● 'Bij vrijwillig engagement'. In het begin zijn dat mensen die door Johannes van den Bosch worden aangeworven om op een hoeve met zes wezen te passen. Daarna is de term alleen van toepassing op mensen die in dienst treden van de Maatschappij, meestal ambtenaren of geëmployeerden genoemd.
● 'Uit de kontributie'. Als een subcommissie van
weldadigheid voor 1700 gulden aan contributies heeft opgehaald en
afgedragen, kan zij beschikken over één hoeve in een van de vrije
koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord of Willemsoord. Elk jaar
berekent de Maatschappij welke subcommissies daarvoor in
aanmerking komen.
De subcommissie kan dan een gezin voordragen om in die hoeve te
wonen en als de Maatschappij met die voordracht akkoord gaat,
'designeert' de permanente commissie die plek aan dat gezin. Zie hier over designaties.
Ongeveer de helft van de hoeves in de vrije koloniën wordt door
subcommissie 'uit de kontributie' gevuld. Welke op die
manier geplaatste personen in de koloniën zijn, wordt bijgehouden
in een schriftje in inventarisnummer 1344.
● 'Op kontrakt'. Dit is de grote mep. Juli 1819
presenteert de Maatschappij in haar maandblad de Star -
zie deze pagina's - zes
verschillende contractvormen. Dat legt ambtelijk secretaris Willem
Anthony Ockerse niet al te helder uit en de volgende nummers van
het maandblad moet hij het met stijgende irritatie nog een paar
keer uitleggen.
Het is ook niet zo heel simpel, maar inmiddels begrijp ik het wel
en op deze contract-pagina's doe ik een poging uit te leggen wat
ik er van begrepen heb.
Die zes verschillende contractvormen worden aangeduid met de
letters A tot en met F. In de kolonieadministratie gaat
dat met de term 'Litera', afgekort als 'La'. Dat betekent 'onder
de letter'. Vaak staat er in stamboeken iets als 'kontrakt La A
N31'. Dat is dan contract nummer 31 van de contracten onder de
letter A. Evenzo 'kontrakt La C N6' voor het C-contract met nummer
6 of 'Kontrakt La F N2' voor contract nummer 2 in de F-serie
contracten, enzovoort.
Hieronder uitleg over de contractvormen, met daaronder informatie
over de garantiestelling, de looptijd, de registratie en de
overige contracten met het gouvernement. De zes contractvormen
zijn:
In De proefkolonie noem ik dit de drie-halen-één-betalen
regeling. Als een armbestuur zes wees- of armenkinderen in de
kolonie plaatst, en dus jaarlijks 6 maal 60 = 360 gulden betaalt,
mag men gratis twee huisverzorgers meezenden. Dat zijn mensen met
geen of weinig eigen kinderen die het groepje van zes weeskinderen
in huis krijgen om op hen te passen en ze te verzorgen.
Bovendien mag zo’n bestuur gratis twee verarmde gezinnen in de
kolonie plaatsen. Die twee gezinnen worden in de
kolonieadministratie altijd aangeduid als 'gratis bij kontrakt La
A Nxx'.
In totaal beschikken contractanten met zo’n A-contract dus over
drie hoeves. Het idee is dat die hoeves naast elkaar liggen, zodat
de gezinnen de wezen kunnen helpen met het bewerken van het land.
In de praktijk kunnen ze echter ver van elkaar af liggen.
Dit is een populaire contractvorm waar veel gebruik van wordt
gemaakt. Er worden 42 A-contracten afgesloten (waarvan eentje
uiteindelijk niet doorgaat), waaronder diverse voor twaalf
kinderen en één hele grote (Dordrecht). In totaal beschikken deze
contractanten over 163 hoeves in de vrije koloniën en
plaatsen zij in totaal 378 wees- of armenkinderen. Zie deze pagina voor een overzicht van
de afgesloten A-contracten, vindplaatsen in het archief en meer
informatie.
Een gezin met man, vrouw en twee kinderen kost dus honderd gulden
per jaar. Het na aankomst op de kolonie overlijden van kinderen,
of het na aankomst krijgen van meer kinderen, maakt voor de
contractkosten niet uit.
Het is goedkoper dan een A-contract, maar de 'korporatiën en
gemeente besturen' beschikken dus NIET over een eigen hoeve. Deze
contractvorm zal niet zo veel belangstelling trekken, Er worden
slechts vier contracten onder de letter B afgesloten, op grond
waarvan er 41 personen, verdeeld over 7 - meestal
samengestelde - gezinnen, in de vrije koloniën gevestigd zijn. Zie hier voor een overzicht van de
afgesloten B-contracten en vindplaatsen in het archief.
Deze contractvorm is vooral bedoeld voor plaatsen waar het niet
lukt de 1700 gulden aan contributies op te halen die nodig zijn om
een gezin 'uit de kontributie' te plaatsen. Ze kunnen dan toch de
contributies van hun inwoners gebruiken om gezinnen naar de
kolonie te sturen, zodat de plaatselijke contribuanten toch waar
voor hun geld krijgen en verarmde stadgenoten uit het straatbeeld
zien verdwijnen.
