Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD




Volledige transcriptie van:

Copie uit de notulen van den kleinen raad der vrije kolonien, over de maand april 1828



Zaturdag den 5 april 1828

Verschenen voor den raad:

1. Paulus van der Bil, van kol 3, zeggende dat zijn wijkmeester Gerrit Harms van Buiten, hem had beschuldigd van des morgens voor zonnenopgang iets gedaan zoude hebben, dat hij niet had mogen doen, en waarvan getuigen waren. - Verlangende hij, daar zulks in tegenwoordigheid van andere kolonisten gezegd was, te handhaven zijne eer.
is besloten dit bij kommissie, bestaande uit de Heeren Bersma, Schuurer en den secretaris van Wolda, op den 11 dezer plaatselijk te doen onderzoeken.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur verlangt tevens dat van dat onderzoek het noodige rapport worde uitgebragt.


2. Vrouw Slot, van kol 1, wijk 3, verzoekende een paar peijen broeken voor hare jongens, die dezelve hoogstnoodig hadden.
Faaken, welke in den loop der volgende week de kleeding zoude opschrijven, en voorts uitgeven, zal haar deze voorhanden zijnde broeken nog heden verstrekken.

3. Bakema, van kol 1, verzoekende voor 8 dagen met zijne vrouw te mogen gaan naar Winsum, provincie Groningen, ten einde eene erfenis van hunne overledene zuster te verdeelen en te verkoopen; - alsmede vraagt hij een verlofpas voor zijne dochter Jacomina, om eenigen tijd, bij hare bloedverwanten te mogen dienen in hare geboorteplaats Eenrum, prov. Groningen, waarnaartoe zij den 12 Mei vertrekken zoude.
Is beide toegestaan, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur der kolonien.

In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur der kolonien geapprobeerd.


4, Vrouw vd Brink, van kol 1, wijk 3, verzoekende een voer hooi te mogen hebben op hare kleeding, daar zij hare beide koeijen met de 50 pond hooi, dat zij wekelijks ontving, niet onderhouden kon.
Men heeft haar beloofd, haar daags na Paschen eenig hooi te zullen verstrekken.

5. Vrouw Zeilemaker, van kol 1, vragende om de drie bedlakens, die zij nog te goed had; - of zij dan, zoo die nu niet voorhanden waren, er twee jongens hemden en een vrouwen rok voor in de plaats kon krijgen.
Dit is haar geredelijk toegestaan.

6. De wed. de Koning, van kol 2, verzoekende hoe eerder zoo liever van Coenrades verplaatst te worden, om, zoo het zijn kan, in te wonen bij den kolonist Dirksen, in dezelfde kolonie.
Zal nader onderzocht worden.

7. Haakmeester van kol1, klagende dat zijne huisgenooten en ook hij zelf, niet van linnen voorzien zijn, geene hemden hebben, en hij, als zijnde 63 jaren oud, en schoenmaker van zijn handwerk, en volgens zijn zeggen zwak van ligchaam, niet in staat, tot de vereischte verdiensten te komen.
Hemden voor zijne twee kinderen zullen hem heden verstrekt worden, en voor hem zelven en zijne vrouw, zoodra dezelfde aangemaakt zullen zijn.

In de kantlijn bijgeschreven: De heer Directeur merkt hier op aan, dat ZWEdG zich niet kan begrijpen dat er geen genoegzaam linnen in voorraad zijn zoude; zullende ZWEdG hierover met de Heeren Brouwer en Bergsma spreken.


8. van Diest, van kol 2, verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Den Haag, om de twee kleinkinderen, door zijne oudste dochter, die met verlof te huis geweest is en die kinderen achtergelaten heeft wederom weg te brengen.

9. Vrouw Kemper, van kol 2, en
10. Kok, van kol 3, verzoekende beide voor 14 dagen hunne familien te mogen bezoeken, de eerste te Amsterdam en de laatste te Rotterdam.

Het verlofgaan dezer drie kolonistenis, onder nadere goedkeuring van den heer Direkteur, toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geaccordeerd.

