Naar het overzicht
van de maandbladen
Een nieuwe naam, een nieuw begin, nieuwe kansen. In de
aankondiging van de herstart wordt gemeld dat het de bedoeling is
in het nieuwe blad 'meer omstandige berigten uit de kolonien te
leveren'.
En inderdaad: 1827 is een van de interessantste jaargangen in de
geschiedenis van de maandbladen van de Maatschappij. Met niet
alleen ontzettend veel informatie over de koloniën, maar ook heel
veel prenten. Volgens mij moet het qua lithografie en drukken ook
een bijzonder duur jaar geweest zijn!
In het septembernummer heeft de redactie het daar ook over bij het
plaatsen van een tekening van het tweede gesticht te Veenhuizen:
'Hoe vele kosten zulks ook moge veroorzaken (...)'. Ik denk dat op
dat moment de permanente commissie al op de rem aan het drukken
is.
pagina 1-5 Over dit nieuwe blad.
Daarna volgen de inteekenaren, drie lijsten,. Eerste lijst 342
inteekenaren, tweede 215, derde (met veel afdelingen van het Nut)
115, totaal 672.
Bij de gedichten staan ook enkele kolonieliederen.
pagina 74 Berigten wegens den staat der Maatschappij, en
uit de koloniën.
Kort geschiedkundig overzicht, met dan een lijst van plaatsen van
herkomst van koloniebewoners, behalve wezen te Veenhuizen,
veteranen en bedelaars.
Dan stuk over de manieren van opnemen. Ander woord voor vrije
kolonien = de gewone of eerst gevestigde kolonien. Verdienstelijke
poging tot uitleg.
pagina 82 Berigten uit de koloniën, waarin directeur
Visser, zonder kraak of smaak en nagenoeg elke maand met dezelfde
formuleringen de gezondheidstoestand van de kolonisten en het
verrichte werk beschrijft.
Een bouwboerzoon bij de schans heeft geld van zijn vader ontvreemd
en koeien op stal mishandeld. Hier staat ook waar de vrije
kolonisten qua verstrekking recht op hebben.
De weezen worden drie malen daags gespijzigd. des middags bekomen
deze 1 ½ Nederlandsche ponden goede vaste spijs, uit aardappelen
en groenten bestaande, waarin 1/3 oude ponden vleesch of spek; -
des morgens en 's avonds meestal pap of brei van boekweite of
roggemeel met karnemelk en eene boterham; en wanneer de melk mogt
ontbreken, somtijds gort of ook wel koffij of zoete melk met
gekookt water en eene boterham; in dit laatste geval ¾ Nederlandse
ponden brood daags.
De niet-landbouw activiteiten zijn:
- spinnen van wol en vlas;
- weven;
- maken van schoenen en van allerhande in de Kolonien
gebruikelijke kleedingstukken;
- braken en zwingelen van vlas.
pagina 87 Van Wolda over het kerstfeest 1826. De vrije
kolonisten vieren het nu stichtelijker dan eerst. Dat komt niet
alleen door de natuur, maar ook door de sociale controle hier. Er
kan minder buitenspoorigheid bedreven worden die bedekt blijft
voor de wereld
pagina 92 Een bevolkingsoverzichtje.
Ommerschans-gesticht per 31-12 901 inwoners, 3 sterfgevallen
pagina 174-178 Berigten wegens den staat der Maatschappij
en uit de koloniën
In het bedelaarsgesticht te Ommerschans stierven in de maand
Januarij dezes jaars weder meer menschen dan in de maand December
1826, doch ging derzelver getal het gewone van dat Gesticht niet
te boven; thans zijn aldaar weder weinig zieken, voor wier herstel
men zoude behooren te vreezen. -
Intusschen zijn de ziekenzalen als bevolkt met voorwerpen, zoo
volwassenen als kinderen, die door hunne voorgaande verwaarloosde
leefwijze, of welke andere oorzaken ook, met de afzigtelijkste
uitwendige hoofdziekte behebt zijn; dezulken worden allen zeer
naauwkeurig nagegaan en, zonder onderscheid, geneeskundig
behandeld;
velen derzelven erkennen reeds dankbaar de zorgen, ook in dit
opzigt aan hen betoond. vooral bij de kinderen is dit zigtbaar;
velen dier ongelukkigen, bij wien het gevoel van schaamte zich
naauwelijks begon te ontwikkelen, of anderen, welke hetzelve nog
niet geheel hadden verloren, waren verlegen, om in de school of
kerk hunne hoofden te ontblooten, terwijl zij thans met blijdschap
hunnen goeden meester toeroepen: “Meester! zie nu mijn hoofd eens;
nu durf ik mijn'pet afzetten,”
(...)
Op deze wijze zullen dus die kinderen, doelmatig van hunne
ontaarde ouders gescheiden, van een kwaad worden genezen, dat hen
bijna voor elke eerlijke bestemming onbekwaam maakte, en eenmaal
(hiervan houden wij ons verzekerd) zullen deze kleinen het
oogenblik zegenen, waarop zij in het anders dikwijls verachte en
miskende bedelaarsgesticht te Ommerschans werden opgenomen.
(...)
... lang aanhouden der vorst...
(...)
Het is merkwaardig, dat zoo weinig bedelaars worden aangebragt,
waaruit wij intusschen niet zonder grond tot de goede uitwerking
van het Bedelaarsgesticht, de vermindering der bedelarij namelijk,
mogen besluiten.
pagina 179 Bevolkingsoverzicht. Ommerschans-gesticht 8
doden, 964 inwoners. Veenhuizen-2 662 bedelaars.
pagina 180-183 Beschrijving van Veenhuizen- 3 met erachter
plattegrond
pagina 253 -270 Over de veteranen, waarbij
pagina 263-264 = Naamstaat veteranengezinnen.
Eerst brief van prins Frederik aan de Luitt-Generaals enzv.
Het gaat erom 'trouw gediend hebbende militairen, die
niet meer tot den activen dienst geschikt zijn, met eene
verzorging in de Koloniën der Maatschappij van Weldadigheid te
beloonen'.
Verderop is sprake 'van 's Konings vaderlijke zorgen voor
het welzijn van den ouden, verminkten of verzwakten krijgsman'...
Eerst strekt het zich alleen uit tot de gehuwde manschappen...
Zo'n verzorging moet de vrijwillige dienstneming
bevorderen, het hoort bij de 'middelen, welke als
aanmoedigend voor den dienst zijn op te geven.'
Daarna noemt hij de voordelen, vooral door uit het contract te
citeren.
Prins Frederik bevindt zich (naar het schijnt vrij kort
pas) in een dubbelpositie als kommissaris-generaal van oorlog EN
voorzitter MvW.
Dan volgt:
'Kort Verslag van de staat der inkomsten en voorregten,
huishouding en leefwijs der Veteranen-Huisgezinnen, gevestigd in
de Koloniën der Maatschappij van Weldadigheid te Veenhuizen'.
(door directeur Visser, 10 februari 1827)
Ook hij gaat in op de winkelwaren, blijkbaar een heikel punt
(zie ook Thonhäuser hierna).
Daarna volgt
'Naam-Staat der Veteranen Huisgezinnen in bovengemeld Gesticht' .
