Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD
Daar er geene kolonisten voor den taad compareerden, is, ter
voldoening aan het verzoek van den Heer Direkteur der koloniλn,
door de kommissie, belast met het onderzoek, in hoeverre het
gezegde van den wijkmeester Jan de Jong, dat zijl. steeds met grof
geld uitbetaald werden, vermeld in de notulen over de afgelopene
maand November, waarheid was, het navolgende rapport uitgebragt:
De onderdirekteurs ontvangen wekelijks tot de te doene
uitbetaling, het winkelgeld in kaartjes van 25 centen, en het
broodgeld in kaartjes van 50 en 25 centen, bij welk laatste
doorgaans nog eenige weinige 10 en 5 centen gevoegd worden.
Dit geschiedt omdat er geen ander geld van belang meer voorhanden
is.
Daar de onderscheidene wijkmeesters deze kaartjes alzoo van hunne
onderdirekteurs ontvangen, moet het zoo wel voor dezen moeijelijk
zijn, met de kolonisten effene rekening te houden, als het voor de
laatsten bezwaarlijk is, met de winkeliers effen te blijven.
(get.) J H van Wolda, secretaris
Compareerde heden voor den kleinen raad:
1. Heinsbergen van kol 1, te kennen gevende dat hij heden
morgen door den wijkmeester Aukes op eenen harden toon was
behandeld geworden, wegens eene klok, die hem in bewaring was
gegeven voor de overledene wed Kruishoeks kinderen. Aukes geene
klok hebbende en alzoo den tijd niet wetende, had deze klok willen
hebben.
Deze zaak verdient nader onderzoek, de klok zal intuschen
provisioneel bij Heinsbergen verblijven, zoo als door den Heer
Bersma te voren bevolen is geworden.
In de kantlijn bijgeschreven: Bij onderzoek is gebleken,
dat dit verschil van weinig betekenis was, beide partijen zijn
vrij wel te vreden gesteld.
2. Brinkman, van kol 3, verzoekende voor eenige dagen met
verlof te mogen gaan naar Groningen, om zijne familie te
bezoeken.
Om de kortheid der dagen en de wisselvalligheid des weders, is hem
dit verlofgaan afgeraden tot nu nieuwjaar.
3. Zoutebier, van kol 1, voor eenige dagen alhier
aangekomen, klagende dat hij niet alle goederen ontvangen had, die
men hem in Den Haag beloofd zoude hebben.
Het huisgezin bestaat uit 3 zielen, en de man was van meening,
zooveel bedgoed en huisraad te moeten ontvangen, als een huisgezin
van 6 zielen. Het nadeelige daarvan is hem onder het oog gebragt,
en beloofd datgene eerstdaags te zullen ontvangen, dat hem nog
ontbrak.
4. Vrouw van der Brink, van kol 1, vragende om eenen
kantschop en een volwassen jongens buis, welk laatste zij op
voorschot verlangde.
Er zal voor beide dingen gezorgd worden.
5. Vrouw Clinge, verzoekende dat het meisje, ingedeeld bij
de Braun in dezelfde kolonie, aan haar verwant, bij haar geplaatst
moge worden, omdat het kind, waar het thans was, geene opvoeding
erlangde.
Daar de raad dit in allen deelen nog niet met vrouw Clinge eens
is, zal hierover nader worden nagedacht en er het gevoelen van den
Heer Direkteur over worden ingewonnen.
6. De wed Kok, van kol 1, klagende dat zij zich niet met
de tegenwoordige kleeding behelpen kon, als hebbende thans voor
haar zelve en de 7 bij haar ingedeelde weezen, slechts 4 bedlakens
en 2 bedzakken, en de beide meisjes dienden naar haar zeggen,
noodzakelijk elk een pak kleedin, een paar kousen en een halsdoek
te hebben.
De wed Kok is eene goede vrouw, en hare ingedeelde weezen werken
goed; er zal dus in de noodwendigste behoeften van het huisgezin
voorzien worden.
(get.) J H van Wolda, secretaris
Ter voldoening van art. 16 van het besluit der Permanente
Kommissie van Weldadigheid, van den 22 October j/l/, heeft de
kleine raad der vrije kolonien, tegen heden voormiddag ten eenen,
doen doen oproepen, al zoodanige kolonisten van kol no 1 wijk 2
(zijnde de voormalige kolonie no 2) welke, volgens de oude
aantekeningslijsten van wijlen den magazijnmeester Vrijhoef in het
laatst van 1820 en het begin 1821, van den toenmaligen
onderdirekteur Evers, kleedingstukken en huisraad ontvangen zouden
hebben, dat later op rekening van den nieuw aangekomenen
onderdirekteur Bosma gebracht was geworden;
ten einde andermaal te onderzoeken, of de kolonisten die goederen
werkelijk gehad hadden, en, zulks toestemmende, de waarde dier
goederen, naar inhoud van het bovengenoemde besluit, in de
schuldboekjes dier kolonisten te doen inschrijven.
