Naar het overzicht
van stukken over GENEESKUNDE
In den namiddag van den 6 april 1849, te Veenhuizen aan het 3e
Gesticht aangekomen, begeeft ondergetekende zich, vergezeld
van den geneesheer W. Bakhuis naar de ziekenzalen.
De mannenziekenzaal wordt het eerst bezocht.
Onder het 45-tal, aan verschillende ziekten laborerende lijders,
worden er van zeer ernstigen aard aangetroffen, te weten:
hartnekkige chronische diarrhorien, chronische en acute
borstaandoeningen, oogziekten, sommigen acuut maar meerendeels
slepend, vooral bestaande in verdikkingen en aanzienlijke
verduisteringen van bind- en hoornvlies des oogbols en een geval
van reeds aanmerkelijk ontwikkelde graauwe staar.
Geene epidemische ziekten worden aangetroffen en onder de
endemische zijn het vooral de tusschenpoozen, de
voorjaarskoortsen, die met gewenscht gevolg, voor eene doelmatige
geneeskundige behandeling en gepaste dieët wijken.
Inzonderheid vestigen de slepende buikloopen, de borstaandoeningen
en oogziekten de aandacht en lokken een meer bepaald gesprek over
oorsprong, geneeswijze en dieët uit.
De dienaangaande met belangstelling gevoerde gesprekken bewijzen,
dat de geneesheer met naauwgezette ijver naar gegeven krachten,
alles aanwendt wat de behandeling dezer zoo belangrijke ziekten
zoo zeer vordert.
Op de vrouwenziekenzaal, waar het cijfer verpleegd
wordende lijderessen 74 bedraagt, worden met uitzondering der
oogziekten, meerendeels dezelfde ongesteldheden, als op de
mannenziekenzaal aangetroffen.
Eene lijderes aan secundaire syphilis, twee waterzuchtigen en eene
aan coxathrocace laborerende, noodigen hier inzonderheid tot een
naauwkeurig onderzoek, terwijl ook ten aanzien dezer niet minder
belangrijke ziekten, dit onderzoek voldoend wordt bevredigd.
Met genoegen maak ik hier melding. van den door den Geneesheer aan
de direktie voorgestelde en door laatstgenoemde bereidvaardige
bewerkstelligde, oogenschijnlijk geringe, maar voor de geneeskunde
desalniettemin belangrijke veranderingen der ziekenzalen.
Ik bedoel de doelmatig aangebragte luchtzuiveringsbuizen, de
afgezonderde kraamkamer met eene daarvoor bijzonder ingerigte
kraamkrib op de vrouwenziekenzaal en het witten van zoldering en
zijwanden der mannenziekenzaal, vroeger donker gekleurd, alsmede
het reinigen van den vloer, waardoor het geheel een bijzonder
rein, gunstiger en doelmatiger uiterlijk heeft verkregen.
Den volgenden morgen wordt het eerste Gesticht onder
behandeling van de heer U.J. Huber bezocht.
Het cijfer van beiderlei kunne, onder behandeling zijnde weezen
bedraagt 105. Behalve vele tusschenpoozende en enkele catarrhale
koortsen, worden er veelvuldige lijders aan borst &
onderbuikse klierziekten en eenige aan oogziekten verpleegd.
In het algemeen mogen geneeskundige behandeling en regeling der
dieet, dezer meestal langdurige, in de ontwikkeling verhinderende,
ja dikwerf het leven bedreigende ziekten, de goedkeuring
wegdragen.
Onder de uitwendige gebreken worden sommigen met aanzienlijk
beenbederf (beeneter) aan de gewrichten der bovenste en onderste
ledematen aangetroffen en ofschoon door den heer Huber wordt
verzekerd, dat genoemde gebreken reeds aanmerkelijk zijn
verbeterd, moet men het er echter op houden, dat de gunstigste
uitgang dezer ziekten, overblijvende stijfheid der betreffende
gewrichten zal veroorzaken.
De scabies, die ware kinderplaag, is door volhardende en
naauwkeurige behandeling aanzienlijk verminderd, in weerwil der
veelvuldige, door den geneesheer waargenomen recidiven, ja zelfs
was bij een geval die lastige kwaal zeven malen teruggekeerd.
De reinheid en netheid der ziekenzalen laat wel iets te wenschen
over en daar ik mijn bezoek drie malen herhaalde en steeds
hetzelfde waarnam, mag dit wel aan nalatigheid des ziekenvaders
worden toegeschreven.
Gaarne vereenig ik mij met den wensch des geneesheers, dat hier
ter bevordering der physieke ontwikkeling der kinderen eenige
gymnastische werktuigen worden ingerigt. Het groot belang
der gymnastische oefeningen is te algemeen en te zeer aanerkend,
dan dat het hier de plaats ware, daarover uittewijden.
Bovendien zouden genoemde oefeningen, in den voor speeluren
vergunden tijd, bij het nuttige voor de ligchamelijke
ontwikkeling, nog het belangrijke voordeel verschaffen, dat zij
tot wering van het hier maar al te zeer algemeen verspreide en
afschuwelijke kwaad der zelfbevlekking, krachtdadig konden
medewerken.
Welke verwondering het ook moge horen(?), worden mij in het
hospitaal eenige zeer jeugdige lijders, den ouderdom van nog geen
6 jaren bereikt hebbende, aangewezen die zich reeds aan dit ziel-
en ligchaamsondermijnend kwaad schuldig maken.