Daarna
'Naam-Staat der Hoofden van de Veteranen Huisgezinnen, met
aanduiding der wekelijksche vaste verstrekking aan die
huisgezinnen' .
Dan
'Staat der Verdiensten van de Veteranen Huisgezinnen aan Veld-,
Fabrijk- en verschillenden arbeid', gevolgd door een staatje
'Naamlijst der Anbtenaren uit de Veteranen'.
Alle staatjes zijn ondertekend door Thonhäuser en daarna volgt
zijn verslag:
Verslag van den Officier-Kommandant der Veteranen-Huisgezinnen
in het 2o Gesticht der Kolonie Veenhuizen, aan den Heer
Direkteur der Koloniën te Frederiksoord.
Het gedrag der Veteranen is onbesproken en voorbeeldig en heb ik
tot hiertoe over geen een de minste klagten te voeren, ook nog
geen enkelde klagte, het zij van bestuurderen, het zij van anderen
over hun bekomen: – onder de vrouwen zijn eenige weinigen die
beter konden zijn, echter weet ik dezelve in order te houden.
Klagten zijn er in den waren zin niet, in 't algemeen heerscht er
een volkomen te vreedenheid, en erkennen de Veteranen met innige
dankbaarheid de vaderlijke zorg van Z. M. onzen geëerbiedigde
Koning en het goede, welke, om hun in de Kolonièn der Maatschappij
te plaatsen, niet alleen voor hun zelve, maar ook voor hunne
vrouwen en kinderen gelegen is.
De eenigste en ook de dagelijksche wensch der Veteranen is, om
alles wat zij, zoo wel voor de huishouding als ook tot verkwikking
voor hunne kindertjes benodigt zijn, ten allen tijde, zonder
belemmering en zonder eigenzinnige bepalingen van de zijde des
winkeliers, te kunnen kopen, vermits zij met het Koloniale geld
nergends anders te regt kunnen komen, in dezen wensch is vooral
meede begrepen, zuiker en sierop, en Wel Edel Gestrenge Heer, deze
twee ingretienden zijn niet alleen voor kindertjes, maar ook waar
ziekken zijn onmisbaar; dat er veel kinderen en waaronder nog zeer
jongen zijn, Is Uw Wel-Ed. Gestr. bekend, maar er is onder de
huisgezinnen, welke van Delfzijl gekomen, geen een, of er bevinden
zig ziekken met koortsen, willen dezelve nu wat zuiker of sierop
hebben, dan moeten ze om premissie briefjes, en zoms vergeefs
lopen, dit stuit hun eenigzints.
Alles, zoo wel mannen, als vrouwen en kinderen, legt zig toe om te
arbeiden en iets te verdienen, uit de werkstaaten zal Uw Wel-Ed.
Gestr. ontwaren, dat hun verdiensten hoe langer hoe meer
vermeerderen en die met het aanstaande goede jaargetijde nog
verhogen zullen, die geene, welke het een of andere werk, bij
voorbeeld, spinnen, weven of veldarbeid niet kunnen, zoeken het te
leren: – Men wenscht, dat er ook met breijen iets verdiend konde
worden, vermits differente vrouwen en dogters het Kunnen.
Doordien het schijnt, Uw Wel-Ed. Gestr. intentie is, de veteranen
ook met Koloniale emploijen te begunstigen en den Heer Adjunkt
Direkteur absent is, ben ik zoo vrij Uw Wel-Ed. Gestr. indagtig te
maken, dat, indien den Wijkmeester Bakes, zoms winkelier wierd, de
Post van Wijkmeester zeer geschikt voor een Onderofficieren was.
Tot portier, in plaats van Koster, die, zoo als mij gezegd,
afgaat, ben ik zoo vrij voor te dragen den Sergeant Tiggelkamp,
een zeer geschikt man en van een onbesproken en zedeliljk gedrag,
doch door verlamming der regterhand tot arbeid ongeschikt is.
Voor veldwachters vermits er (zoo als mij gezegd) nog twee
plaatsen vacant zijn, den Korporal Bosman en Fusilier Le Bruin.
Uit den betalings-staat der Koloniale geëmploijeerden zal Uw
Wel-Ed. Gestr. ontwaren, dat den Administrateur het minste van
allen bedeeld is, ben dus zoo vrij, dien aan Uw Wel-Ed. Gestr.
voor eenige verbetering te recommanderen.
De godsdienst wordt zoo wel door Protestanten als roomschen naar
behoren waargenomen.
De school word door de kinderen dagelijks en met vreugd bezogt.
De Officier Commandant
(Get.) J. Thonhäuser
pagina 271-275 Verschillende berigten omtrent de
Maatschappij
Giften, legaten, contributie corps mariniers, ledenwerving Kampen,
Dokkum
pagina 274 Een oproep dat subcommissies geen reispenningen
moeten geven aan employees of kolonisten, hoe post aan de PC
verzonden moet worden, de melodie voor het kolonistenlied, en
aankondiging van de plaat
pagina 276-279 Kolonie + plaat Veenhuizen-3
In de Ommerschans is, gedurende de maand Februarij, geen der
kolonisten gestorven, en zijn ook nu nog geene zieken, voor wier
herstel men behoeft te vreezen; ook de behandeling der hoofdziekte
geschiedt steeds met het beste gevolg, zoo dat dezelve in het
Bedelaarsgesticht weldra niet meer zal worden gevonden; nog nimmer
hadden wij het genoegen, een zoodanig gunstig bericht ten dezen
aanzien te kunnen geven.
er is sprake van het ingevallene dooiweder
pagina 280 Bevolkingsoverzicht. Ommerschans-gesticht 958
inwoners, geen doden. Hier staan de namen van de overledenen.
pagina 347-359 Berigten wegens den staat der Maatschappij
en uit de koloniën en plaat van koloniewoning Wortel
pagina 347 Ene C. Veenendaal uit Den Haag doet een
vriend verslag van het begeleiden van de kinderen naar
Veenhuizen
Geachte vriend!
Gaarne voldoe ik aan uw verlangen, om u iets te melden aangaande
de Koloniën Veenhuizen en Frederiksoord. Gij wist dus reeds, dat
ik op der Regenten verzoek de kinderen derwaarts heb begeleid? ...
Het is u bekend, reeds sedert een geruimen tijd verlangde ik eens
van naderbij bekend te worden met eene inrigting, waarover de
oordeelvellingen zoo verschillend zijn; daar men zoo veel vóór en
tegen gesproken heeft, en daarom verheugde het mij, dat ik door
deze gelegenheid, mijnen wensch, nog eerder dan ik gedacht had,
kon bevredigen.
Des morgens zeer vroeg, kwam het transport-schip voor het
Godshuis, en ik begaf mij, met anderen, die mede van stadswege het
bestuur over deze bezending hadden, aan boord. -
Verbeeld u het ruim van een schip, gevuld met ongeveer 80
kinderen, en gij beseft welk een gejoel!
De wind was ons gedurende de geheel reis recht tegen, zoodat wij
twee etmalen langer, dan wij gedacht hadden, op de Zuiderzee
moesten zijn;
die zou ons voorzeker nog meer verveeld hebben, hadden wij niet
vier- of vijfmaal daags bezigheid gevonden, in het toedienen van
voedsel en drank aan de kinderen: voor zoo vele monden is er nog
al wat noodig!
