Naar het overzicht
van stukken over FENNER





20 december 1823: directeur Visser reageert op de rekensommen van Fenner en diens veronderstelde tegoed


Onderstaande brieffragment dd 20 december 1823 bevindt zich in invnr 67 en is een reactie op Fennes verzoek om terugbetaling. Directeur Visser heeft het op dat moment erg druk met de administratie van de Ommerschans omdat adjunct-directeur Hoff de boel net heeft overgedragen aan zijn opvolger Harloff.


1: Aangaande het bij mij ontvangene stuk van den Heer Fenner:

dat volgens eene hier bij overgelegde staat de kolonisten slechts op hunne boekjes voor ƒ159,93 kleeding en huisraad zijn gedebiteerd, welke kleeding door de winkelier aan hun op lopende schuld wierdt verstrekt, op deze zelfde staat word tevens aangetoond waar uit het verschil tus­schen deze opgave, en die van den Heer Fenner ontstaat.

Voorts heeft de winkelier aan kleeding etc. uit het magazijn genoten over eene som van ƒ169,92, zo dat dezelve alhier zoude verschuldigd wezen de som van ƒ9,99.

Dan daar volgens verklaring van de Heer von Hoff, door Fenner aan de kolonisten, goede­ren uit het magazijn zijn verkogt, waar voor door hem de kontanten zijn genoten, zo zou­de men gewis, indien bij zijn vertrek het ma­gazijn was nageteld, deze deficiten hebben ontdekt.

Bij het als nu in orde brengen der magazijnen, zal het aldra blijken in hoe verre de goederen in het magazijn van kolonisten, en volgens verantwoording aanwe­zig zijn.

Ik zoude alzo adviseren om de Heer Fenner voor als nog geene restitutie eeniger door hem betaalde gelden te akkordeeren, maar eerst het resultaat der bevinding van genoemde magazijnen aftewachten.