Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD
Verscheen heden voor den kleinen raad:
1. Coenrades, van kol no 2, klagende van niet ontvangen te
hebben de kleedingstukken, die hij reeds bij zijne aankomst had
moeten bekomen, namelijk
één vrouwen borstrok
één mans linnen buis en
één stoof.
Het opgenoemde goed zal hem door den onderdirekteur die kolonie
ter hand gesteld en de kosten daarvan op de rekening zijner eerste
mise gebragt worden.
In de kantlijn bijgeschreven: Dit wordt door den Heer Direkteur toegestaan.
2. Elstrodt, van kol nop 2, verzoekende naaiwerk voor zijne
vrouw, zijn dochtertje had één pond vlas te spinnen.
Op de winterlijst, van de fabriekmatige verdiensten der kolonisten
opgemaakt, staat Elstrodt aangeslagen op 50 centen. De kleine raad
was van oordeel, dat de vrouw in de huishouding genoeg te doen
zoude hebben, en de verdiensten, bij goed weder, door Elstrodt en
zijne drie jongens op het land behaald konde worden. Daar deze de
eenigste is, die zich tot hiertoe over de opgemaakte lijst
beklaagt, zal men hieromtrent de gedachten van den Heer Directeur
vernemen.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur adviseert
te dezen, dat de kleine raad het fabriekwerk van Elstrod
vermeerderen kan, zoo daartoe genoegzame termen voorhanden zijn.
Eindelijk is overwogen:
Dat er gedurende het tegenwoordig geslotene weder met bijzondere
oplettendheid op het huishoudelijke der kolonisten toegezien en in
het finantiele naar verdienste en behoefte voorzien moet worden.
Dat ook nu, naar inhoud van het besluit der Permanente Kommissie
dd 12 september 1825, de uitbetaling aan de huisgezinnen
geregeld en de kortingen voor de kleeding bepaald zal
worden.
Waarom aan alle leden van den raad dit een en ander herinnerd is,
met aanbeveling van alles naauwkeurig te observeren.
(was get.) M. Bersma, Pres.
J.H. van Wolda, secr.
Compareerden heden voor den kleinen raad der kolonien:
1. Jan Bult, van kol no 1, klagende dat hij buiten staat
was gesteld het noodige tot onderhoud zijner huisgenooten te
verdienen.
a. Hebbende geen fabriekwerk.
b. Moetende van zijne verdiensten voor het kleedingfonds te
veel laten staan.
Is goedgevonden aan dezen vrijboer wekelijks één pond vlas te doen
toekomen en hem tot het fonds van kleeding naar billijkheid te
laten betalen.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur adviseert
in dezen, dat de vrijboer Jan Bult, welke des zomers een groot
gedeelte van zijnen tijd buiten de kolonie doorbrengt, geen
aanspraak heeft op meerdere verdienste van fabriekmatigen arbeid,
dan zijn eigen huisgezin aan kleeding benoodigd is, en dat dezelve
op de veldverdiensten hoegenaamd geene aanspraak heeft, zoo zulks
buiten de vrijboeren, die hun eigen land moeten bewerken, gedaan
kan worden.
2. van Ham, van kol no 2, verzoekende om een ingedeelden
wees, daar hij anders wegens het betalen der landhuur, geen
vrijboer blijven kon, en hetgeen hij echter zoo gaarne wilde.
Is besloten, hierom te denken, en hem vervolgens, bij eene gepaste
gelegenheid van eene R.K. wees te voorzien.
3. Vrouw Poot, van kol no 1, vertoonende een bedlaken,
gisteren ontvangen, naar hare gedachten oud of gebruikt, en
verzoekende hierin voorziening.
Aangezien de onderdirekteur en boekhouder van kol no 1, verklaren
hetzelve alzoo ontvangen te hebben, heeft de raad, die er geene
oudheid aan bespeuren kan, haar te kennen gegeven, daaraan niets
te kunnen doen.
4. Mailly, van kol no 2, te kennen gevende dat zijn
huisgezin door de geboorte van een kind vermeerderd is, en
verzoekende dat hem ook hierdoor, naar de gewone berekening,
wekelijks een half schepel aardappelen meer moge toegedeeld
worden.