Dan, eere hebbe het Stads-bestuur, in deze behoefte was zoo ruim
voorzien, dat wij, niettegenstaande dit ongedacht verwijl, tot
onze aankomst in Blokzijl, overvloed van spijs en drank
hadden. -
Gij zoudt met genoegen gezien hebben, hoe het kleine hongerige
volk het wittebrood met ossengehakt of kaas, en de warme dranken,
welke wij hen toedienden, met graagte nuttigden;
allen waren vrolijk en tevreden, en niet één, die niet volkomen
gezond aan wal stapte.
Niettegenstaande dit, waren wij allen toch regt blijde, dat wij de
haven van Blokzijl binnenliepen;
jammer maar, dat wij door het lage water (de bestendige oostewind
had de haven bijna ledig gejaagd) verhinderd werden, de kinderen
aan wal te zetten, ten einde zich eens regt te verwarmen.
Wij hadden anders zoo gaarne van de menschlievende aanbiedingen
der goede Blokzijlers gebruik gemaakt, die de geheele menigte dien
nacht kosteloos bij zich wilden herbergen;
het was mij zoo regt goed bij de welmeenende aanzoeken der
ingezetenen, om toch de kinderen dien nacht ter hunner verzorging
te laten.
Deze wilden er acht, die tien, een ander twaalf
hebben; een burger-Jood (de menschheid verloochent zich toch niet)
wilde zijne SARA gaan zeggen, dat zij voor een half dozijn
kinderen pannekoeken zouden bakken!
Wat dunkt u, mijn vriend, hoort ge niet gaarne zulke
ondubbelzinnige blijken van menschenliefde, en hebben zulke lieden
niet alle aanspraak op ons medelijden en onze hulp, wanneer zij
door watersnood of andere rampen bezocht worden?
Wij moesten dus tot Steenwijk doorvaren, eer wij de
kinderen het genoegen konden gunnen, om zich eens te verwarmen;
doch langer dan een paar uren mogt dit niet duren, wijl wij dien
avond Veenhuizen nog wilden bereiken.
De wagens werden inmiddels besteld, en 's morgens om tien uren was
de karavaan reeds in aantogt naar Veenhuizen, dat wij dien dag
tijdig bereikten.
Reeds op meer dan een uur afstands ziet men de gebouwen, ten
minste derzelver daken.
((hier gaat hij nog even door over het gebouw en over het
gebied))
Al aanstonds, nadat wij den Directeur van onze aankomst hadden
verwittigd, en de door ons begeleide kinderen aan derzelver nieuwe
opzieners hadden overgegeven, gingen wij, na heusch verlof, de
verschillende zalen, vertrekken enz rondwandelen, en, zoo veel ons
doenlijk was, bezien.
Het voorname doel van mijne reis, was de inrigting zelve nader te
leeren kennen. -
Het was zaturdag namiddag; wij konden dus niets van den
veldarbeid, maar des te beter het verblijf der kinderen en het
gesticht zelve zien.
Overal, in elk vertrek, in de slaapzalen zoo wel als in de
keukens, in de kelders zoo wel als in de provisiekamers heerschte,
bij de beste order, de grootste zindelijkheid,
wij ademden overal een frissche lucht in.
Gij gevoelt, dat deze reinheid, gevoegde bij de gematigde
leefwijze en den vrijen veldarbeid, den weldadigsten invloed op de
gezondheid der kinderen moet hebben, en inderdaad deze vertoonde
zich ook op het blozend gelaat derzelve;
de opgeruimdheid en levenskracht blikten allen de oogen
uit –
allen zeg ik, want weet, dat, bij eene bevolking van 1500 zielen,
slechts zeven kinderen, die zelfs maar ongesteld waren, zich in de
ziekenkamer bevonden: Kan er een sprekender bewijs zijn voor de
welgeordende ligchamelijke opvoeding?
Met innige blijdschap zag ik nu die kinderen, die, een of twee
jaren geleden, reeds derwaards vertrokken waren, en die ik zoo van
nabij gekend had.
Zij hingen mij, door de vreugde des wederziens vervoerd, aan arm
en hals, sommigen gingen met ons het gesticht rond: van tijd tot
tijd vroeg ik deze en gene mijner oude bekenden, hoe het hun hier
beviel? (zij waren met mij alleen) en een hartelijk gemeend "Best!
Allerbest!" was steeds het antwoord.
Zij verzekerden mij, ook zonder dat ik hen daarnaar vroeg, dat zij
zulke goede vaders en moeders hadden; dat zij zulke goede spijs
ontvingen enz. trouwens hunne blozende koppen zouden mij dit
gezegd hebben.
(...)
Ik laat de resultaten van mijn geschrijf aan u zelven over –voor
mij, ik zal mij steeds verblijden over inrigtingen, welke ik heb
leeren kennen als zoo doelmatig voor de opkweeking en vorming van
Nederlands hulpbehoevende weezen:
ik ben genezen van mijn vooroordeel, en zeg, waar het pas geeft
aan ieder, die nog ongunstig denkt over die koloniën: “ga en
zie!”want ik ben verzekerd, dat elk, die derwaards gaat en
onbevooroordeeld ziet, met mij zal uitroepen: heil het volk,
dat bij zulke onbekrompene milddadigheid, tevens zulke verlichte
en wijze regenten heeft, die de offers van Christelijke liefde
zoo doelmatig weten te besteden!
pagina 352 Berigten omtrent de Maatschappij in het algemeen
In de Ommerschans zijn er de afgeloopene maand 2 personen
overleden, terwijl het getal der zieken aldaar zeer gering is, en
zelfs niet één gevaarlijk; wij kunnen ons niet genoeg verblijden
over dezen tegenwoordigen gunstigen toestand in dat gesticht,
vooral als wij denken aan de menigte zieken en het overlijden,
gedurende de maanden Maart, April en Mei des voorleden jaars; het
moet iederen onpartijdigen en weldenkenden beschouwer zoo wel als
ons, eene aangename gewaarwording veroorzaken, te zien het gezond
en sterk uitzigt der bewoners van genoemd gesticht; welk gevoel
zeer zeker wordt verhoogd, wanneer men slechts enigszins of van
nabij bekend is, met de ziekelijke en zwakke ligchaamsgestellen
derzelver bij hunne aankomst.
… algemeen schoone weder sedert eenigen tijd...
pagina 360 Bevolkingsoverzicht, Ommerschans-gesticht 991
inwoners (weer weinig aangebragt)
Plaat Veenhuizen-3
pagina 425-431 Berigten wegens den staat der Maatschappij
en uit de koloniën
Brief van een onbekende over de heimelijke tegenwerking tegen de
MvW, gaat vooral over de kindergestichten
pagina 432 Verslag wegens de Protestantsche en R, K. Kerken in
de Kolonie Veenhuizen, Provincie Drenthe, alsmede omtrent de
woningen der Geestelijken van de beide Gezindheden aldaar.
