Naar het overzicht
van stukken over de CRISIS in 1829
Als reactie op de ontvangts van het broodonderzoek door burgemeester Tonckens en de gouverneur van Drenthe doet de permanente commissie drie dingen. Als eerste vraagt ze om met enige regelmaat een brood uit de kolonie opgestuurd te krijgen. Het eerste wordt door directeur Visser volgens zijn brief met nummer N145A op 7 maart 1829 opgestuurd:
In voldoening aan het verlangen der Permanente Kommissie bij hare missive van 4 dezer N138, heb ik heden een brood uit de gewone Koloniën aan den Heer Brouwer van Meppel overhandigt, met verzoek hetzelve nog dezen dag op eenen geschikten wijze aan de Perm. Komm. te verzenden,waaraan zeker zal worden voldaan.
Dit brood is gebakken uit een mudde rogge en drie mudde arrdappel.
Ik heb de eer te zijn, de Direkteur der Kolonien,
Visser
Het tweede is dat zij op 7 maart 1829 met onderstaande
brief met nummer N190, invnr 364, reageert op de onderzoeken en
het derde noemt ze in die reactie: ze laat het koloniale brood
beoordelen door een lector in Haarlem:
Wij hebben de eer gehad UwHEG Missive van den 26 Febr. JL. N. 47 te ontvangen.
Ter beantwoording van dezelve, ons gedragende aan het geen wij bij onze vorige van den 2e dezer maand N178 aangevoerd hebben, moeten wij op den voorgrond stellen, dat wij ten uiterste verwonderd zijn geweest over de handelingen van den Heer Burgemeester van Norgh.
De koloniale bakkerijen, toch, alleen tot eigen gebruik zijnde en geenszins daargesteld met het oogmerk om brood te verkoopen, staan in geenen deele met die van brood bakkers gelijk, noch ook kunnen de bepalingen omtrent brood bakkers of brood verkoopers op de Maatschappij of het Bestuur der kolonien van toepassing zijn, zoo dat het brood uit die bakkerijen niet aan zetting of keuring onderhevig zijn kan, waarom wij dan ook diergelijke inspectiën van den Burgemeester van Norgh bij vervolg noch kunnen noch zullen toelaten.
Uit het oogpunt van gezondheid of voedzaamheid van het brood, daarentegen, zullen wij steeds gaarne alle mogelijke onderzoekingen door het Geneeskundig Bestuur of zoodanig persoon, als door UwHEG, ingevolge de kontrakten, zal benoemd worden, zien plaats hebben, hebbende wij zelve nog onlangs een geheel scheikundig onderzoek daarvan, ten overvloede, aan den geheel onzijdigen Lector Beets, te Haarlem, verzocht; doch wij mogen en kunnen het niet ontveinzen in deze handelingen van den Burg: wederom een blijk te zien van zijne, door mislukking van gehoopte voordeelen, opgewekte zucht, om elke gelegenheid waartenemen, ten einde ongunstige indrukken aangaande de Maatschappij te weeg te brengen.
Het zal UwHEG niet ontsnapt zijn, dat het aardappelbrood het welk bij een vroeger Rapport als voor den mensch ongeschikt voedsel beschreven is, nu weder door den Burg: als volkomen goed erkend wordt.
Wat het brood van het 2e Gesticht op den 16 en 17 Februarij betreft; hieromtrent heeft de toevallige omstandigheid bestaan, dat, uit hoofde van de door het besloten water gestremde aanvoer van aardappelen, er brood van enkel rogge heeft moeten gebakken worden, welk tijdstip derhalve door den Burg:, die door zijne nabijheid gemakkelijk elke geringe omstandigheid van dien aard kan vernemen, tot deze inspectie juist schijnt uitgekozen te zijn.
Het reeds vroeger bij ons ingekomen rapport omtrent dit, als het ware bij uitzondering gebakken roggenbrood, evenwel, bevat de verzekering dat hetzelve volkomen deugdzaam en goed was. Intusschen willen wij niet alle geloof ontzeggen aan de bevestiging van de bakkers te Assen en aannemen, dat hetzelve langer had behooren gebakken te zijn doch tot welk gebrek alsdan gemakkelijk de gewoonte, om brood van rogge en aardappelen te bakken, en de verschillende daartoe noodige behandeling, aanleiding kan hebben gegeven.
Doch, hoe dit ook zij, UwHEG zal wel gevoelen, hoe ligtelijk een baksel mislukken of minder goed uitvallen kan, hetwelk in elke bakkerij zeldzaam even goed uit valt, het geen door iedere bakker geredelijk zal worden toegestemt, en UwHEG zal dus wel beseffen hoe ongepast het zoude zijn, naar de bevinding van een enkel baksel, tot de doorgaande deugdzaamheid van het brood te besluiten, kunnende de gemaakte aanmerking alleen zijn voort gevloeid uit de zucht om, bepaaldelijk ten aanzien van den Adjunct-direkteur van het 2e Gesticht, onaangenaamheden te verwekken, waarvoor juist dat oogenblik heeft kunnen worden uitgekozen.
Wat de deugdzaamheid van het koloniale brood in het algemeen aangaat, moeten wij UwHEG herinneren aan de stellige bevestiging daarvan door den President der Geneeskundige Commissie gegeven, UwHEG overigens verwijzende naar den Heer Referendaris Van Maanen en verdere leden van de Kommissie van Toevoorzigt, welke hetzelve herhaalde malen hebben onderzocht en geproeft, er bij voegende, dat het brood aan het 2e Gesticht doorgaande uitmunt en dat het brood, in het algemeen, steeds op alle mogelijke wijze kan worden onderzocht, als zijnde zoodanige onderzoekingen, die door het telkens onverwacht opvragen langs verschillende wegen van brooden uit al de bakkerijen door ons herhaaldelijk worden gedaan, steeds ten uiterste gunstig uitgevallen.
Wij zullen echter, ten overvloede, nog nader onderzoek doen naar het brood van opgemelde dagen, en voortgaan met alle maatregelen te nemen, om de deugdzaamheid van het brood te verzekeren.
De P. K. van W
Namens Dezelve