Naar het overzicht
van stukken over FENNER





'Anmerking' bij brief van gewezen onderdirecteur Fenner dd 14 februari 1823, over hoofdpijn en dat de Nederlandse taal 'hem niet zoo loopig is'

Deze 'Anmerking' hoort bij een pak papier dat Fenner op 14 februari 1823 aan de permanente commissie stuurt, zie een overzicht van die zending, en bevindt zich in invnr 64 scan 291.

De schrijver van bijleggenden stukken, ver­zogt naarzigt te gebruiken, wegens zijn slegt schrijven, stelling en voeging der woorden -

dat ten eersten an het zwaare hooftpijn toe te schrijven is, t welk hem van der ziekte noch terug gebleven, en hem belet, tot noch toe s dags niet meerder, dan eenige uuren, en dat noch met moede, de pen te gebruiken,

ten andern is de nederland­sche taal hem niet zoo loopig, gelijk de Hoogduitsche, t welk bij een ziekelijk zwaar hoofd, meerder naardeel doet als anders.

Maar om dat de zaak, geene opschorting meer leiden kon, en den inhoud, uit eerbied en plicht, tegen de wetgevende magt, de P.K. en zijne geweezene superieuren, benevens der goeden zaak, daar hij altoos veele ach­ting tegenkoestert, zoo lang als het de nood niet vereischt, onder het algemeen niet vers­prijd wil zien, uit die reeden was het ook niet in zijner magd, die stukken door eene ande­re, dan zijne pen doen bewerken.

de schrijver voornoemd