De Protestantsche en R. K. Kerken, benevens de woningen der
beide Geestelijken, afgebeeld op de in dit nummer gevoegde plaat,
zijn gebouwd in de nabijheid van de hoofdvaart der Kolonie Veenhuizen,
welke gemeenschap heeft met de Norgervaart en door middel
van deze met de Zuiderzee.
De R. K. is het eerst voltooid geweest en wij geven daarom eerst
verslag van dezelve.
Zij heeft eene langwerpig vierkante gedaante.
De lengte is Ellen 22,5 buiten werks.
De breedte is Ellen 10,3 buiten werks.
Aan het eene einde is een portaal ingedeeld, en boven hetzelve een
koor of galerij ter breedte van de diepte des portaals.
De grondvesten, op het vaste zand geplaatst, zijn in aanleg zes
steenen dik; vervolgens is iedere laag met een halven steen
verminderd tot op de zwaarte van twee steenen, waarmede het
muurwerk negen palmen is opgetrokken; daarna met anderhalven steen
tot boven aan ter hoogte van Ellen 5,4.
De drie benedenste lagen der grondvesten zijn in zand, de overige
in metselkalk gelegd.
In de voor- en achtermuren bevinden zich zes deuren, waarvan de
kozijnen hoog zijn, de eene Ellen 3 en breed Ellen 1,8 en de
andere hoog Ellen 2,3, en breed Ellen 1,2, beide buiten werks,
gemaakt van greenen Oostersche ribben.
De glasramen zijn twaalf in getal, de kozijnen derzelve
zijn hoog 20 palmen en wijd 15 palmen, waarop een toog ter hoogte
van 7 palmen.
Daarenboven zijn er nog vier kleinere met den toog ter
hoogte van veertien palmen en wijd negen palmen.
Alles mede van greenen hout vervaardigd, de ramen zijn door roeden
van vier en vijf duim zwaar ingedeeld.
Voorts nog een ovaal raam van vier ruiten in den gevel der kerk,
tot verlichting van het gewelf.
De kozijnen zijn tegen eene halven steens-sponning in den muur
ingezet en van binnen is de meerdere dikte van den muur, ter
betere invalling van het licht, schuins bijgewerkt, enz.
Tot steun van het muurwerk in de kap zijn er ingevoegd ijzeren
balken, lang Ellen 10,3, zwaar vier duim, enz. enz.
De muurplaten zijn 15 en 31 duimen zwaar en van best greenen hout,
enz.
Het kapwerk betaat uit 12 spanten van vuren of dennen ribben,
zwaar 10 en 15 duim en tot eene zuivere lengte van 76 palmen,
ieder derzelve opgesloten met twee hanebalken en twee korbeels,
enz.
Op de latten, zwaar 2½ en 5 duim, liggen blaauwe geglazuurde
pannen.
Aan het eene einde der kerk, boven de sacristij en biechtkamer,
bevindt zich een achtkante koepel, hoog boven de naald 22 palmen
tot aan de bovenkap; deze koepel rust op greenen ribben, zwaar 10
en 23 duim, met lippen in elkander gewerkt, enz.
De woning van den Pastoor is aan de kerk verbonden, dezelve loopt
op dezelfde breedte als de beide zijmuren door onder een dak,
terwijl het huis eene diepte heeft van Ellen 8, 6 binnenwerks;
door middel van halven steens muren is hetzelve verdeeld in 5
vertrekken, voorzien van 4 schoorsteenen en van de noodige kasten
en andere gemakken.
In de nabijheid der Pastorij is geplaatst eene schuur ter lengte
van 9 en ter breedte van 6 Ellen; op eene hoogte onder de
gebindten van Ellen 3, 4; dit schuurtje is geplaatst op een
steensmuurtje uit het vaste zand opgetrokken tot 4 lagen boven den
beganen grond - van binnen bevinden zich een paarden- en een
koestal.
De Heer BOERS, voorheen Kapellaan aan de Ommerschans en
daarna als R. K. Priester en Pastoor naar Veenhuizen
verplaatst, betrok de woning, waarvan wij zoo even melding
maakten, op den 23 Februarij 1826 en deed op den volgenden dag den
eersten dienst in het nieuwe en fraaije kerkgebouw.
De plegtige inwijding van dit laatste heeft plaats gehad op den 18
April 1826. Nadat in den vroegen morgen van dien dag, het werk der
wijding naar het voorschrift der kerk verrigt was, is er een
plegtige dienst of mis gevierd door den Hoog-Eerwaardigen Heer
MULLER, R. K. Pr. en P. te Zwolle en Aartspriester van Salland
en Drenthe, bijgestaan door den Hoog-Eerw. Heer PRIESTER,
R. K. Pr. en P. en Coadjutor te Groningen, alsmede door de
Wei-Eerwaardige Heeren TELLINGEN, R. K. Pr. en P. te Hasselt
en NIEUWENTAP, R. K. Pr. P. aan de Dedemsvaart; terwijl de
WelEerw. Heer MULLER, R. K. Pr. en P. te Deventer, eene
plegtige inwijdingsrede hield, ten betooge van de hooge
voortreffelijkheid van den openbaren Godsdienst.
De redenaar sprak breedvoerig over de voorregten en bescherming,
welke de onderscheidene godsdienstige gezindheden; ook bijzonder
de R. K. van den besten Koning ondervinden; wordende eindelijk de
inwijding besloten met het zingen van den Latijnschen
Psalm: Te Deum laudamus, door een koor zangers en
zangeressen, daartoe opzettelijk uit Groningen gekomen.
Z. H. E. G. de Gouverneur der Provincie Drenthe, de Heer Griffier
der Staten van Drenthe, alsmede, de Heer Voorzitter van het
Kerkbeihiur dier Provincie, woonden mede de feestviering bij.
Thans gaan wij over tot de beschrijving der Protestantsche
koepelkerk, alsmede in korte woorden van het woonhuis voor den
Leeraar der Hervormden en de schuur bij hetzelve.
De kerk heeft een' zuiver achtkantigen vorm en is over ieder vlak
achtkant lang Ellen 18,5. De geheele omtrek is met een' twee
steens muur van harden mopsteen ter hoogte van 8 Ellen onder de
muurplaten opgetrokken; de grondvesten zijn op 5 steenen aangelegd
en telkens iedere laag met een' halven steen verminderd, tot dat
de versnijdingen op twee steen dikte verloopen zijn; wanneer de
zoo even omtrent het muurwerk opgevene hoogte een aanvang neemt.
De hoeken der achtkanten zijn met eene platte halven steens laag,
ter breedte van 3 steenen, pilaarsgewijze gedekt en tot boven toe
regtstandig opgemetseld.
Aan vier der achtkanten bevinden zich deuren (ter hoogte
van 3 Ellen en breedte van El 1,4), zoodat de verzamelde menigte
het gebouw spoedig kan ontruimen.
Boven iedere deur is een glasraam in den vorm van zonnestralen.
Voor het benedenlicht in de kerk zijn geplaatst zestien
vierkante glaskozijnen ter hoogte van El 1,65 en breedte van El
1,3.
Voor het bovenlicht op de galerijen zijn geplaatst zestien
glasramen van boven met een' toog, hoog Ellen 2,2 breed 1,3.
Het glas der ramen is wit Fransch.
