Naar het overzicht
van stukken over de CRISIS in 1829





19 februari 1829: Het koloniale brood wordt te Assen geproefd, geroken en tegen het licht gehouden


Op 19 februari 1829 stuurt de gouverneur van Drenthe het van burgemeester Tonckens ontvangen brood door naar de burgemeester van Assen met het verzoek het brood door enkele experts te laten keuren. Invnr 95:


UEAb hiernevens zendende een brief van den Burgemeester te Norg, dd.18 dezer N71, geleidende twee processen verbaal van 16 & 17 tevoren, benevens een ingepakt roggebrood, verzegeld met een Cachet, waarop de letters J.K.    

Verlangen Wij van UEAb om het gemelde brood onverwijld door twee of drie broodbakkers alhier naauwkeurig te laten onderzoeken en wegens deugdzaamheid en gewigt, volgens derzelver verklaring, proces verbaal behoorlijk onderteekend, op te maken en ons het een en ander met den meesten spoed te remitteren.

De Staatsraad,Gouverneur van de provincie Drenthe
(Get) P. Hofstede.

Voor kopie conform, het Lid der Gedeputeerde Staten, belast met de functie van griffier, bij deszelfs afwezigheid,
van Dunne

De burgemeester van Assen kwijt zich snel en met verve van die taak. Diezelfde dag nog roept hij de bakkers Stoker, Rijtema en Beuker bij zich en laat hen hun licht over dit brood schijnen:


Op heden den negentiende februarij 1800 negen en twintig, des voordemiddags ten elf uren hebben wij Mr. Gerrit Kniphorst, Burgemeester der Stad Assen naar aanleiding van eene missive van Zijne Exc: den Heere Staatsraad Gouverneur van de Provincie Drenthe van heden onder N21, den broodbakkers F. Stoker, J. M. Rijtema en H. Beuker, alle ingezetenen dezer Stad, opgedragen het onderzoek naar het gewigt en de deugdzaamheid van een bij die missive gevoegd roggebrood, met verzoek om ons ieder afzonderlijk deszelfs gevoelen, omtrent de deugdzaamheid van het gezegde brood te doen kennen.

Ten gevolge hiervan het brood gewogen zijnde is hetzelve bevonden zwaar te zijn: vijf Nederlandsche ponden en drie loden, waarna omtrent de deugdzaamheid ons de bakker Stoker heeft verklaard: ’dat hetzelve te week en niet behoorlijk doorgebakken was’ - de bakkerij Rijtema ‘dat het niet genoegzaam was doorgebakken’ en eindelijk de bakker H. Beuker ‘dat het niet gaar genoeg was gebakken’, met opmerking, dat indien het baksel den behoorlijken of vereischten tijd in den oven was geweest, dat brood althans eenen genoegzamen graad van doorbakkenheid moest hebben, omdat het een zoogenaamd kantbrood was, namelijk een dat op het uiterste einde van het baksel brood gestaan had, ontvangende zulk brood gewoonlijk den hoogsten graad van hitte, voorts dat hetzelve voor de gezondheid nadeelig moest zijn, als meestentijds het zuur aan den gebruiker veroorzaakende.

Den genoemden deskundigen hierna onderling met derzelver afzonderlijk gevoelen hebbende bekend gemaakt, hebben wij den bakker Stoker verzocht om te mogen zien, een der roggebroden, door hem gebakken, het zijnde geschied, hebben wij duidelijk in de kleur en stevigheid kunnen bemerken, dat het gevoelen der genoemde deskundige met de waarheid overeenstemde, als zijnde het ons door Stoker vertoonde brood, van eene veel donkere kleur en van meerdere stevigheid, welk een en ander, naar ons gevoelen, het bewijs opleverde, dat hetzelve behoorlijk en meer doorbakken was, dan het brood ons tot onderzoek toegezonden.

En hebben wij hiervan dit verbaal opgemaakt en na voorlezing met de door ons verzochte deskundigen geteekend.
Assen, ten dage als boven.
(Geteekend) F. Stoker, J . M. Rijtema, H.Beuker, G. Kniphorst.

Voor eensluidend afschrift de Burgemeester van Assen, (Get) G. Kniphorst

Voor kopie conform, het Lid der Gedeputeerde Staten, belast met de functie van griffier, bij deszelfs afwezigheid,
van Dunne

De volgende dag, 20 februari 1829, stuurt de gouverneur van Drenthe het hele pakket - dus brief Tonckens, die verslagen van zijn twee bezoeken aan de kolonie, het rapport van de burgemeester van Assen - naar het ministerie van Binnenlandse Zaken:


Assen, den 20 Februarij 1829
   
n voorloopig antwoord op de missive van 11 dezer N43, 17 daaraan hier ingekomen, waarbij UWHEG onder anderen aan mij heeft medegedeeld kopij van een bij Haar ontvangen algemeen verslag van de Permanente Commissie van Weldadigheid, betrekkelijk de genomene maatregelen tot zoveel mogelijke wering der ziekte in het 3e Gesticht te Veenhuizen, gelijk mede nopens de ligging en voeding der zieken enz, heb ik de eer, hiernevens aan UWHEG te doen toekomen afschrift eens briefs van den Burgemeester der gemeente Norg, dato 18 dezer N71 alsmede van twee daarbij, vergezeld van een wel ingepakt en verzegeld roggenbrood, overgelegde processen-verbaal wegens op den 16 en 17 bevorens door ZEd gedane opnemingen van het brood in de bakkerijen der Gestichten te Veenhuizen, volgens welke stukken het bedoelde brood niet behoorlijk doorbakken is en mitsdien als schadelijk voor de gezondheid moet worden beschouwd.

Wijders ontvangt UWHEG hiernevens kopij mijner resolutie van 19 dezer N21, tengevolge waarvan het gemelde roggenbrood door deskundigen nader is onderzocht  geworden, mitsgaders van het proces-verbaal, den uitslag van dat nader onderzoek constaterende, aan welk een en ander mij gedragen; terwijl over den inhoud dezer stukken, zonder nadere berigten in te winnen, die, in de gegeven omstandigheden, zeer moeijelijk te bekomen zijn, mij geene aanmerkingen veroorloven durve.

Overigens zal ik mij naar de bedoeling van UWEHG bovengemelde missive trachten te gedragen.

De Staatsraad, Gouverneur in de Provincie Drenthe,
(get) P. Hofstede