11. Vrouw Jansen, van kol 2, verzoekende om eenig halfsleten bedgoed, daar haar het nieuwe voor het huisgezin te duur was.
Bij vertrek van het 1e huisgezin uit de kolonie, zal men trachten hierin te voorzien.

12. Vrouw Wijhl, van kol 1, verzoekende een verlofpas voor eenen onbepaalden tijd voor hare dochter Ephemia, oud 15 jaren, naar Groningen, waar zij bij eenen neef zoude dienen.
Het huisgezin heeft volk genoeg en het meisje is, immers zoo het ons voorkomt, min geschikt voor het landwerk. Is alzoo, onder nadere goedkeuring van den heer Direkteur, toegestaaan.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur heeft dit geaccordeerd.

(get.) J.H. van Wolda Secr.



Zaturdag den 12 april 1828

Compareerden voor den raad:

1. Keetje de Meijere, ingedeeld bij de wed. Uhl, in kol no 1, bij bijzonder contract door mevrouw Blijdestein van Utrecht alhier vbesteed, en volgens schrijven harer familie tot mei 1828 in de kolonie zullende blijven, te kennen gevende eene woning te Nijensleek gehuurd te hebbenwelke met 1 Mei voor hare rekening kwam; - verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Utrecht, ten einde die zaak zoo veel mogelijk te bespoedigen.
Dit verlofgaan is haar als wees, zonder permissie van hare besteeders, niet toegestaan.

2. Van der Poort, van kol 1, wijk 3, klagende over zijne huisvrouw Hendrikje Douwes en hare voorkinderen, die zich tegen hem, als man van het huis, niet wel zouden gedragen.
De president en secretaris van deze raad, benevens de onderdirecteur van kol 2, zullen trachten, deze oneenigheden weg te nemen, daar de onderlinge verschillen van dit huisgezin, waar de man en zijne voorkinderen R.K. en de de vrouw en de haren gereformeerd zijn, meermalen uit de twee soorten van kinderen geboren worden.

In de kantlijn bijgeschreven: Deze kommissie heeft op den 14 april hare krachten beproefd, dat zeker eerst wat helpen zal.


3. Roelof Kleinman, en
4. Vrouw Hoekstra, beiden van kol 1, vragende ieder een half voer hooi voor hunne koeijen, die ze anders niet meer onderhouden konden.
In het eerst der aanstaande week, zal hier volgens belofte van den Heer Adfjunkt Direkteur, nog eenige hooi verstrekt worden.

5. Vrouw Grollee van kol 3,
6. Heintje Nobbe, van kol 2, verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Amsterdam, om hare familien te bezoeken, die zij in vele jaren niet gezien hadden.

7. van der Korst, van kol 2, onlangs van Veenhuizen aangekomen, verlangende slechts voor drie dagen met verlof te gaan naar Zwolle, om belangrijke zaken waar te nemen en over zijn pensioen te spreken.

Het verlofgaan dezer drie kolonisten is, onder nadere goedkeuring van den heer Direkteur, toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer Direkteur geapprobeerd.


8. Kornelis de Vries, van kol 3, verzoekende een 14 daagsch verlof voor zijne vrouw, om te mogen gaan naar Purmerend, om hare familie te bezoeken, de vrouw was in zwangeren staat.
De man is den geheelen winter ziek geweest en de vrouw kan, om het aantal harer kinderen, niet wel zoo lang gemist worden. Er zal tegen den bevaltijd, in hare behoefte voorzien worden, en is het verlofgaan uitgesteld.

9. Vrouw Hertzkamp, van kol 1, verzoekende om een vrouwen rok en een paar schoenen, benevens een jongens en meisjes hemd.
In de aanstaande week zal Faaken de kleeding opschrijven, dan zal in deze behoefte, naar tijdsomstandigheid, voldaan worden.


