede, zij zegt, niet rond te kunnen schieten,
Directeur Visser reageert daar op 22 november 1821 op, invnr 59
scan 710, met de melding dat
het niet is te ontkennen dat men gedurende eenige weken van gepasseerd voorjaar, kaartjes heeft ingehouden, ter betaling van ontvangen turf, doch dit heeft geheel opgehouden, zoodra die schuld is gebragt geworden, op de rekening van directe schuld bij de Maatschappij, zoodat de weduwe Ouwerkerk, gelijk alle andere kolonisten, reeds voor langen tijd hare volle verstrekking gelijk dit bij onderscheidene besluiten is bepaald, heeft genoten.
Johannes van den Bosch heeft het ook vooral over huisverzorgers
als hij op 3 december 1821, invnr 59, schrijft:
Wij hebben thans meerdere personen in de kolonien die door ligchaamsgebreken buiten staat zijn de kost te verdienen en die het op de gewone verstrekking van brood, aardappelen en kaartjes geheel laten aankomen.
Directeur Visser heeft het 23 januari 1823, invnr 64, over de
huisverzorgers Smit en Ydema, die bij hun subcommissie geklaagd
hebben:
Voor eerst merk ik aan dat Smit in zijne brieven slegts hier en daar als met moeite - om dat hij het toch doen wil - een klaagtoon doet horen; terwijl voor het overige die beide brieven vol zijn van bewijsen dat hij en zijn huisgezin alles genieten wat bij de reglementen is bepaalt, namentlijk aardappel brood, vlees, kaartjes en kleding.
(...)
Ydema heb ik zelf voor mij doen komen, en deezen heeft op de vragen, ontvangt gij geregeld de 8 pond brood daags? Hebt gij genoegzaam aardappelen? Wordt het vleesch op zijn tijd en in de vereischte hoeveelheid aan uw verstrekt? En ontvangt gij daar en boven voor 30 stuiv. kaartjes per week? Volmondig ja geantwoort.
De subcommissie van weldadigheid Harlingen schrijft november
1823, gevoegd bij een brief van directeur Visser van 24 november
1823, invnr 67:
Bij ons heeft zich vervoegd de huisvrouw van Anske Dijkstra, huisverzorger in de kolonie Willemsoord, welke te kennen heeft gegeven, dat op den 11 dezer de gewone ander aan haar uitgereikt wordende kaartjes niet waren verstrekt, en dat volgens opgave van den wijkmeester dezelve algemeen en voor het vervolg zouden worden ingehouden, dat zij daardoor in de grootste verlegenheid zich bevonde, zijnde nu volstrekt buiten staat de zich haar toevertrouwde wezen van het nodige te voorzien, daar zij van geen enkel brood, aardappelen en 12? pond vleesch per week kunnen leven, aangezien zij nu niets in handen heeft nog van de oververdiensten der kinderen te wagten, om zelfs in de noodzakelijkste behoeften van zout, zeep, olie enz. te voorzien, waarom zij dan zoo mogelijk onze ondersteuning verzocht of wel dat haar de gewone kaartjes weder mogten worden gegeven.
Kortom, het zijn steeds bepaalde groepen kolonisten bij wie het
begrip 'kaartjes' genoemd wordt en bij het merendeel van de vrije
kolonisten hoor je er nooit over. We denken dus, maar het is
lastig daar zekerheid over te krijgen, dat niet alle vrije
kolonisten in de jaren tot 1825 in winkelkaartjes uitbetaald
krijgen, in tegenstelling tot de in 1822 gestarte Ommerschans en
het in 1823 gestarte Veenhuizen, waar vanaf de start alles in
koloniaal geld wordt uitbetaald.
We denken dat in de vrije koloniën pas volledig op koloniaal geld
wordt overgeschakeld na het besluit van 10 mei 1825 om eigen
koloniale winkels op te richten, zie daarvoor deze pagina.
Eén ding is wel duidelijk: in tegenstelling tot wat in veel
literatuur beweerd wordt was het NIET vanaf het allereerste begin
de bedoeling om een eigen geldsysteem in de koloniën te creëren.
Het idee komt pas op na tweeënhalf jaar kolonisatie.