Naar het overzicht
van stukken over FENNER
Kollonie Ommerschanz 4 dec. 1822
HoogEdelGestrenge Heer!
Volgens ankondiging door den Heer Capitain von Hoff an mij gedaan,
heefd de Permanente Kommissie van Weldadigheid mij mijnen ontslag
als Onder-Directeur gegeven, darvan het genoomene besluit noch
niet hier is.
Het is eene zaak die mij zeer bevreemd, zonder den beschuldigten
te hooren, dit besluit genoomen te hebben. En om dat ik
gevonnist ben zonder verhoor, zulde het ongepast zijn, om
verandering in het besluit te verzoeken.
Mijn ontslag bevreemd mij niet, en ik nevens mijner dogter zijn
darover niet verschrikt. Of wij ook wel weeten, dat wij niet rijk
op de Schanz gekoomen zijn, en arm darvan gaan, zoo blijft onz
doch noch over, een zuiver geweeten, dat wij als een rijkdom
meede neemen.
Enkel wensch ik dat mij noch volgende twee verzoeken mogen vergund worden.
1ten Dat ik in mijner qualiteit van
Onder-Directeur mag fungeerende blijven, tot einde van dezem
maand, om dat het onmoogelijk zijn al, vroeger mijne zak, zowel
met de Maadschappij, den Capitain en mijne eigene in ordre te
brengen; ten andern heb ik noch geen logies.
Ik ben met den Heer van Dedem in onderhandeling, weges den ouden
spieker de Jagtlust genoemd, maar eenige beloofden, die de Heer an
een ander Heer gedaan heeft, moet eerst afgedaan zijn, en dan kan
ik hem bekoomen.
Dit geeft wel een beedje oponthoud maar volgens het woort van de
Heer van Dedem zal de eerste darvan afzien en ik hem bekoomen.
2de Wensch ik, dat het genoomen
besluit, ook niet vroeger als an t eind van dezem maand, mag
bekend gemaakt worden. Anders zulde zulks, zoo lang ik noch hier
ben, een zoort van ongehoorzaam tegen mij verwekken, en niet tot
genoegen van den Capitain zijn.
Overigens bedank ik UHEdGest. voor alle genootene weldaden bij der
Maadschappij van Weldadigheid en recommendere mij, ook naardat ik
van hier ben, in uwe gunst en welwillendheid.
Ik zal noot ophooren, in welk hoekje van het Rijk, daar ik zijn
mag met mijnen weinigen kragten, der Maadschappij nuttig te zijn,
en wensch dat het goede voorneemen van der Maadschappij met zeegen
mag bekroond worden.
Met den diepsten eerbied heb ik de eer mij te noemen
UHEdGest ond: Dienaar
Fenner