Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD




Volledige transcriptie van:

Copie uit de notulen van de kleine raad der vrije kolonien over de maand januarij 1827


Zaterdag 6 januari 1827

Verscheen heden voor den kleinen raad:

1. Coenrades, van kol no 2, klagende van niet ontvangen te hebben de kleedingstukken, die hij reeds bij zijne aankomst had moeten bekomen, namelijk
één vrouwen borstrok
één mans linnen buis en
één stoof.
Het opgenoemde goed zal hem door den onderdirekteur die kolonie ter hand gesteld en de kosten daarvan op de rekening zijner eerste mise gebragt worden.

In de kantlijn bijgeschreven: Dit wordt door den Heer Direkteur toegestaan.


2. Elstrodt, van kol nop 2, verzoekende naaiwerk voor zijne vrouw, zijn dochtertje had één pond vlas te spinnen.
Op de winterlijst, van de fabriekmatige verdiensten der kolonisten opgemaakt, staat Elstrodt aangeslagen op 50 centen. De kleine raad was van oordeel, dat de vrouw in de huishouding genoeg te doen zoude hebben, en de verdiensten, bij goed weder, door Elstrodt en zijne drie jongens op het land behaald konde worden. Daar deze de eenigste is, die zich tot hiertoe over de opgemaakte lijst beklaagt, zal men hieromtrent de gedachten van den Heer Directeur vernemen.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur adviseert te dezen, dat de kleine raad het fabriekwerk van Elstrod vermeerderen kan, zoo daartoe genoegzame termen voorhanden zijn.


Eindelijk is overwogen:

Dat er gedurende het tegenwoordig geslotene weder met bijzondere oplettendheid op het huishoudelijke der kolonisten toegezien en in het finantiele naar verdienste en behoefte voorzien moet worden.
Dat ook nu, naar inhoud van het besluit der Permanente Kommissie dd 12 september 1825, de uitbetaling aan de huisgezinnen geregeld  en de kortingen voor de kleeding bepaald zal worden.
Waarom aan alle leden van den raad dit een en ander herinnerd is, met aanbeveling van alles naauwkeurig te observeren.

(was get.) M. Bersma, Pres.
J.H. van Wolda, secr.


Zaterdag 13 januari 1827

Compareerden heden voor den kleinen raad der kolonien:

1. Jan Bult, van kol no 1, klagende dat hij buiten staat was gesteld het noodige tot onderhoud zijner huisgenooten te verdienen.
a. Hebbende geen fabriekwerk.
b. Moetende van zijne verdiensten voor het kleedingfonds te veel laten staan.
Is goedgevonden aan dezen vrijboer wekelijks één pond vlas te doen toekomen en hem tot het fonds van kleeding naar billijkheid te laten betalen.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur adviseert in dezen, dat de vrijboer Jan Bult, welke des zomers een groot gedeelte van zijnen tijd buiten de kolonie doorbrengt, geen aanspraak heeft op meerdere verdienste van fabriekmatigen arbeid, dan zijn eigen huisgezin aan kleeding benoodigd is, en dat dezelve op de veldverdiensten hoegenaamd geene aanspraak heeft, zoo zulks buiten de vrijboeren, die hun eigen land moeten bewerken, gedaan kan worden.


2. van Ham, van kol no 2, verzoekende om een ingedeelden wees, daar hij anders wegens het betalen der landhuur, geen vrijboer blijven kon, en hetgeen hij echter zoo gaarne wilde.
Is besloten, hierom te denken, en hem vervolgens, bij eene gepaste gelegenheid van eene R.K. wees te voorzien.

3. Vrouw Poot, van kol no 1, vertoonende een bedlaken, gisteren ontvangen, naar hare gedachten oud of gebruikt, en verzoekende hierin voorziening.
Aangezien de onderdirekteur en boekhouder van kol no 1, verklaren hetzelve alzoo ontvangen te hebben, heeft de raad, die er geene oudheid aan bespeuren kan, haar te kennen gegeven, daaraan niets te kunnen doen.