In den hoek van ieder achtkant is op den afstand van Ellen 2,9,
gerekend van den hoek binnen werks, tot op het middelpunt der
kolomschaft van harden mopsteen gemetseld eene steenen kolom, en
dus in het geheel 8 stuks. De grondvesten derzelve loopen van El
1,6 tot 1,3, zijnde de dikte van het onderdeel des voetstuks.
De kolommen zijn ter hoogte van Ellen 3,3.
De galerij bestaat uit een' zolder van vier duims vuren deelen;
boven de leggers der galerij is mede zulk een zolder gelegd.
Op de hoogte van ongeveer El 1,3 van de balk afgerekend, zijn in
de kolommen gebragt greenen ribben van 13 en 18 duim zwaar, op
ieder achtkant door 2 tien duims stijlen ondervangen.
Aan de voorzijde op de balken zijn de galerijen met paneelen
bewerkt, breed El 0,4; een en ander zaamgesteld van greenen hout;
de ramen der paneelen van 5 duimen zwaarte en laatstgenoemde zelve
van 2½ duim.
Van boven is het paneel door eenen greenen regel van 5 en 8 duim
afgesloten en zijn vervolgens daarin aan ieder achtkant ingevoegd
18 stuks pilastertjes van greenen hout, zwaar drie en tien duim,
lang El 0,6 met pin en gat in den onder en bovenregel ingewerkt.
Tot opgang naar de galerij is bij ieder der vier
deurkozijnen geplaatst een steektrap, breed El 1,4; de leuning
derzelve bestaat uit een' greenen regel van 5 en 8 duim zwaar,
lang ongeveer 4 Ellen.
Op de Kolommen zijn tot draaghouten der binnenkap gelegd greenen
balken van 15 en 31 duim, op eene loodregte hoogte van Ellen 7,1,
gerekend van den bovenkant van het draaghout tot aan het
achtkantig tablement van den koepel.
De kruisbalken hebben ongeveer de lengte van 7 Ellen op eene dikte
van 13 en 18 duimen.
Het achtkantig gewelf is met een* 1½ duims zolder bekleed.
Op de acht hoeken van het entablement zijn voor de koepel
even zoo vele stijlen gezet, aan elkander verbonden door balken,
in ieder van welke twee korbeels lang 0,9, zijnde verder ieder
achtkant versterkt door 2 kruisbalken, lang ongeveer 3 Ellen,
zwaar 10 à 13 duim; zijnde het geheel met greenen 4 duims deelen
bekleed, en wel zoo, dat in ieder achtkant een zoogenaamd
gelmergat zich bevindt, wijd ongeveer 6 en hoog 9 à 10 palmen, in
ieder van welke 9 vierduims zonnestralen zijn gemaakt.
De geheele kap is met zink overtrokken, terwijl een makelaar uit
dezelve uitsteekt.
In het beneden entablement der koepel, hetwelk met een' greenen
vier duims zolder belegd is, is een luik gemaakt, om daarmede in
den koepel te kunnen opklimmen, met behulp van twee trappen, wijd
El 0,6, zaamgesteld van vuren vierduims hout.
Er bevindt zich ook een klokgebindte in den koepel.
De zolder der galerijen zoo wel als de geheele binnenkap is met
best gips bepleisterd.
De muurplaten zijn van dezelfde hoedanigheid als de draaghouten
der binnenkap. De acht hoekkepers zijn zwaar 10 en 15 duim, lang
ongeveer elf Ellen.
Op ieder achtkant zijn geplaatst 3 opschieters van gelijke zwaarte
als de hoekkepers, lang ongeveer Ellen 10,4.
De geheele kap is met beste blaauwe geglazuurde pannen zeer goed
gedekt, en de hoeken zijn, in plaats van met vorstpannen, met eene
streep lood, ter breedte van El 0,29 bekleed, hetwelk netjes over
de pannen heengebogen is, ten einde het doordringen van het water
te beletten.
De lijst is breed El 0,64 en bestaat uit een' platten greenen vijfduims
post van onderen met sponnings en eene lat tot architraaf bewerkt
en boven het fries door eene hol uitgewerkte rib, zwaar 10 à 13
duim, waarop een uitschietende schroot van 4 en 18 duim.
In de goot is van binnen een schuinsch stuk aangebragt en dezelve
daarna geheel met zink bekleed.
Ter meerdere sterkte zijn in de kolommen vier stuks ijzeren balken
gelegd, lang ongeveer Ellen 13, zwaar 4 duim in het vierkant en
aan weerszijden door ijzeren ankers verbonden.
De vloer is van blaauwen steen.
De woning van den Predikant is binnen werks lang Ellen 8,5 en
breed Ellen 13,1; de schuur achter dezelve lang Ellen 9,8, breed
Ellen 5.
De muren om de pastorij en schuur zijn van harde moppen en een
steen dik.
Dezelve is beneden ingedeeld in vier behoorlijk behangen
vertrekken, te weten twee voor- en twee achterkamers, zijnde in de
schuur een keuken afgescheiden, alles door middel van halven
steensmuren.
De deurkozijnen zijn ten getale van negen, namelijk 2
buiten- en 7 binnenkozijnen, benevens een kelderkozijn.
De hoogte van het deurkozijn aan den weg is Ellen 3,2; de breedte
El 1,1.
De hoogte van het andere 2,2, de breedte 1,1.
De glaskozijnen, ten getale van 10, zijn hoog Ellen 2,3 en wijd El
1,2.
De geheele kap is met stroeve blaauwe pannen gedekt.
De gang, keuken en kelder zijn met beste blaauwe steenen vloeren
belegd.
Er bevinden zich vier schoorsteenen van halven steens
muren in het gebouw.
De bovenverdieping is mede eenvoudig bewerkt.
In de schuur is eene stalling voor twee koeijen gemaakt.
Kerk en pastorij zijn binnen den tijd van vier maanden
afgewerkt; zij waren geraamd, de eerste op ƒ 14,088.60, de laatste
met de schuur op ƒ 3805.30; deze som is, echter, iets grooter
geworden, door het plaatsen eener tweede verdieping op het huis.
Men zegt, dat de aannemer geene voordeelige rekening voor zich
heeft gemaakt, ja meer schade dan voordeel heeft gehad.
Nu nog iets over den Hervormden Leeraar.
Na sedert 26 Julij 1824 te Westervelde in de nabijheid van
Veenhuizen gewoond te hebben, heeft de Leeraar der Hervormden, de
Wel-Eerw. Heer J. H. HEERSPINK, de nieuw gebouwde Predikantswoning
betrokken op den 9 Mei 1826.
De inwijding van de hechte en met smaak gebouwde kerk heeft plaats
gehad op Zondag den 25 Junij daar aanvolgende. De plegtigheid door
het gezang van eenige weeskinderen geopend zijnde, sprak de
Predikant in weinige dichtregelen een votum uit, hetwelk
aanstonds door een koor zangers en zangeressen, uit weezen
bestaande, op eene indrukmakende wijze herhaald werd.
De inwijdingsleerrede over Psalm XXVI vs. 8 had ten onderwerp: de
betamelijke liefde voor de gebouwen, der openlijke Godsvereering
geheiligd.
