Naar het overzicht
van stukken over de CRISIS in 1829
Als reactie op de brief van Binnenlandse Zaken van 3 februari, zie hier, schrijft de
permanente commissie op 6 februari 1829 'over het
verschil in de behandeling der zieken tusschen D. Sassen en den
Pres. der Geneesk. Komm.'. Ze laat weten dat ze de eigen
geneesheer Sasse hebben terechtgewezen. Invnr 364 (geen
scans). En opnieuw schermen ze, als
eerder, met de referendaris Van Maanen als hun bondgenoot:
Ons gedragende aan het verslag UwHEG bij onze Missive van heden N117 gegeven, hebben wij de eer UwHEG in antwoord op Deszelfs Missive van den 3e dezer, te berigten, dat wij van de hierbij terug gezonden wordende rapporten, betreffende de ziekte in het 3 Gesticht te Veenhuizen, de noodige kennis hebben genomen en terstond den Heer Sassen ons verlangen hebben te kennen gegeven, dat ZE., als te voren, den Heer President der Geneesk. Kommissie in Drenthe vertrouwelijk zoude mededeelen, wat door hem aangaande de behandeling der zieken mogt worden verlangd en zelfs daarin raadplegen met al dat vertrouwen, waarop ZE. betrekking en ervaring aanspraak kunnen maken, met verzekering, dat de stipte nakoming hiervan ons zijne diensten op des te meer prijs zoude doen stellen; niet twijfelende alzoo of aan deze onze uitnoodiging zal behoorlijk worden voldaan.
Ook wij hadden dezer dagen reeds kennis bekomen van het gerezen verschil tusschen D. Sasse en den Heer President der Geneesk Kommissie in de geneeswijze der zieken, waarvan wij gemeend hebben den heer Referendaris F. J. van Maanen confidentieel kennis te moeten geven, gelijk wij dan ook gedaan hebben ten einde van ZE te vernemen, wat hierin door ons best zoude kunnen worden gedaan.
De P.K. van W
Namens Dezelve
Dezelfde dag, dus 6 februari 1829, stuurt de permanente commissie ook een opsomming van alle genomen maatregelen tegen de ziekte en sterfte aan het ministerie.