Naar het overzicht
van stukken over de CRISIS in 1829
Op 17 maart 1829 stuurt de directeur der koloniën met een
brief met nummer N172A twee stukken door. De onderdirecteur van
het tweede gesticht stuurt een daar gebakken roggebrood, maar de
adjunct-directeur van het derde gesticht meldt sterfcijfers
waaruit de directeur concludeert 'dat de hoop van de ziekte te
zijn te boven gekomen, weder geheel vervlogen is', invnr 96, de
scans 188-189:
Ik heb de eer de Permanente Kommissie te doen toekomen de beantwoorde Nota van gevraagde Renseignementen dd. 4 Maart 1829.
Eenen brief van den Heer de Geus en bijbehoorend ziekenrapport uit het 3e Etablissement van de afgelopen week, waaruit blijkt dat de hoop van de ziekte te zijn te boven gekomen, weder geheel vervlogen is.
En eene van den ond. Dir. Kluvers betreffende het brood van het 2de en 3e Etablissement; het monster daarin bedoeld zend ik morgen met eenige comptabele stukken aan de Perm. Komm.
Nauwelijks hadden wij in de gepasseerde week de veldarbeid in de Kolonien en Etablissementen met alle kragt hervat, of zijn door de weder ingevallen strenge vorst verpligt geworden die geheel te staken, en is het thans weder onmoogelijk iets te doen.
Ik heb de eer te zijn
de Direkteur der Kolonien
Visser
Eerst de brief van Jacob Kluvers, onderdirecteur van het tweede
gesticht:
Wel Edelgestrenge W.Visser, Direkteur der Kolonien Frederiksoord.
Veenhuizen, 16 Maart 1829
Dan ten geleide van een van het ten behoeve der kolonisten van het 2de en 3de Etablissement gebakken Roggenbrood, hetzelve kan tot een volledig monster dienen.
Staat volmaakt gelijk aan al het overige van enkel rogge gebakken brood, en wordt doorlopend door den gebruiker veel hooger gewaardeerd, dan datgeene wat hier in deeze contrainen in de gewoone maatschappij wordt gebakken.
Het brood indertijd door den Heer Tonkens meedegenomen zoude, (zo men aan die ongaar beoordeling geloof moet hegten), van een baksel zijn, waarvan den oven, toevallig iets te slap van hitte was geweest, mogt dit dan al eens nu het geval geweest zijn, dan is nogtans in geenen deele de algemeene behandeling en bewerking van het brood daar overeenkomstig uit afteleiden, maar zoude dus nog als eene uitzondering in de gewonen regel moeten beschoud worden.
Meede gaat hiernevens de staat der wekelijksche rekening met de broodbakkerij.
Waarmede met alle hoogagting de eer hebbe te zijn,
UwelEdGetr Dnr, de Onder Direkteur,
J.Kluvers
En dan de ernstige brief van de adjunct-directeur van het derde
gesticht Adrianus de Geus, die zeer mismoedigd is:
3e Etab: Veenhuizen
16e Maart 1829
Ik heb de Eer UWEDG: hierbij met Leedwezen overteleggen, het gewone rapport uit de Ziekezaal van het 3e Etab. over de afgelopene week, waarin de sterfte wederom zoo buitengewoon is geweest, dat het getal der overledene acht Personen is.- van de onderscheidene kinderen welke zoo menigmaal adergelaten zijn, zijn er ook verscheidene gestorven, doch de grootere daarvan schijnen daardoor te beteren.- echter is de Doktor met de aderlatingen opgehouden in de loop dezer begonnen week kunnen wij op verscheidene kinderen rekenen die wij niet behouden zullen, uit het rapport zult UWEDG: bemerken dat alle de gestorven in october of November JL. zijn aangekomen waaronder vier uit Zééland.-
deze ongelukkige gevolgen hebben mij zeer mismoedigd dan alle het mogelijke te doen, en te zorgen dat men geene aanmerkingen ten aanzien van de behandeling en bezorging in het algemeen maken kan kan het eenig middel zijn; waardoor wij bij alle onderzoekingen voor onaangenaamheden kunnen bevrijd blijven.- ik verzeker UWEdG: daarom dat ik Ernstig toezie; op alle dat geene, wat in deze onze plichten kan (??) vervullen.-
Tengevolge van UWEdg: missive dd. 12e Maart N. 161 heb ik dadelijk het bedoelde antwoord aan den Heer ontvanger Bacherie gezonden, zoo dat hetzelve ZE nog voor den vervaldag der Sommatie is toegekomen, terwijl wij ons overigens gedragen zullen aan den inhoud der Missive der Perm: K: dd. 10e Maart N. 208 – ten aanzien van den Heer Burgemeester van Norgh -
de oorzaken van het ongaare Roggen brood zullen wij trachten te beantwoorden – den Heere Drijber die gisteren van de reis onpasselijk was, heb ik daarover niet kunnen spreken, doch heden zal ik met Zweled. de beantwoording opmaken en bij de eerste doen geworden.
Met de meeste Hoogachting heb ik de Eer te zijn
de Adjunct Directeur
Ads de Geus