Na deze zaak ontwikkeld en betoogd te hebben, wijdde de leeraar op
eene plegtige wijze het nieuwe kerkgebouw tot eenen tempel
Gods, tot een heiligdom der deugd, tot eene kweekschool
der liefde en tot een voorhof des Hemels.
Gelijk de leerrede gedurig door een vierstemmig gezang van Weezen
of Kolonisten werd afgewisseld, zoo werden ook de woorden der
wijding op eene treffende wijze door een koor van Weezen herhaald
naar muzijk van HAYDN. Daarenboven zong men Gezang I vs. 4, Psalm
LXXXIV vs. 1, Gezang XXIX vs. i0.
De leeraar eindigde zijne rede met toepasselijke aanspraken,
gebeden en dankzeggingen aan God , den Koning en de hooge
ambtenaren, door wier invloed en medewerking de nieuwe tempel, aan
den Oneindigen toegewijd, daargesteld was; en alzoo liep deze uit
den aard der zaak hartroerende en in betrekking tot de gevolgen
voor zoo vele ongelukkige natuurgenooten hoogst aangelegen
feestviering in de beste orde af.
Dezelve was vereerd geworden met de tegenwoordigheid van Hun H. E.
G. de Heeren Gouverneur der Provincie Drenthe en den
Generaal-Majoor VAN DEN BOSCH; deze laatste, vergezeld van zijne
echtgenoote (die op den 7 Julij 1825 den eersten steen van dit
gebouw, alsmede van de Predikantswoning, gelegd had), van den
Griffier der provinciale Staten, van den Direkteur, alsmede van
een aantal hoogere en lagere ambtenaren der Koloniën, van den
Burgemeester der gemeente Norg, en verder van
onderscheidene Predikanten.
Behalve deze personen en eene groote van elders toegevloeide
menigte, waren er ongeveer 1400 menschen uit de Protestantsche
gemeente van Veenhuizen tegenwoordig geweest.
En dit hoopen wij dat genoegzaam zal zijn.
pagina 440 Koloniale berigten over de maand Mei 1827
In de gewone Koloniën blijft de ftaat der gezondheid fteeds
allergunstigst; in het begin dezer maand waren er wel eenige
zieken, doch behalve het huisgezin van VEGTERS en de vrouw van
MOMMERS (beide in Kol. N2), van weinig beteekenis, dan ook in
genoemde huisgezinnen is gelukkig alles weder genoegzaam herfteld;
in de geheele maand April hebben wij geen eenigen verloren.
Te Ommerschans is het getal der opgenomenen in het ziekenhuis
thans grooter dan sedert eenigen tijd, doch geen der zieken is
gevaarlijk. Zoodat ook tot op den 16 dezer maand nog geen was
overleden. In den loop van de maand April stierven er in dit
gesticht drie, dus één meer dan in Maart.
(...)
50 koeien van de Ommerschans verkocht …
(...)
winterrogge Ommerschans staat zeer goed …
pagina 443 Bevolkingsstaat Ommerschans-gesticht 972
bedelaars
Plaat van de kerken in Veenhuizen
pagina 523-528 Berigten wegens den staat der Maatschappij
en uit de koloniën
Hervormde leraar te Veenhuizen (= ds Heerspink) over zijn
pupillen, wie er belijdenis gedaan hebben.
(...)
Honderd leden der Mij benoemen één kiezer, die drie jaar
aanblijft. Kiezers kiezen de commissie van toevoorzigt.
(...)
Wederom is de jaarlijksche voordragt tot ontslag van
Bedelaars-Kolonisten (dit jaar ongeveer 200) aan den Heer
Administrateur van het Armwezen gedaan; – van alle deze Kolonisten
kan gezegd worden, dat zij zich steeds op eene stille,
ondergeschikte en werkzame levenswijze, die hun bij het ontslag
aan oververdienste meer dan f 25 per hoofd heeft verschaft, hebben
toegelegd; – hierdoor kan men met grond verwachten, dat zij zich,
het ontslag toegestaan wordende, niet meer aan bedelarij zullen
overgeven, maar op eene eerlijke wijze hun brood zullen pogen te
winnen.
pagina 529 Kolonie
Slechts 2 doden op de Ommerschans
(...)
Een kolonist schuldig aan verregaande onbeschoftheid (van
Dalen?)
(...)
Ruta-Baga wordt hier vertaald met Zweedsche Rapen, is beestenvoer
Ommerschans & Veenhuizen: branden boekweite veenen, per 19
juni zijn gezamenlijk 300 bunders gebrand, men wil 400 bunders
veen-boekweit bekomen behalve de zand-boekweit
pagina 531 Bevolkingstaat, Ommerschans 48 bijgekomen, nu
1016 inwoners gesticht
pagina 597-600 Berigten wegens den staat der Maatschappij
en uit de koloniën
Overzicht veestapel
Te Ommerschans zijn 36 paarden, 199 koeijen 104 jongvee, 42
kalveren en 1330 schapen en 1025 bedelaars.
pagina 599 Bevolkingsstaat, Ommerschans 1025 bedelaars
Plaat koloniewoning
pagina 662-665 Berigten wegens den staat der Maatschappij
en uit de koloniën
Degenen die naar buiten de kolonie zijn gaan werken (zie een
van de vorige nrs) zijn ziek geworden
Doden in Veenhuizen- 3, totaal over alle koloniën 15 op de 7000
zielen.
Veel over landbouw weer. Sprake van proef met brem.
In de loop dezer maand zijn ongeveer een honderd en vijftig
Bedelaars-kolonisten uit de Gestichten te Ommerschans en
Veenhuizen ontslagen, waaronder eenige kinderen; aan deze zijn,
bij hun vertrek, hunne te goed gemaakte gelden, bestaande in één
derde gedeelte der oververdiensten, (dat is, na zoodanige sommen,
als voor iedere klasse van Bedelaars voor voeding, kleeding,
bestuur, enz. is vastgesteld, te hebben verdiend) gezamenlijk
uitbetaald ongeveer f 4000:- of, ongerekend de kinderen, ruim f
30:- per hoofd door elkander genomen; zijnde het minimum ter
bekoming van ontslag bepaald op f 25:- enkele gevallen
uitgezonderd.
(...)
Voor mensen die zwak van gezicht zijn in Willemsoord worden wat
grovere bijbels verstrekt
pagina 666-670 Brief van ds Heerspink uit Veenhuizen
met lijst belijdenissen op 22 july 1827, waaronder Arij Spoel,
plus idem van augustus.
pagina 671-672 Bevolkingstaat + gestorvenen plus veestapel
pagina 738-744 Berigten wegens den staat der Maatschappij
en uit de koloniën
Op 20 september was de Comissie van Weldadigheid waar Johannes van
den Bosch het jaarverslag voorlas, dominee Sluiter het verslag van
het godsdienstig- en School-onderwijs+ financieel door Jeremias
Faber van Riemsdijk.
Sluiter herkozen, aftredende Bagman opgevolgd door Mr Johannes van
Iddekinge.
Benoeming ritsje ereleden.
Volgende dag Commissie van Toevoorzigt, met namenlijst leden.
Verder:
- Erfenis
- Nederlandsch Bijbelgenootschap, waarvoor dominee Heerspink een
vlammend dankwoord schrijft, met ook hoe hij de boeken gaat
gebruiken.