Dat dit afschuwelijke kwaad wel bijzonder onze aandacht trok,
behoeft wel nauwelijks de vermelding.
Bij kinderen van dien leeftijd vermag de moraal wel niet en moet
men er dus ernstig op bedacht zijn, die verderfelijke kanker, zoo
moogelijk te keer te gaan. Ontegenzeggelijk is hier bepaalde en
steeds onder naauwkeurig toezigt plaatshebbende geestelijke en
inzonderheid ligchamelijke inspanning van veel gewigt en als
zoodanig zouden na afloop van school- en werkuren, gymnastische
oefeningen het hare kunnen bijdragen.
Wijders oordeel ik het eene gewenschte zaak, de zoodanigen het
geheele of gedeeltelijke koude bad of koude begietingen
toetedienen. Ook kan de afzondering in meerdere zalen tot zekeren
bepaalden leeftijd, hiertoe medewerken, terwijl men niet te
naauwkeurig en omzigtig in de keus van zaalopzieners en
kamerwachten kan zijn.
Na nog vooraf mede eene lijkopening van eene plotseling
overleden lijderes met name W.F. van Veen te hebben bijgewoond,
wordt de namiddag tot bezoek van het 2de Gesticht onder
behandeling van den geneesheer W. Bakhuis besteed.
Het cijfer hier in de mannen- en vrouwenziekenzaal verpleegd
wordende lijders bedraagt 100. Evenals aan het 3de Gesticht komen
hier meestal dezelfde ongesteldheden voor, met dat onderscheid,
dat hier het getal ooglijders aanzienlijk minder is en de
oogziekten zelve niet dat slepend charakter hebben als aan het 3de
Gesticht.
Op de mannenziekenzaal komt, benevens anderen, een geval van zeer
hardnekkige en tot dusverre voor geene geneeskundige behandeling
wijkende tusschenpoozende koorts voor. Bij het nasporen van de
vermoedelijk verwijderdste oorzaken, wordt gegronde hoop op
herstelling gekoestert.
Zindelijkheid en orde, die hier op beide ziekenzalen heerschen,
geven voldoende bewijzen van naauwkeurig toezigt.
Ten aanzien der scabieuzen aan beide bedelaarsgestichten kan
loffelijk melding worden gemaakt, daar het gezamenlijk cijfer der
daaraan lijdenden slechts 20 bedraagt, en inderdaad gering mag
worden genoemd.
In de apotheek en op het magazijn voor geneesmiddelen, wordt
alles in behoorlijke orde bevonden.
Daar in beide bewaarplaatsen voor geneesmiddelen de vogtigheid
eenen nadeeligen invloed op dezelve uitoefent, worden zoo veel
mogelijke middelen voorgesteld om verderf voortekomen.
De te houden schrifturen-en receptenboeken beantwoorden volkomen
aan de te dien opzigte gegeven voorschriften. Ook de intensite(?),
verloskundige en chirurgische instrumenten worden naar
behooren bewaard.
Algemeen wenschelijk wordt eene wijziging in de tusschenaanvraag
van geneesmiddelen geacht. Daar de aanvragen bij kwartalen wel
grosso modo in voorkomende behoeften kunnen voorzien: maar nimmer
naauwkeurig kan worden bepaald, welke geneesmiddelen inzonderheid
in den loop der kwartaals kunnen voorkomen, ware het wenschelijk
bij datin(?), door het hoofd der geneeskundige dienst
zoodanige medicamenten, in de nabijheid, bv. te Meppel mogten
worden aangekocht als noodzakelijk zoude worden bevonden, in
ontstaan gebrek te voorzien.
Zooals dit thans moet geschieden, verloopen er op zijn minst 8 en
meestal 14 dagen, bevorens genoemde tusschenaanvragen ter bestemde
plaats kunnen arriveren: terwijl niet zelden bij de aankomst der
geneesmiddelen, de bestaande behoefte of reeds is verminderd of
geheel is opgehouden.
Aldus naar waarheid opgemaakt, den 14 april 1849, door den Chef
der geneeskundige dienst, J.E. Rannefft
Medicina A. Doctor
Opmerking 1: Dit verslag wordt door directeur Van Konijnenburg aan de permanente commissie gezonden bij brief van 16 april 1849 (bij post van 13 juni 1849, inventarisnummer 642) met de begeleidende woorden:
Ik heb de eer UWHoogEdG bij dezen in te zenden het rapport van den chef der geneeskundige dienst over zijn te Veenhuizen gedane voorjaarsinspectie, waaraan ik mij gedraag, met opmerking alleen, dat ik eerlang UWHoogEdG over eenige daarin vermelde aangelegenheden, hoop te onderhouden, naar aanleiding van UWHoogEdG aanschrijving van den 30 maart jl. No.5
De Direkteur der Kolonien,
J. van Konijnenburg
Opmerking 2: De in dit stuk bedoelde plotseling overleden lijderes bij wie een lijkopening gedaan wordt is Wilhelmina Theodora van Veen, geboren 8 Nov 1833, vondelinge uit Amsterdam, aankomst in Veenhuizen 1 juni 1840, overleden 6 April 1849, weesnummer 980 in invnr 1412.
Opmerking 3: Het verzoek van dokter Ranneft in de laatste alinea wordt toegestaan. Bij besluit 26 april 1849 N3, invnr 984, staat de permanente commissie toe 'om in bijzondere gevallen geneesmiddelen in de nabuurschap der Kolonien aantekoopen', al wil ze daarvoor het bestaande reglement niet veranderen.