En is dat onderzoek en de toestemming tot het inschrijven in de schuldboekjes, afgelopen, en in de navolgende staat optegeteekend.
1. Brouwer van kol 1, die, hoewel hij zich op den 29
september jl en ook nu nog, de ontvangst der goederen, vermeld op
nevensgevoegde specificatien, niet kan herinneren, echter
verklaart, wel te geloven dat dezelve destijds ontvangen zijn. Hij
heeft er dus niets tegen, dat de waarde ervan, in zijn bioekje op
loopende schuld, wordt ingehouden. Bedraagt 9.52½
2. Hoffman, van dezelfde kolonie, verklarnde als te voren,
geene zoodanige goederen te hebben ontvangen.
3. Limbeek zegt wel te geloven, dat de goederen, vermeld op de specificatie, aan zijn huisgezin zijn verstrekt geworden, en heeft er niets tegen, dat derzelver waarde in zijjn boekje wordt ingeschreven. Bedraagt 48.20.
4. De wed. Kok, van kol 1, stemt toe, die goederen genoten
te hebben, en het verschuldigde daarvoor in haar boekje te doen
inschrijven, zijnde een som van 8.75.
5. Bakema van kol 1, weet wel volgens zijn zeggen, de
goederen daar vermeld, niet ontvangen te hebben.
6. Kleinman zegt, wel te weten dat hij tusschen de
ontvangst der 1e mise en dat Bosma onderdirekteur is geworden,
kleeding ontvangen te hebben, zonder te kunnen opgeven welke. Hij
heeft er niets tegen, dat deezelver waarde in zijn boekje wordt
ingeschreven. Bedraagt 16.95.
7. IJdema van kol 1, kan niet geloven dat hij in dezen
tijd, eenig goed ontvangen heeft, en naar zijne gedachten moet het
dus niet in zijn boekje worden ingeschreven.
8. Olie van kol 1, heeft er niets tegen dat die goederen,
welke zijne vrouw erkent ontvangen te hebben, op loopende schuld,
in zijn boekje worden ingeschreven. Bedraagt 11.45.
9. Ladru herinnert zich goederen ontvangen te hebben;
stemt toe dat derzelver waarde in zijn boekje wordt ingeschreven.
Bedraagt 23.22½.
10. Veen weet wel, in die tijden, kleeding ontvangen te
hebben, kan niet zeggen welke, heeft er niets tegen dat die in
zijn boekje worden ingeschreven. Bedragende eene som van 18.40.
11. Meijer zegt het zeer wel te gelooven, en staat
volkomen toe, dat die goederen op zijn boekje worden ingeschreven.
Bedraagt 19.35.
12. Hoekstra stemt toe, dat de goederen, voorkomende onder
zijnen naam, op de specificatie van Vrijhoef, die hij zegt
ontvangen te hebben, in zijn boekje worden ingeschreven. Te zamen
20.15.
13. Franken weet er niets van, dat hij toen goederen van den Magazijnmeester ontvangen heeft, hij kan dus niet toestemmen dat er voor zoodanige dingen in zijn boekje worden ingeschreven.
14. Zorn zegt geene zoodanige goederen ontvangen te
hebben, mogen alzoo niet in zijn boekje worden ingeschreven.
15. van Vliet verklaart wel goederten ontvangen te hebben,
stemt toe dat dezelve in zijn boekje op rekening worden gesteld.
bedraagt 19.62½.
16. Wjhl, zegt, zich een en ander goed te kunnen
herinneren, ontvangen te hebben, zonder te weten welke en hoeveel;
staat toe dat die in zijn boekje worden opgeschreven. Bedragende
21.00.
17. Maatje gelooft wel, die goederen gehad te hebben, taat
ook toe dat dezelve in zijn boekje worden gebragt, mits er de
rekening van die kleedingstukken wederom wordt uitgenomen of
geroyeerd, die ingeschreven zijn en hij niet ontvangen heeft. Voor
Bosma bedraagt het hier 24.10.
18. De wed. den Held, wetende zeer goed, die goederen
ontvangen te hebben, stemt toe dat dezelve in haar boekje worden
ingeschreven. Dit bedraagt de som van 0.97½.
19. Vrouw Verbeek, weet wel kleeding ontvangen te hebben,
heeft er niet tegen dat het in haar boekje wordt ingeschreven.
Bedraagt 30.77½.
20. De wed. Beets gelooft wel, die goederen ontvangen te
hebben, en stemt toe dat dezelve in haar schuldboekje worden
ingeschreven. Te zamen 17.00.