- Hoe vele kosten zulks ook moge veroorzaken … toch een plaat van
Veenhuizen-2
pagina 745 Koloniale berichten.
Veel zieken, onvermoeiden ijver, werkzaamheid, zorg, en ik mag er
zeker wel bijvoegen, kunde van den Heer Statius Muller, sedert
eenige maanden in de gewone kolonien met de geneeskundige zorg
belast.
De landbouwwerkzaamheden bestaan uit …
pagina 748 Overledenen plus veestapel
pagina 747 Bevolkingsoverzicht. Ommerschans: 144
ontslagenen, 4 doden, nog 943 mensen in het bedelaarsgesticht.
pagina 749-785 Algemeen jaarverslag door Johannes
(ZIE OOK IN MAP JAARVERSLAGEN)
Mooie termen weer 'geheellijk', toename in 'vruchtbaarheid,
gezelligheid en bloei'
Honderd leden er bij, nu 13.949
Waarom er geen verdere overeenkomsten met plaatselijke
instanties zijn, vanwege de overheidscontracten waarin ze kunnen
meedelen
Verspreiding van valsche geruchten van sommige kwaadwilligen of
minkundigen
Contract met overheid vordert: per 1 augustus jl 1788 wezen,
vondelingen en verlatene kinderen, en 1592 bedelaars aanwezig,
afgelopen dienstjaar 61 van de eerste en 274 van de laatste
ontslagen.
pagina 754-755 Ten aanzien van het ontslag der
eerstgenoemden, kunnen wij onze verwondering niet verbergen over
de vele bloedverwanten en zelfs ouders, die door den waan eener
minder doelmatige verzorging en opvoeding in de koloniën, maar
voornamelijk om de verwijdering der kinderen naar de koloniën,
thans eerst zich ter verzorging van dezelve opdoen, ofschoon hunne
welvaart hen in staat gesteld en hunne betrekking op die kinderen
hen verpligt had, dezelve reeds voor lang aan de openbare
weldadigheid te onttrekken. – Zoo werkt zelfs de ongunstige dunk
omtrent de koloniale stichtingen bij sommigen mede ten goede, in
de opwekking en vervulling der pligten, door de natuur zelve
opgelegd.
Veteranen 48 aangekomen, 50 komen eraan.
pagina 755 Ook de opzending van bedelaars gaat voort,
ofschoon welligt niet in die uitgestrektheid als vereischt wordt,
om de bedelarij geheel te doen ophouden. In eenige gewesten en
sommige plaatsen kan men zeggen dat dezelve geheel heeft
opgehouden; in andere wederom – (wij hebben hiervan allen zelve de
ondervinding), wordt de bedelarij nog oogluikend geduld, of blijft
onder voorwending, zoo van kleinen handel als anderszins,
onopgemerkt.
Dubbele bedoeling: als aan de ene zijde de verzorging, verbetering
en bekwaammaking tot den arbeid dier verlaagde natuurgenooten, en
aan de andere zijde de bevordering en bevestiging van de
veiligheid en rust der gegoede ingezetenen.
… bedelarij geheel zal worden geweerd en aan onze kinderen niet
dan bij naam meer bekend zal zijn.
LEUK STUK over arbeidsongeschikten.
pagina 756 De verzorging echter van een aantal tot den
arbeid weinig en geheel onbekwame bedelaars en weezen, vondelingen
en verlatene kinderen, zoo door ongeneesselijke kwalen, niet te
herstellen gebreken of niet spoedig weg te nemen zwakheid, is nog
het bezwaar, waaronder de Maatschappij meestal te zeet gebukt
gaat. - Hare stchtingen waren niet bestemd noch geschikt tot het
blootelijk voeden van dezelve; het onderhoud moest door hunnen
eigen arbeid verkregen worden; hierop waren de overeenkomsten
aangegaan, en daarom zijn geene onderhoudskosten door de
Maatschappij bedongen geworden.
Nogtans heeft dezelve zich dien grooten last des onderhouds van
een zeer groot aantal tot handenarbeid geheel onbruikbaren,
getroost, en heeft zij daarin, ofschoon niet dan met veel
moeite en zorgen, ook kunnen voorzien. (…)
wordt dit bezwaar voldoende opgeruimd, dan voorzeker vleijen wij
ons nog evenzeer, ja nog meer dan bij de aanvang dier velangrijke
overnemingen, met eenen gewenschten uitslag.
Op de Ommerschans zijn 1149 zielen.
Maatschappij beschikt nog over grote hoeven te Arrien, Weeper,
Smilde, Een en Steggerda
pagina 761 Begint over bremzaad, met enige uitleg
pagina 765 Bij Ommerschans is nu 613 bunder bebouwde grond
Berekening ontgonnen land: 2700 bunder = 3170 morgen, op de
Ommerschans is ontgonnen 613 bunder is dus 613/2700 maal 3170 =
720 morgens (is minder ontgonnen grond dan een paar
jaarverslagen geleden!!)
Deze beknopte optelling doet in de eerste plaats zien, dat de
bebouwde morgens grond reeds schier met de helft der bevolking
(van alle kolonien) gelijk staan, en, alhoewel die hoeveelheid
bijna verdubbeld dient te worden, om naar onze berekening,
voldoende te zijn voor het geheele onderhoud der bevolking...
pagina 765 behandeling Ommerschans, met staatje 1825-1827
wijziging in landbouwbeleid
pagina 767 Ware de aanbouw van gronden bij dit gesticht
mede tot die uitgestrektheid gebragt, als waarop dezelve ter
voorziening in alle behoeften van den kolonist berekend is, en dus
tot ongeveer 1000 morgen gronds, dan zoude ook deze stichting
reeds uit en door zich zelve kunnen bestaan. Genoegzame sterke
handen, echter, ontbreken daartoe. Nagenoeg de helft zijn nog niet
in staat, en worden het gedeeltelijk nooit, om aan den veldarbeid
deel te nemen.
De klagten over de voeding en behandeling door sommige kolonisten
geuit zijn dan ook ongegrond.
Volgt nog mooie zin plus stuk over de sterfte
Staatje ovl's vanaf april 1826 t/m juli 1827
Ook wordt bij het opmaken der jaarlijksche voordragt op hun
ondergeschikt, ordelijk en onderling bescheiden gedrag de meest
mogelijke acht gegeven.
pagina 770 Van het 8ste gedeelte der bevolking van de beide
bedelaars-gestichten, hetwelk nagenoeg jaarlijks, met een gunstig
getuigschrift en meer dan f 25:- van hunne oververdiensten voor
hen opgelegde penningen, ontslagen wordt, kunnen wij dan ook wel
zeggen, dat lustig en verbeterd de kolonien verlaat.
Mogen wij van het gering getal, hetwelk van de eenmaal uit de
stichtingen der Maatschappij ontslagenen, de bevestiging onzer
goede verwachting afleiden, dan dunkt ons, dat het getal van 15
personen, hetwelk in het verloopen maatschappelijk jaar ten
tweeden male wegens bedelarij is aangebragt, of zich, ter
voorkoming daarvan, vrijwillig ter opneming heeft aangegeven,
daartoe wel eenigen grond geeft.
