Naar het overzicht
van stukken over GENEESKUNDE
Volgens een heden bij mij ontvangen rapport van den Heer
Harloff, vermeerdert het getal der zieken te Ommerschans, en
schijnt die van eenen ernstigen aard te worden, zoodat in de
laatste zeven dagen aldaar 8 menschen zijn gestorven;
de lijders klagen over zware pijnen in den ingewanden:
ik heb gemeend de Permanetne Komm. daar van bij deezen te moeten
informeren;
den Heer Harloff heb ik geschreven een doctor uit Ommen te
ontbieden, en die tot zoo lang deeze buitengewone ziekte aanhoude,
en geen ander geneesheer dan Swart in dat etablissement zal zijn
aangestelt, zoo veel nodig te consulteren.
Ook heb ik zekere Heer J. Smit, heel en vroedmeester te Leek
geschreven, of hij met overlegging van behoorlijke papieren
genegen zoude zijn, om als zodanig te Ommerschans te worden
geplaatst;
gen. Heer Smit hadt vroeger zijne diensten voor het etablissement
te Veenhuizen aangeboden, na bekomen antwoord van ZE zal ik de eer
hebben de Permanente Kommissie daarvan te informeren.
Eindelijk heb ik genoegen te rapporteren dat de zieken aan den
Ommerschans langzamerhand bijkomen en het afsterven veel minder
wordt.
Ik zal evenwel aan de intentie de Permanente Kommissie ten opzigte
van dokter Schuurman voldoen, ZijnEdGeb. tragten te bewegen met
mij in de volgende week derwaarts te gaan en in het algemeen alles
aanwenden wat het belang der zaak bij eene ongunstige wending
zoude vorderen.
Van de heelmeester Smit te Leek nog geen antwoord op mijn
schrijven ontvangen hebbende, zal ik den heer Schuurman verzoeken
mij zo mogelijk een ander geschikt persoon optegeven.
Steenwijk 4 maart 1824
Ingevolge UWelEdGeb. verzoek heb ik mij op gisteren naar de Ommerschans
op reis begeven; aldaar gekomen van den Heer Adjunkt Direkteur de
nodige informatien betrekkelijk de tegenwoordige toestand der
zieken ontvangen, met wien ik daar na de zieken zalen heb bezogt
om het nodige onderzoek te doen.
Tegenwoordig bedraagt het aantal der zieken aan koortzen
laborende, zo mannen als vrouwen, volgens een bekomen lijst
(waarvan ik een afschrift hiernevens voege) een getal van 23
perzonen, waar van eenige nog zeer gevaarlijk ziek zijn en enige
andere de ziekte te boven gekomen, aanmerkelijk herstellen.
Ik heb vervolgens van krib tot krib alle zieken nagegaan en
geexamineerd, omtrend de levenswijze der kolonisten de nodige
informatien bekomen, de oorzaken der heerschende ziekte zo veel
mogelijk opgespoord en uit het een en ander is mij duidelijk
gebleeken dat alle ziekten van een zinkingacgten aard
zijn en in het begin alle eigenschappen van een catarrhale
koorts vertonen. Zelf zijn de gewone verkoudheden aldaar zo
algemeen dat bijna geen der gezonde kolonisten daar van verschoond
zijn.
De voorbereidende oorzaken der ziekten moeten na mijn inzien voor
een gedeelte in de zwakke, slappe en door vorige geleden armoede
gecuer(?)veerde gestellen gezogt worden.
Voor nadere oorzaken dient men optemerken dat dezelve thans beter
als in hunne vorige levenswijze gevoed en gekleed zijn, en alzo
derzelver uitwazemingen, zo veel hier door als door de warme
atmospheer der zalen zeer verhoogd word, welke in alle opzigten
ook niet genoegzaam in de saisoen van frissche lugt voorzien zijn.