21. Nieuwenhuis weet wel goederen ontvangen te hebben,
doch niet welke, zegt dat men maar op zijn boekje moet
inschrijven., zijnde voor eene somma van 19.47½.
22. Zeilmaker zegt van die goederen niets
ontvangen te hebben.
23. Mollevanger zegtt van Evers hoegenaamd gteene goederen
ontvangen te hebben.
24. Wiemes heeft wel goederen ontvangen, en stemt toe
dezelve in het schuldboekje te doen inschrijven. Dit bedraagt
18.32½.
25. Willem Hahn zegt, in die tijden geene goederen
ontvangen te hebben.
26. Vrouw Hertzkamp gelooft, dat zij wel goederen
ontvangen heeft van Evers, en staat tyoe, dat dezelve in haar
boekje worden ingeschreven. Bedraagt 22.95.
27. De wed. Uhl verklaart in den tusschentijd van hare
aankomst feb. 1820 tot dat Bosma als onderdirekteur kleeding
uitgegeven had, geene goederen ontvangen te hebben; kan dus ook
niet toestemmen dat het in haar boekje opgeschreven wordt.
28. De wed. de Vroeg weet wel de goederen ontvangen te
hebben, die op de nevensgaande lijst voorkomen, stemt toe dat
derzelver waarde in hgaar boekje wordt ingeschreven. Bedragende
15.60.
29. De wed. Kamans weet, dat zij destijds kleeding
ontvangen heeft, maar kan niet zeggen hoeveel, zij heeft er niets
tegen, dat de waarde derzelve in haar schuldboekje gebragt wordt.
Bedraagt 12.10.
30. De wed. Pieper verklaart wel te weten die goederen
ontvangen te hebben, stemt erin toe dat de waarde in haar boekje
wordt ingeschreven., die bedraagt 13.67½.
De waarde der goederen die de hoofden der huisgezinnen erkennen
ontvangen te hebben, en toestemmen dat in hunne schuldboekjes op
loopende schuld worden ingeschreven, bedraagt in recapitulatie
hetgene volgt:
.Brouwer |
9.52½ |
Limbeek | 48.20 |
wed. Kok | 8.75 |
Kleinman | 16.95 |
Olie | 11.45 |
Ladru | 23.22½ |
Veen | 18.40 |
Meijer | 19.35 |
Hoekstra | 20.15 |
van Vliet | 19.62½ |
Wjhl | 21.00 |
Maatje | 24.10 |
wed. den Held | 0.97½ |
Verbeek | 30.77½ |
wed. Beets | 17.00 |
Nieuwenhuis | 19.47½ |
Wiemes | 18.32½ |
Hertzkamp | 22.95 |
wed. de Vroeg | 15.60 |
wed. Kamans | 12.10 |
wed. Pieper | 13.67½ |
Te zamen driehonderd een en negentig gulden en zestig cent, zgge
was getekend 391.60.
Welke goederen, in onze tegenwoordigheid, door den boekhouder,
gespecificeerd, op loopende schulden in de schuldboekjes zijn
ingeschreven, alsmede de waarde derzelve.
Daarna is door den onderdirekteur Bosma overgelegd, zijnen, op
den 27 Mei 1825, met de Heeren Falck en Reese, gehouden
afrekening, (door laatstgemelden geteekend), waar uit bleek dat
Bosma toen aan de Maatschappij was schuldig gebleven, de som van
299.81½.
En eindelijk zijn ook de onderdirekteursboeken van kol 2
naauwkeurig nagezien geworden, en daaruit bevonden, dat den
schuld, op onderscheidene tijden, tot aan den 31 Maart 1827,
(tijdens de nieuwe administratie is begonnen), nog is vermeerderd
met de som van 25.42½.
Makende alzoo te zamen 325.24.
Deze schuld nu afgetrokken zijnde van de boven vermelde ten zijnen voordeele, in de schuldboekjes ingeschrevene som van 391.60, ghoudt de onderdirekteur Bosma nog te goed, de som van 66.36.
(get.) M. Bersma, President
J.H. van Wolda, secretaris
((NB: De meermalen genoemde 'nevensgaande lijst'
zat er niet meer bij.))
Verschenen voor den kleinen raad:
1. Vrouw Jansen, van kol 2, verzoekende een buis voor
haren grootsten zoon en een beddeken, al ware de laatste oud en
halfsleten.
Is overeengekomen dit met vrouw Jansen op de voor haar
voordeeligste wijze te overleggen, dat ook tot haar genoegen zijn
zal.
2. Veen, van kol no 1, te kennen gevende, dat hij te voren
wekelijks 2 pond vlas in huis had gekregen, om te spinnen, doch nu
slechts ιιn pond; verzoekende hierin verandering.
