Naar het overzicht
van stukken over GENEESKUNDE





'Ziekenrapport over de drie gestichten der Kolonie Veenhuizen voor de maand Januarij 1836', door dokter Emilius Carolus de Könningh

Onderstaande rapport bevindt zich in invnr 168 de scans 003-004. Dit keer hebben de noordelijke en oostelijke winden het gedaan. Waar vraagtekens staan was het echt niet leesbaar.

De sterfte is gedurende de afgeloopene maand niet geringer geweest dan in vorige maanden, het welk hoofdzaaklijk is toe te schrijven aan den schadelijken invloed der veelvuldig gewaaid hebbende noordelijke en oostelijke winden, op die lijders welke aan Borstziekten laboreerden.

De phtisici welke zich in de ziekenzalen bij het einde der maand December bevonden, zijn meest alle gedurende de maand Januarij bezweken.

Opmerkelijk was ook de vooral bij jonge voorwerpen van het vrouwelijk geslacht geheerscht hebbende Lucht(?) en hierbij  niet zelden gepaard gaande bloedspuwing (haemoptue) welke zoo wel als ???? herhaling der astmatische toevallen, bij hun welke aan astma lijden, aan de snel elkander opvolgende temperatuur veranderingen der lucht zijn te wijten.

Langdurige buikloop is bijzonder aan het eerste gesticht menigvuldig waargenomen en twee voorwerpen zijn door deze ziekte gestorven.

Daar er in de gewone zalen verscheidene kinderen waren welke mij toeschenen zeer groote dispositie tot deze bijkans ongeneeslijke ziekte te hebben en daar de ondervinding geleerd heeft dat men door een aan den toestand der voorwerpen geëvernredigd diëet deze ziekelijke dispositie beter dan door genomen daden kan wegnemen zoo heb ik die kinderen in de ziekenzaal opgenomen en ik heb de voldoening nu reeds een gunstigen invloed te kunnen opmerken welke eene betere voeding en verzorging dan aan hun in gewone zalen gegeven kan worden, op hun heeft.

Het zijn deze welke op de meetrapporten onder den naam Scrofuleusen bekend staan.

Uitwendige gebreken van eenig belang hebben zich in de afgeloopene maand niet voorgedaan doch het aantal der aan oogontsteking lijdende is bijzonder aan het eerste gesticht vrij groot.

Scabies is aan het eerste gesticht zeer verminderd even zoo aan het tweede; maar bij eene visitatie door mij zelve in het derde gesticht gedaan heb ik bevonden dat er zich veele scabreuzen in hetzelve bevinden. de Heer Kramer is door mij gelast geworden de weeklijksche visitatien met de meeste naauwkeurigheid te doen en het blijkt uit de gewone rapporten dat dit dan ook geschied.

Eenige weinige en ligte roodvonk zieken zijn in de afgeloopene maand behandeld geworden en ik twijfel niet of de Epidemie heeft opgehouden.

Het magazijn van geneesmiddelen bevind zich in de beste orde doch van de Apotheek kan niet het zelfde gezegd worden.

De defecten in dezelve zijn door mij in eene aanvrage bekend gemaakt doch tot nú toe is deze zonder gevolg gebleven.-

Over den Apothekar Steenmeijer die zich in de maand December 1835 aan belangrijke onoplettenheden had schuldig germaakt heb ik thans geene klagten zoo dat ik geloof dat eene duchtige en laatste reprimande aan hem onlangs gedaan niet zonder invloed zal blijven.

De genees heel en vroedmeester belast met het toezigt over de geneeskundige dienst
Veenhuizen 1 februarij 1836
E.C Könnig