Naar het overzicht
van stukken over GENEESKUNDE





10 januari 1845: nadere bepalingen over de registratie van de koepokvaccinaties

Blijkbaar raken de bewijsjes dat een koloniebewoner de koepokvaccinatie heeft gehad zoek. De permanente commissie schijnt daar op 8 juli 1844 bij agendapunt N16 over gesproken te hebben, maar dat - invnr 554 - heb ik niet gezien. Op 9 december 1844 reageert de directeur der koloniën Jan van Konijnenburg daarop en op 10 januari 1845 neemt de permanente commissie er een besluit over. Bij dat besluit kopiëren ze de hele brief van de directeur, zodat alles bij elkaar zit in het navolgende besluit:

10 januari 1845 N1: De door den Directeur der Kolonien voorgestelde bepalingen nopens de koepokinentingen goedgekeurd

Drents Archief, toegang 0186 invnr 983


De Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid,

Nader gelet op de missive van den Direkteur der Kolonien, van den 9 december ll.no.3153,

Besluit:

Aan denzelven te schrijven als volgt:

In antwoord op eene missive van den 9 december ll. N3153 hebben wij de eer U te kennen te geven dat wij ons wel kunnen vereenigen met de door U voorgestelde bepalingen, ter verzekering van de bij onzen brief, van den 8 julij ll. N16 aanbevolen koepokinentingen, behoudens dat dezelve in overeenstemming worden gebragt met het Koninklijk Besluit van 18 april 1818, Staatsblad N 20, waarvan wij zoo tot Uw gebruik als tot dat der Geneesheren hierbij een vijftal exemplaren voegen.
De gratis verstrekt wordende registers en getuigschriften, zijn waarschijnlijk bij de Gemeentebesturen of bij de Provinciale geneeskundige Commissien verkrijgbaar.

Missive van den Direkteur der Kolonien in dato 9 december 1844 N3153.


Reeds eerder had ik UwEdG aanschrijving van den 8 julij jl. omtrent de vaccinatie in de Kolonien moeten beantwoorden waaraan ik nader bij brief van den 26 october jl. ben herinnerd geworden en waarop ik thans de eer heb UwEdG te berigten, dat al de Geneesheeren mij hebben verklaard, een of twee malen in het jaar de jonggeboren en de nieuw aangekomen kinderen, voor zooverre dezelve zulks noodig hebben, te vaccineren; zelfs heeft die bij het 1e Gesticht dezen zomer eene vrij algemeene hervaccinatie verrigt.

Alle welke kunstverrigtingen ook worden geregistreerd.

De genoemde Geneesheer laat zijn register door den Burgemeester periodiek afteekenen, gelijk voorschreven zoude zijn. Die bij de andere gestichten doen dit niet, maar houden toch mede een register, ofschoon te Ommerschans eerst sedert de dienst van den heer Hamer, daar de heer de Goede hoegenaamd geen archief heeft achtergelaten.

Ook worden er nu en dan slechts aan of voor degenen door of van welke het verlangd wordt, certificaten afgegeven, waaraan de gedrukte formulieren, bij de plaatselijke autoriteit te bekomen zijn, gelijk mij de heer Van der Velde verzekerd heeft om welke formulieren mij de andere Heeren anders hadden gevraagd.

Even wel acht ik het niet overbodig, om hierop eene meer bepaalde regel te stellen teneinde zeker te zijn, dat te dezen aanzien geen verzuim of achteloosheid plaats grijpe.

Het enige dat hieromtrent eenige moeijelijkheid schijnt op te leveren, is de overplaatsing van de eene naar de andere Kolonie, van welke laatste dan het ontslag plaats heeft zonder dat er eene getuigschrift der verrichte vaccine kan worden afgegeven, als hetwelk dan dikwijls niet zoo spoedig van de Kolonie, alwaar dezelve heeft plaats gehad, kan worden verkregen, en waartoe het noodig schijnt, zulke attesten reeds mede te geven aan of voor hem, die althans van de Ommerschans naar Veenhuizen overgaan en in eerstgenoemde Kolonie zijn gevaccineerd.

Terugplaatsing naar de Ommerschans is te zeldzaam en verplaatsingen van de gewone Kolonien naar de Gestichten mede, althans dat hier dan het ontslag op zouden volgen, zoo spoedig, of men kon nog eerst wel de benoodigde attesten van hier bekomen, terwijl onderlinge overplaatsingen te Veenhuizen het mede geven van certificaten mede niet schijnen te vorderen.

Die bepalingen zouden alzoo dienen te bevatten:

1e Dat elke Adjunct-Direkteur bij het onderteekenen van den ontslag-brief, den Geneesheer zoude moeten afvragen, of er geen attest van de vaccins was af te geven; en zoo, ja, die dan liet opmaken en zelf opgaf, met de noodige aanbeveling aan den belanghebbende;

2e Dat iedere Geneesheer eenmaal ’s jaars in de maanden junij tot augustus de voorgeschreven vaccinatie ter uitvoer bragt en hij daartoe eene lijst vroeg van al de kinderen sedert de laatst vorige vaccinatie in de Kolonie aangekomen, beneden de 23 jaren oud en van de in dat tijdvak gekomen kinderen; daarnaar zijn onderzoek van de noodwendigheid der vaccinatie instelde en deze bewerking volbragt, met vermelding achter ieders naam, of dezelve al of niet had plaats gehad en, in het laatste geval waarom niet en, daarop, deze lijst afteekende en den Adjunct-Direkteur, bij wijze van rapport, overhandigde, na zijn register van de gevaccineerden eerst te hebben bijgeschreven;

3e Dat de Adjunct-Direkteur te Ommerschans verpligt werd, om, bij elke overplaatsing naar Veenhuizen, reeds de attesten der in de Kolonien gevaccineerden mede te geven, om hier te worden gedeponeerd onder den 1e Geneesheer Schunlau tot tijd en wijle het ontslag van hier plaats had;

4e En dat elke Geneesheer zich steeds aan de noodige gedrukte formulieren van Certificaten voorzag en bleef voorzien, ten ware hij ze niet mogt kunnen verkrijgen, wanneer ze wel door de zorg van UwEdG zouden te bekomen zijn.

Op deze wijze geloof ik, dat er naar UwEdG verlangen, voldoende in deze aangelegenheid zoude zijn voorzien en zal ik dus die bepalingen voorschrijven, nadat ik hierop UwEdG goedkeuring zal hebben verkregen, of nader die aanwijzingen of inlichtingen, welke ter zake nog dienstbaar zouden kunnen zijn.

De Direkteur der Kolonien,
J. van Konijnenburg