Naar het overzicht
van stukken over GENEESKUNDE
De sterfte is gedurende de afgeloopene maand niet geringer
geweest dan in vorige maanden, het welk hoofdzaaklijk is toe te
schrijven aan den schadelijken invloed der veelvuldig gewaaid
hebbende noordelijke en oostelijke winden, op die lijders welke
aan Borstziekten laboreerden.
De phtisici welke zich in de ziekenzalen bij het einde der maand
December bevonden, zijn meest alle gedurende de maand Januarij
bezweken.
Opmerkelijk was ook de vooral bij jonge voorwerpen van het
vrouwelijk geslacht geheerscht hebbende Lucht(?) en
hierbij niet zelden gepaard gaande bloedspuwing (haemoptue)
welke zoo wel als ???? herhaling der astmatische
toevallen, bij hun welke aan astma lijden, aan de snel elkander
opvolgende temperatuur veranderingen der lucht zijn te wijten.
Langdurige buikloop is bijzonder aan het eerste gesticht
menigvuldig waargenomen en twee voorwerpen zijn door deze ziekte
gestorven.
Daar er in de gewone zalen verscheidene kinderen waren welke mij
toeschenen zeer groote dispositie tot deze bijkans ongeneeslijke
ziekte te hebben en daar de ondervinding geleerd heeft dat men
door een aan den toestand der voorwerpen geëvernredigd diëet deze
ziekelijke dispositie beter dan door genomen daden kan wegnemen
zoo heb ik die kinderen in de ziekenzaal opgenomen en ik heb de
voldoening nu reeds een gunstigen invloed te kunnen opmerken welke
eene betere voeding en verzorging dan aan hun in gewone zalen
gegeven kan worden, op hun heeft.
Het zijn deze welke op de meetrapporten onder den naam
Scrofuleusen bekend staan.
Uitwendige gebreken van eenig belang hebben zich in de afgeloopene
maand niet voorgedaan doch het aantal der aan oogontsteking
lijdende is bijzonder aan het eerste gesticht vrij groot.
Scabies is aan het eerste gesticht zeer verminderd even zoo aan
het tweede; maar bij eene visitatie door mij zelve in het derde
gesticht gedaan heb ik bevonden dat er zich veele scabreuzen in
hetzelve bevinden. de Heer Kramer is door mij gelast geworden de
weeklijksche visitatien met de meeste naauwkeurigheid te doen en
het blijkt uit de gewone rapporten dat dit dan ook geschied.
Eenige weinige en ligte roodvonk zieken zijn in de afgeloopene
maand behandeld geworden en ik twijfel niet of de Epidemie heeft
opgehouden.
Het magazijn van geneesmiddelen bevind zich in de beste orde doch
van de Apotheek kan niet het zelfde gezegd worden.
De defecten in dezelve zijn door mij in eene aanvrage bekend
gemaakt doch tot nú toe is deze zonder gevolg gebleven.-
Over den Apothekar Steenmeijer die zich in de maand December 1835
aan belangrijke onoplettenheden had schuldig germaakt heb ik thans
geene klagten zoo dat ik geloof dat eene duchtige en laatste
reprimande aan hem onlangs gedaan niet zonder invloed zal blijven.
De genees heel en vroedmeester belast met het toezigt over de
geneeskundige dienst
Veenhuizen 1 februarij 1836
E.C Könnig