De kolonisten nu uit pligt of verkiezing eenige tijd zig aan de
lugt bloodstellende of hun arbeid in het open veld verrigtende
zijn alzo zeer vatbaar voor een of andere en een meer of minder
graad aan belitto(?) uzivagewing(?) te ondergaan.
Ook zal zekerlijk de slappe lugtgesteldheid van dit saisoen eene
nadelige invloed op deze gestellen en ziekten hebben.
De zieken klagen bij den eersten aanval over algemene
zinkingpijnen door het gehele ligchaam. Vervolgens over zwaarte en
pijn in het hoofd, en voornamentlijk op de borst met gedurige
aanhoudende hoest. Daarna vertonen zij gastrische stoffen.
Sommige bekomen spoedig zenuwachtige toevallen wanneer de ziekte
verandert en van een meer serieuse aard word en sterven met eenige
dagen. Daar egter integendeel ook vele bij welke de oorzaken zo
zwaar niet zijn, en de natuur door een goede constitutie kragt
genoeg bezit, een gunstige afscheiding te bevorderen, herstellen,
doch zeer langzaam.
Ik kan niet vinden dat deze ziekten voor de overige en de
overige in de omtrek der Schans wonende landlieden besmettelijk
zijn, zelfs niet voor de kolonisten in het grote gebouw hun
verblijf hebbende en zeer zeker moet deze ziekte sporadisch en
niet epidemisch beschouwd worden. Vrij van contagieus te zijn is
dezelve ook niet geheel en al voor die geene welke daar mede van
nabij omgaan en zich niet genoegzaam voor de besmetting in agt
nemen.
In de ziekenzalen word de zindelijkheid tamelijk wel in
agt genomen. Die van de mannen is zeer frisch, dog die van de
vrouwen is zo frisch niet, uithoofde dat het aantal zieken hier
aanmerkelijk groter is, het welk door kraam vrouwen en slepende
zieken nog zeer vermeerderd word.
Ik heb hier de zoutzure berokingen en het zo veel mogelijk
toedienen van frische lugt ten sterkste bevolen.
De melk en andere soepen voor de zieken heb ik gezien en goed
bevonden.
De apotheek is voor uitbreiding en verbetering vatbaar. Ik
heb de ontbrekende middelen voor deze heerschende ziekte
opgegeven.
De onlangs aangekomene van de Heer apotheker van Rooijen uit
Groningen heb ik van de beste kwaliteit gevonden.
Met de kolonist Steenwijk zedert weinige dagen als zieken
oppasser fungerende heb ik gesproken, en hem tamelijk bekwaam in
het geneeskundig vak bevonden, zo dat ik hem benevens de nog
aanwezig zijnde heelmeester de geneeskundige en practische zorg
voor de zieken heb aanbevolen, tot zo lang dat binnen korte tijd
daar in nader voorzien zal worden.
Ik heb hem de nodige instructiën ter behandeling dezer heerschende
ziekte mede gedeeld en hem enige generale formulen zo voor het
begin als voor een verder tijdsverloop der ziekte voorgeschreven
en gezorgd dat men mij nader berigt omtrent de staat der zieken
zal doen toekomen.
Met deze berigten hoop ik aan UWelEdGestrenges verlangen voldaan
te hebben en heb de eer mij met alle hoogachting te noemen
UWelEdGestrenge DWDienaar
J.B. Schuurman
GETAL DER ZIEKEN
Mannen
1 derderangsche koorts
7 catarrh.koorts
13 aan schurft
8 uitwendige gebreeken
Vrouwen
7 catar. koorts
3 kraam vrouwen
17 aan schurft
3 venerische
9 reconvalessente
Voorts heb ik de eer de Permanente Kommissie te berigten dat de
zieken te Ommerschans meer en meer beteren en dat de kolonist
Douwe Steenwijk; welke als adsistent in de ziekenzaal is
geplaatst, met veel vrugt daar bij werkzaam is.