Daarna heeft de kommissie, verleden zaturdfag benoemd, om het bestaande verschil tusschen den wijkmeester Gert Harms van Buiten en den kolonist van der Bil, van Willemsoord, van den uitslag harer verrigtingen het navolgende rapport uitgebragt:

"Gisteren te Willemsoord bijeengekomen, begaven wij ons eerst bij den wijkmeester van Buiten, daarna bij Bachus, die bij het verschil tegenwoordig was geweest, en eindelijk bij van der Bil zelve.
De wijkmeester zeide dat de genoemde kolonist zich ingelaten en gemengd zoude hebben in zaken welke op denzelven geene betrekking hadden. In drift kan hij wel een woord gezegd hebben, dat beter gezwegen was geweest.
Bacchus verklaart bijna hetzelfde, zij hadden toen beiden te veel gepraat, en uit het ene woord was het andere voortgekomen.
Van der Bil verlangt, dat de wijkmeester hem voor eerlijk man verklaart. Dat laatste is geschied, met de stellige belofte dat hier over niet meer gesproken en niemand kwalijk behandeld zal worden.
En hiermede meent de kommissie in dezen aan hare verpligting te hebben voldaan."

(get.) J.H. van Wolda Secr.


Zaturdag den 19 april 1828

Verschenen voor den raad:

1. Vrouw Verbeek, van kol 1, verzoekende, met haren man, voor eenigen dagen, naar Rotterdam te mogen gaan, waar zij lieden toestemming moesten geven tot de voltrekking van het huwelijk harer dochter.

2. Vrouw Böhle, van kol 2, verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Amsterdam, om hare familie te bezoeken.
Is een goed huisgezin.

3. Vrouw Smid, van kol 2, vragende verlof voor hare dochter Geertje, om te mogen gaan dienen bij hare familie te Alkmaar.

Onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur is aan deze lieden, het verzochte toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geapprobeerd.


4. Doesburg, van kol 1, wijk 3, wiens vrouw voor eenige dagen derwaarts is geweest, vraagt om naar Amsterdam te mogen gaan werken. Zijn ontslag duurde hem te lang en hij vreesde dat anders zijn werk aldaar verloopen zoude.
Zal aan het oordeel der Heer Direkteur worden overgelaten.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur keurt dit af.


5. Vrouw van der Wulp, van kol 1, vragende of hare dochter Johanna mag gaan dienen te Veenhuizen, bij den zaalopziener Unverzagt.
Dit zoude naar het oordeel van den raad een verkeerde dienst zijn; is geweigerd.

(get.) J.H. van Wolda Secr.



Zaturdag den 26 april 1828

Verschenen voor den raad:

1. Vrouw Stoffels van kol 2, verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Den Haag, om hare familie te bezoeken.

2. Vrouw Nieuwenhuis, van kol 1, verzoekende een gelijk verlof voor hare dochter, om te gaan naar Zaandam.

3. Dornbach, van kol 2, verzoekende voor 14 dagen te gaan naar 's Hage, ten einde toestemming te geven tot de voltrekking van het huwelijk zijns zoons, aldaar woonachtig.

4. Brandt, van kol 3, verlangende met verlof te gaan naar Purmerend, om zijne ontslag van de kolonie te bewerken.

Het verlofgaan dezer lieden is, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is insgelijks door den Heer Direkteur geaccordeerd.


5. Hendrica Muijen, van kol 1, verzoekende voor hare moeder 14 dagen verlof, om de familie in Dordrecht te mogen bezoeken.

6. Dirksen, van kol 2, vragende verlof voor zijne vrouw, om 14 dagen te mogen gaan naar 's Gravenhage.

7. Vrouw Götz, van kol 1, verzoekende voor 14 dagen te mogen bezoeken hare moeder in 's Gravenhage wonende, en welke zij in geene 5 jaren gezien had.

Het verlofgaan der drie laatst genoemden is voor eenigen tijd uitgesteld geworden.

(get.) J.H. van Wolda Secr.


Voor copie conform
De secretaris van den kleinen raad
J.H. van Wolda


In de kantlijn bijgeschreven: Goedgekeurd door de Permanente Kommissie van Weldadigheid den 9 Juny 1828 art. 15, van Konijnenburg.