4. Mailly, van kol no 2, te kennen gevende dat zijn huisgezin door de geboorte van een kind vermeerderd is, en verzoekende dat hem ook hierdoor, naar de gewone berekening, wekelijks een half schepel aardappelen meer moge toegedeeld worden.
Is goedgevonden, onder nadere approbatie, Mailly het gedane verzoek in te willigen, daar hij werkelijk een groot en sterk-etend gezin heeft.

5.  Jan Pieters Bakker, thans ingedeeld bij de huisverzorgster de wed. Westhoff in kol no 2, klagende zoo slecht gekleed te zijn, dat hij onmogelijk morgen ter kerke te gaan, en zijn hoogtijd(?) houden kan.
Zoo veel mogelijk zal hierin voorzien worden.

6. Vrouw van Duuren, van kol no 2, verzoekende meerder fabriekwerk, als hebbende slechts één pond vlas.
Is na deliberatie goedgevonden, aan dit huisgezin, waarin twee personen zijn die goed deel kunnen nemen aan den veldarbeid, niet meer toe te staan dan wekelijks 67½ centen fabriekarbeid, zijnde het spinloon van 1½ pond vlas.

7. Heemstra, en
8. Blom, beide van kolonie no 2, verzoekende voor 6 dagen met verlof te mogen gaan naar Harlingen, zijn van kleeding en reisgeld voorzien, en wenschen aanstaanden maandag op reis te gaan.
Daar er tegenwoordig niet veel te verdienen is en zij de reis te voet willen ondernemen,staat de raad hun verzoek, onder nadere approbatie van den Heer Direkteur, toe.

In de kantlijn bijgeschreven: Het verlofgaan dezer beide kolonisten is door den Heer Direkteur der kolonien geaccordeerd.

(was get.) M. Bersma, Pres.
J.H. van Wolda, secr.


Zaterdag 20 januari

Niemand voor den raad verschenen.

(was get.) M. Bersma, Pres.
J.H. van Wolda, secr.


Zaterdag 27 januari

Bij den kleinen raad ontvangen zijnde, de lijsten van het in deze week uitgegeven fabriekwerk, in de vrije kolonien, en deze vergeleken en nagekeken hebbende, met de algemene lijst van uit te geven fabriekwerk, voor deze winter.

Is bevonden dat de spinbazen, of de met de uitgifte belaste personen, van de kolonien no 1 en 3, zich geenszins houden, aan den regel, hun, door den kleinen raad, ter voldoening van het besluit van de Permanente Kommissie van den 12 september 1825, voorgeschreven, bepalende hoeveel ieder huisgezin aan fabriekwerk moet verdienen, maar integendeel sommige huisgezinnen te veel en andere wederom te weinig toedeelen, waardoor alzoo eene onevenredigheid van verdiensten in de kolonien ontstaat, die vermeden kan worden.

Overwegende dat de opgemaakte lijst, door den Heer Direkteur der kolonien is geapprobeerd en aan de spinbazen ter hand gesteld.

Is goedgevonden te verrigten:

a. De met de uitgifte van fabriekwerk in kol 1 en 3, daar de spinbaas van kol 2 in dezen eene gunstige uitzondering maakt, belaste personen schriftelijk uit te noodigen om zich voortaan in dit werk te regelen naar de hun toegezonden lijsten, immers zoo ver mogelijk, terwijl zij diegenen welke naar hunne gedachten meerder fabriekwerk moeten hebben, dan op de lijst is aangegeven, voortaan ter bekoming van het meerdere kunnen verwijzen naar den kleinen raad.
b. Dit verhandelde te plaatsen in de gewone zaterdagsche notulen.


Daarna zijn in den kleinen raad verschenen:

1. Krol, en
2. Vrouw Dorenbos, beide van kol no 3, verlangende nu, daar de buitengewone ziekte te Groningen tot stilstand was gekomen, voor eenige dagen derwaards te mogen, met oogmerk, de eerste om zijne ouders, en de laatste om hare kinderen te bezoeken.
Zijn van goede kleeding en het noodige reisgeld voorzien, en zijn goede, tevredene kolonisten. Onder nadere approbatie van den Heer Direkteur , is hun dit verzoek toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Het verlofgaan dezer kolonisten is door den Heer Direkteur geaccordeerd.

(was get.) M. Bersma, Pres.
J.H. van Wolda, secr.

Voor copie conform
De secretaris van den kleinen raad
J. H. van Wolda