Naar het overzicht
van stukken over de CRISIS in 1829
Als reactie op de aandrang van het ministerie schrijft de
permanente commissie op 6 februari 1829, zie hier, een
antwoord, invnr 364. Ze somt op welke maatregelen er zijn genomen
en komt met een tabel over mogelijke verbanden tussen herkomst van
de kinderen en sterfte:
Verslag wegens het verrigte ter keering van de ziekte in het 3e Gesticht
N. 116
Wij hebben de eer UwHEG bij deze het bij onze Missive van den 30 December JL N. 1305 toegezegde nadere verslag te geven van het geen er in het 3e Etablissement, op aanrading van verschillende deskundigen verrigt is, ter keering der aldaar bestaande ziekte, en van den tegenwoordige Staat van dezelve.
Aangaande den stand van het water bij het Gesticht en eene betere afwatering van den grond, hierin is het noodige verrigt.
Het rapport van den Heer Hoofd-ingenieur van den waterstaat is echter daarin niet gevolgd geworden, uit hoofde men reeds, op eene andere en betere wijze daarmede verre gevorderd was.
In het kanaal, om het Gesticht loopende, zelf, namelijk, zijn twee dammen gelegd, op de hiernevens terug gaande kaart aangewezen met A en B, en de wal doorgestoken bij C., waarvan de werking is, dat al het water, zoo van de binnen als buiten slooten, die alle hare uitwatering op het afgedamde gedeelte van het kanaal hebben, en ook het water hieruit door de sloot bij C., gelost wordt in het beneden Pand van het kanaal, waarin de oppervlakte van het water door den Hoofd-Ingenieur is opgegeven 27,3 duimen beneden het hoogste punt van het Binnen-plein en 1,62 duimen beneden de vloeren van het gebouw of den begaanbaren grond, te zijn; gelijk dan ook nu het water om het Gesticht en in de Sloot binnen hetzelve, zeker 1 El 25 duimen beneden de vloeren en den begaanbaren weg staat.
Het slechten van het hooger liggende binnen plein, het welk binnen zulk een korten tijd ook niet wel te doen was, is nu geheel overtollig geworden, alzoo de sloot die hetzelve omgeeft en waarin water tot 1,25 duim beneden den weg staat, het daaruit zakkende water op vangt en afvoert.
Overigens zijn de wegen binnen en om het gebouw zoo veel het winter saisoen toeliet, verbeterd en maatregelen genomen, om daarmede bij dooi weder voort te gaan.-
Betreffende de luchtigheid der Zalen, waaromtrent D: Sassen meende, dat de daarin gebragte tuimelramen nog onvoldoende waren voor de vereischte doorstroming van lucht, zijn nu nader nog ventilators in dezelve gemaakt, zijnde kokers ten wijdte en breedte van 2 à 3 palmen in den zolder tot boven het dak uit en trekkende op gaten in den buiten muur even boven den Vloer van gelijken omvang, welk openingen echter, des noodig, kunnen gesloten worden: zoo dat hieromtrent mede niets te wenschen overblijft.
Aangaande de ligging waarop D. Sasse de aanmerking gemaakt had, dat de matrassen in de hangmatten niet genoegzaam gevuld en breed genoeg waren (ofschoon die volmaakt gelijk waren aan die in het 1e Gesticht in gebruik, zijn de matrassen nu nieuw en breed met zeewier opgevuld, overeenkomstig ZE meening.
Op de voeding zijn geene aanmerkingen gehoord, noch van opgem. Doctor, noch van den President der Geneeskundige Commissie, die hetzelve integendeel gelijk UwHEG bekend is, herhaaldelijk heeft geroemd.-
Niettegenstaande wordt hetzelve gedurende de bestaande ziekte, in geen mindere ruimte verstrekt en met de hoogst mogelijke zorg toebereid.
Het drinkwater, ofschoon steeds onschadelijk verklaart, wordt thans door lekzand en dierkool (??) gezuiverd en gefiltreerd gebruikt en wordt dus ook de schadelijkheid, die het ongewone van deszelfs gebruik op de nieuw aangekomene mogt hebben, geheel weggenomen.
Ziet daar, HoogEdelG Heer! eene beknopte opgave van het geen nu weder verrigt is, ter keering en, mogt het zijn, voorkoming naar het vervolg, der telkens wedergekeerde grootere ziekte in het bedoelde Gesticht, zijnde daarmede geheel voldaan aan al het geen, wat daar omtrent door de verschillende deskundigen noodig of nuttig is geoordeeld.
De behandeling der zieken en de zorgvuldige verpleging derzelven is UwHEG voldoende bekend uit de telkens inkomende rapporten van den President der Geneeskundige Commissie, en zouden wij dus daaromtrent slechts gebrekkig of onvolledig kunnen herhalen, wat die deskundige UwHEG telkens mededeelt.
Alleen hebben wij het genoegen UwHEG nog medetedeelen dat er tot en met den 25e toe in de vorige maand maar elf lijken zijn geweest, zoodat wij de hoop koesteren, dat het getal over de geheele maand slechts 13 of 14 zal zijn en dus weder 7 minder dan in de maand December en 23 minder dan in de maand November, het geen naar het ons voorkomt een afdoend bewijs oplevert, dat, al verminderd het getal zieken niet in diezelfde mate, welke dan ook van zeer verschillende aard beginnen te worden, de epidemie als zoo danig zeer aanmerkelijk is verminderd, gelijk dan ook D. Sassen, bij eenen brief aan den Direkteur der Kolonien in de vorige maand geschreven, verzekert dat dezelve geheel en al had opgehouden.
Ten slotte voegen wij hierbij eenen Staat van vergelijking van het getal gestorvenen in het 3e Gesticht in het vorig jaar met dat uit iedere provincie in hetzelfde jaar aldaar opgenomen, en waaruit naar ons inzien, volgens eene vroeger kenbaar gemaakte meening, ten duidelijkste blijkt, dat de ziekte oorzaak, waar in die dan ook gelegen mogt wezen, de kinderen uit sommige gewesten gekomen niet ?? meer heeft getroffen dan die uit andere.
De P.K. van W.
Namens Dezelve
Als bijlage is hierbij gevoegd een staat waarbij de afkomst van kinderen tegen de sterfte wordt afgezet. Die is hier als pdf opgenomen, klik hier.