Is goedgevonden, onder nadere approbatie, Mailly het gedane
verzoek in te willigen, daar hij werkelijk een groot en
sterk-etend gezin heeft.
5. Jan Pieters Bakker, thans ingedeeld bij de
huisverzorgster de wed. Westhoff in kol no 2, klagende zoo slecht
gekleed te zijn, dat hij onmogelijk morgen ter kerke te gaan, en
zijn hoogtijd(?) houden kan.
Zoo veel mogelijk zal hierin voorzien worden.
6. Vrouw van Duuren, van kol no 2, verzoekende meerder
fabriekwerk, als hebbende slechts één pond vlas.
Is na deliberatie goedgevonden, aan dit huisgezin, waarin twee
personen zijn die goed deel kunnen nemen aan den veldarbeid, niet
meer toe te staan dan wekelijks 67½ centen fabriekarbeid, zijnde
het spinloon van 1½ pond vlas.
7. Heemstra, en
8. Blom, beide van kolonie no 2, verzoekende voor 6 dagen
met verlof te mogen gaan naar Harlingen, zijn van kleeding
en reisgeld voorzien, en wenschen aanstaanden maandag op reis te
gaan.
Daar er tegenwoordig niet veel te verdienen is en zij de reis te
voet willen ondernemen,staat de raad hun verzoek, onder nadere
approbatie van den Heer Direkteur, toe.
In de kantlijn bijgeschreven: Het verlofgaan dezer beide
kolonisten is door den Heer Direkteur der kolonien geaccordeerd.
(was get.) M. Bersma, Pres.
J.H. van Wolda, secr.
Niemand voor den raad verschenen.
(was get.) M. Bersma, Pres.
J.H. van Wolda, secr.
Bij den kleinen raad ontvangen zijnde, de lijsten van het in deze
week uitgegeven fabriekwerk, in de vrije kolonien, en deze
vergeleken en nagekeken hebbende, met de algemene lijst van uit te
geven fabriekwerk, voor deze winter.
Is bevonden dat de spinbazen, of de met de uitgifte belaste
personen, van de kolonien no 1 en 3, zich geenszins houden, aan
den regel, hun, door den kleinen raad, ter voldoening van het
besluit van de Permanente Kommissie van den 12 september 1825,
voorgeschreven, bepalende hoeveel ieder huisgezin aan fabriekwerk
moet verdienen, maar integendeel sommige huisgezinnen te veel en
andere wederom te weinig toedeelen, waardoor alzoo eene
onevenredigheid van verdiensten in de kolonien ontstaat, die
vermeden kan worden.
Overwegende dat de opgemaakte lijst, door den Heer Direkteur der
kolonien is geapprobeerd en aan de spinbazen ter hand gesteld.
Is goedgevonden te verrigten:
a. De met de uitgifte van fabriekwerk in kol 1 en 3,
daar de spinbaas van kol 2 in dezen eene gunstige uitzondering
maakt, belaste personen schriftelijk uit te noodigen om zich
voortaan in dit werk te regelen naar de hun toegezonden lijsten,
immers zoo ver mogelijk, terwijl zij diegenen welke naar hunne
gedachten meerder fabriekwerk moeten hebben, dan op de lijst is
aangegeven, voortaan ter bekoming van het meerdere kunnen
verwijzen naar den kleinen raad.
b. Dit verhandelde te plaatsen in de gewone
zaterdagsche notulen.
Daarna zijn in den kleinen raad verschenen:
1. Krol, en
2. Vrouw Dorenbos, beide van kol no 3, verlangende nu,
daar de buitengewone ziekte te Groningen tot stilstand was
gekomen, voor eenige dagen derwaards te mogen, met oogmerk, de
eerste om zijne ouders, en de laatste om hare kinderen te
bezoeken.
Zijn van goede kleeding en het noodige reisgeld voorzien, en zijn
goede, tevredene kolonisten. Onder nadere approbatie van den Heer
Direkteur , is hun dit verzoek toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Het verlofgaan dezer kolonisten is door den Heer Direkteur geaccordeerd.
(was get.) M. Bersma, Pres.
J.H. van Wolda, secr.
Voor copie conform
De secretaris van den kleinen raad
J. H. van Wolda