De raad is van gevoelen, dat Veen bij open weder, met zijnen
ingedeelden jongen, aan de noodige verdiensten kan komen, zoo zij
ιιn pond vlas in huis hebben, hetgene hem te kennen is gegeven.
3. Vrouw Hielkemeijer, klagende dat zij wekelijks slechts
10 ΰ 12 stuivers voor haar huisgezin, groot negen zielen, in
handen ontving, daar zij, volgens haar zeggen, noodzakelijk ιιnen
gulden ontvangen moest.
Is goedgevonden haar dochtertje op de zaal te plaatsen, dat haar
gezegd is, met deze aanmerking, dat, zoo er door haar gezin meer
verdiend word, zij ook meer voor het huisgezin ontvangen zoude.
4. Dirksen, van kol 2, verzoekende voor 14 dagen met verlof te
mogen gaan naar 's Hage, ten einde een kindskind, dat om
bijzondere redenen achtergebleven was, te halen. Hem was namelijk
gezegd, dat zijne vrouw in de kolonie alle dagen op het land moest
werken, in welk geval hij dat kind niet bij zich had kunnen
hebben. Nu het hem gebleken was, dat zijne vrouw in huis kon
blijven, en zij het kind best hebben konden, waren zij niet
gelukkig, vσσr dat zij hunnen lieveling bij zich hadden.
Is, onder nadere approbatie van den Heer Direkteur, toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geacoordeerd.
5. Brouwer,
6. zijn oudste zoon, en
7. Jan Koleer, van kol no 1, te kennen gevende, dat zij aan
het vlasbraken zeer weinig verdienen, verzoekende alzoo daarvan
wat meerdere verdiensten.
Hierin zal de noodige voorziening gemaakt worden, onder andere
zullen de twee genoemde jongens gaan op het land - en wederom
meisjes, die minder geschikt zijn voor den veldarbeid, aan het
vlas geplaatst worden.
8. Mollevanger, van kol 1, verzoekende vrijboer te worden.
Hoewel de raad daarin voor Mollevanger geen voordeel ziet, heeft
men hem echter beloofd, zijn verzoek den Heer Direkteur te zullen
voorstellen.
In de kantlijn bijgeschreven: Dit verzoek is door den
Heer Direkteur afgekeurd.
9. Frederica Opzomer, sedert verscheidene jaren ingedeeld
bij de wed. Gunther, in kol 1, verzoekende, daar de oude vrouw
steeds ontevreden en knorrig op haar was, verplaatst te worden.
Zij verlangde bij den nieuw aangekomenen kolonist Zoutebier te
zijn.
Is goedgevonden, zoo de Heer Direkteur zulks goed kan vinden, dit
meisje te plaatsen bij de huisverzorgster de wed. Groen, in
dezelfde wijk, en het daar onlangs ingedeelde weesmeisje Gerdina
Kramer, die vrij geschikt schijnt te zijn om de oude vrouw
Gunther te dienen, in hare plaats te stellen. Dit zou dus alleen
eene omzetting zijn.
In de kantlijn bijgeschreven: Deze omzetting is door den
Heer Direkteur goedgekeurd.
(was get.) J H van Wolda, secretaris
Vervoegden zich voor den kleinen raad:
1. Modderman, ingedeelde wees bij de Vos, in kol no 1,
verzoekende van daar verplaatst te worden.
Is goedgevonden, deze zaak eerst nader te onderzoeken.
2. Grondhout, van kol no 1, wijk 3, klagende dat hem door
den wijkmeester de Jong het brood geweigerd was.
Waatop men hem geantwoord heeft, dat dit geschiedde, omdat hij
nimmer op het land werkte.
De man gaf hierop zijne ligchaamsgebreken te kennen, die hem
volgens zijn zeggen daarin zeer hinderlijk waren; in het timmeren
hinderde hem dit minder.
Eindelijk dan heeft hij aangenomen zoo goed hem mogelijk was op
het land te zullen werken, waar na hem ook het brood wederom is
toegezegd.
3. De wed. de Koning, van kol no 2, verzoekende eenige
kleeding voor haar zelve en hare dochtertjes.
De onderdirekteur zal dit opnemen, en er dan zoo veel mogelijk in
de behoefte voorzien.
(get.) J H van Wolda, secretaris
Voor copie conform
De secretaris van den kleinen raad
J.H. van Wolda
In de kantlijn bijgeschreven: Goedgekeurd met
uitzondering van het verhandelde op den 15 December 1827, hetwelk
nader zal worden onderzocht en bij de opneming der verantwoording
over die maand afgedaan, den 7 February 1828, van Konijnenburg