Van het ontslage getal van 274 is genoegzaam 1/5 in krijgsdienst
bij de Indische troepen aangenomen geworden, (…) welke
dienstneming de manskolonisten te eerder verlangen, naardien hun
het uitzigt op bedelarij zeer wijslijk is ontnomen.
dat het zaad der deugd derhalve, weldadig in de harten overvloedig
gestrooid wordt, en de ontkieming van hetzelve zich werkelijk
vertoont. Laten wij ons in die waarheden verheugen, want zij geven
gegronde hoop op heilvolle dubbele vruchten, door hen uit hunnen
verlaagden staat werkelijk op te heffen en onze rust te
verzekeren.
pagina 771 volgt Veenhuizen (gemopper op de
arbhuisgezinnen)
pagina 774 Het is er dus verre van daan, dat de weezen te
Veenhuizen niet dan in de aarde zouden werken, gelijk menig een,
op een' verachtelijken toon, zich uitdrukt, verder niets zouden
leeren en bij hun ontslag buiten staat zouden zijn, om in hunne
behoefte te voorzien.
Daarna ook over grotere sterfte in het 3e gesticht.
Dan Wateren en tenslotte personeel.
Adjunct-directeur voor de administratie Falck heeft deze winter
ontslag genomen.
pagina 786-791 Verslag van het Opvoedingsgesticht te
Wateren door Instituteur Mulder.
De volledige tekst staat op een Wateren-pagina.
pagina 792-803 School- en Godsdienst-onderwijs door
Sluiter. Is eerste maal bijzonder verslag hiervan. Dit
is Sluiters taak. Volgorde stuk is hervormden in vrije koloniën,
Veenhuizen en Ommerschans, dan de katholieken in dezelfde
volgorde, dan scholen in die volgorde:
pagina 797 Veenhuizen:
Het spreekt van zelven, dat de naarstige bijwoning der openlijke
Godsdienstoefeningen, en van het katechetisch onderwijs door de
kinderen in de gestichten niet van derzelver eigen zin en
verkiezing afhankelijk gelaten wordt, zoo dat het
onverantwoordelijk zou moeten genoemd worden, indien daarin eenig
verzuim zich openbaarde;
er is niets meer noodig, dan een goede wil en een getrouw toezigt,
om nergens zoo goed als te dezer plaatse, de jeugd tot
godsdienstigheid op te leiden en aan reine zeden te gewennen.
pagina 798 Ommerschans:
Groot is de verpligting, die de Maatschappij heeft aan de
volhoudende en onbekrompene milddadigheid van de Nederlandsche
Bijbel-, Zendeling- en Traktaat-genootschappe, als mede van het
hoofdbestuur der maatschappij tot nut van 't algemeen,
waardoor in elk der kolonien de beste schatten voor geest en hart,
om niet en ruim, kunnen worden uitgedeeld.
Er is wel gebrek aan Psalm- en Gezangboeken tot kerkelijk en
huiselijk gebruik
Kapelaan Tempelman heeft klachten over het Ommerschans-bestuur.
Te Ommerschans 130 kinderen die twee maal per dag naar school
komen, en 100 grootere jongens en meisjes, die, den dag op het
land doorbrengende, bij afwisseling des avonds van het onderwijs
gebruik maken.
pagina 801 Te Veenhuizen beloopt in het 1e Gesticht het
getal der scholieren, dat dagelijks twee malen onderwezen wordt,
ruim 500, terwijl de, buiten op het land werkende, jongens boven
de 12 jaren oud, ten getale van 250 des avonds van 6 tot 8 uren de
school waarnemen.
De hoofdonderwijzer Zwarts bestuurt en regelt steeds den loop der
werkzaamheden, met behulp van den tweede onderwijzer Geraets,
benevens de ondermeesters Emanuel en Posthumus, alsmede de
kweekelingen Ter Hoeve en Snijders.
(…)
De school is hier voor de kinderen een geliefkoosde verblijfplaats
en het onderwijs een genot. De zang is er uitmuntend, en alle
overige oefening doelmatig aangelegd.
pagina 802 derde gesticht
Dat het kerkgezang nauwelijks elders met dat te Veenhuizen in
vergelijking komen kan.
pagina 804 Financieel verslag.
Over ontslag Falck, over komende afwezigheid van Johannes, en
over verandering in het boekjaar
pagina 834 Commissie van Toevoorzigt gaat akkoord met de
verschuiving van het boekjaar
pagina 837 Koloniale berichten.
pagina 839 Bevolkingstaat. Ommerschans-gesticht 945
pagina 841-844 Beschrijving Veenhuizen-2 + plaat
Veenhuizen-2
pagina 897-915 Commissie van Toevoorzigt, met een
kolonie-inspectie en controle van de financien. Een paar gedeelten
uit het onderdeel 'Geneeskunde' van de kolonie-inspectie staan op
deze pagina over Dirk
Rutger Hanzon en op deze pagina
over zijn opvolging.
pagina 954 Berigten wegens den staat der Maatschappij en
uit de koloniën
Bericht aan subcommissies en contractanten, dat Mr J. van
Iddekinge, op de Heeregracht, over de Warmoesgracht, in het
Blaauwe Huis, voortaan voor opvang en transport via Amsterdam
zorgt.
Transporten moeten geadresseerd aan Jan Hutte, winkelier in
Komenijswaren, in de Oude Leliestraat, No 4.
Alles gaat via de Steenwijker Beurtman, die 's zomers op dinsdag
en zaterdag, en 's winters alleen op zaterdag, om 6 uur 's avonds
afvaart.
Er wordt een begin gemaakt met het noemen van de namen van
subcommissieleden. Die namen zijn nu bekend, dankzij een
aanschrijving van de pc waarop subcommissies hebben medegedeeld
wie er in zitten. Dit zal de bron zijn van invnr 1105.
Volgen de subcommissieleden in Enkhuizen, Kampen, Sluis in
Zeeland, Dokkum, Vlissingen, Zutphen, Leeuwarden, Bolsward,
Hattem, Lochem.
pagina 960 Berichten uit de kolonie.
Veel doden in de Ommerschans.
Verder:
Het is misschien niet ongepast hierbij aan te merken, dat, sedert
een' geruimen tijd, bijna geen valide bedelaars te Ommerschans
worden aangebragt, hetgeen doet gelooven, dat zulke menschen,
welke in staat zijn om te arbeiden, zich minder dan voorheen aan
bedelarij overgeven; voorts dat vele valide bedelaars, te
Ommerschans of Veenhuizen aangebragt, zich vrijwillig bij 's Lands
zeemagt, of bij de troepen, voor de Oost-Indien bestemd, in dienst
begeven;
Lange winteravonden, zowel ouden als jongeren de katechisatie en
voorleesavonden, passen nauwelijk in de school.
pagina 963 Bevolkinstaat
pagina 964 Beschrijving Veenhuizen-1, is gelijk aan
Veenhuizen-2 en Veenhuizen-3, alleen is er geen kelder, en zijn er
aan de achterzijde geen arbeiderswoningen meer, maar zijn ook daar
zalen aangelegd.
Plaat Veenhuizen-1 (ontbreekt bij Delpher)