Dit slaat meer aan dan de B-contracten. Er worden 19 contracten
onder de letter C afgesloten, op één uitzondering (Sneek) na
allemaal door plaatselijke subcommissies van weldadigheid. Met die
C-contracten worden in totaal 202 personen in de vrije
koloniën ondergebracht. Zie hier
voor een overzicht van de afgesloten C-contracten en vindplaatsen
in het archief.
Zo'n D-contract is dus vijftien gulden per jaar goedkoper dan een
A-contract, maar de op deze manier in de koloniën geplaatste
kinderen komen bij vreemde koloniale gezinnen in huis, bij deze
contractvorm is er geen sprake van eigen hoeves zoals bij het
A-contract.
Er worden 12 D-contracten afgesloten, waardoor er 88 wees-
of armenkinderen via deze contractvorm op de kolonie rondlopen.
Met name de gemeente Tholen laat zich hier gelden. Zie hier voor een overzicht van de
afgesloten D-contracten en vindplaatsen in het archief.
Even een tussentijdse optelling: De A tot en met D-contracten zijn allemaal afgesloten in de periode van november 1819 tot oktober 1823. In totaal geven zij de contractanten het recht om 466 wees- of armenkinderen in de kolonie te plaatsen, plus 243 personen die samen 41 gezinnen uitmaken, plus 63 huisverzorgersparen en 126 andere gezinnen.
Na oktober 1823 houdt de Maatschappij op met het sluiten van
zulke contracten.
Deze contracten zijn in eerste instantie bedoeld om de vrije
koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord te bevolken,
maar na een paar jaar - als het niet goed lukt de kinderkolonie
Veenhuizen te vullen met weeskinderen en er steeds meer klachten
opduiken over de manier waarop huisverzorgers omgaan met de hen
toevertrouwde wees- of armenkinderen - begint de Maatschappij aan
contractanten te vragen of ze de wees- of armenkinderen ook in
Veenhuizen mag vestigen in plaats van in de vrije koloniën.
Sommige contractanten gaan daar niet mee akkoord, maar andere
wel.Zie daarvoor op deze pagina
de op particulier contract (PK) geplaatste Veenhuizense
weeskinderen.
Een rest-categorie, waarvan in de praktijk vooral gebruik gemaakt
zal worden door particulieren. Soms gaat het om kinderen. Zo komen
Willem en Marianne der Nederlanden op die manier in de kolonie
terecht, zie deze
pagina over de geheimzinnige P. Nederlander. En op een andere pagina
gaat het bijvoorbeeld over kinderen uit Leeuwarden die tegen de
slechte invloed van moeders beschermd moeten worden.
Vaker zijn het volwassenen of jongvolwassenen die via een
E-contract de kolonie binnenkomen. Dan gaat het bijvoorbeeld om
een moeilijk opvoedbare zoon, wiens vader hoopt dat de tucht en
discipline van de kolonie hem in het gareel kunnen krijgen. Of een
familielid met een alcoholverslaving. Of een diep gevallen
notabel. Opvallend vaak worden deze contracten gebruikt om een
bejaarde vader in de kolonie onder te brengen. Alsof
Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord een soort
bejaardentehuizen zijn.
Ik heb de E-contracten niet allemaal overgenomen. Een onvolledige
lijst ervan plus notities over de vindplaatsen in het archief
staan op deze pagina.
Nu gaat het niet meer over de vrije koloniën, maar over het
bedelaarsgesticht op de Ommerschans, met later overplaatsingen
naar het tweede gesticht te Veenhuizen. Dit trekt weinig
belangstelling en dat komt omdat er als F8 en F9 twee contracten
staan met het gouvernement.
Het contract F8, op 7 oktober 1822, is voor het overnemen van
duizend bedelaars, zie de
transcriptie van dat contract op de site van De
bedelaarskolonie.
Het contract F9, op 1 februari 1823, is voor het overnemen van een
extra 200 bedelaars. Daarvan is geen transcriptie, maar dat hoeft
ook niet want behalve de datum en het aantal bedelaars is het
identiek aan het contract van 7 oktober 1822.
Met die mega-contracten vervalt de noodzaak voor anderen om
contracten voor de plaatsing van bedelaars af te sluiten. Er
worden slechts tien contracten afgesloten voor in totaal 60
bedelaars. Zie deze pagina voor
een beetje nadere uitleg over deze contracten, plus een overzicht
van de afgesloten F-contracten en de vindplaatsen in het archief.
De laatste zinsdelen van het contract onder de letter F gelden
ook voor de contracten A tot en met D: '- welke kontrakten door de
Plaatselijke Besturen gegarandeerd en door het Gouvernement
geapprobeerd zijnde, tot onderpand voor de daarop genegocieerde
gelden bij de H.H. Vlaer en Kol berusten.'
Alleen de E-contracten hoeven niet door plaatselijke besturen
gegarandeerd te worden en hoeven niet aan de goedkeuring van het
gouvernement onderworpen te worden. Alle andere contracten dragen
de handtekeningen van burgemeesters en van provinciale gouverneurs
die zich garant stellen voor de 16-jarige betaling van het
gecontracteerde bedrag.
Daarna moet het gouvernement, oftewel koning Willem I, het
contract nog goedkeuren en zodoende heeft de Maatschappij van
Weldadigheid zestien jaar lang gegarandeerde inkomsten. De zo van
allerhande garanties voorziene contracten deponeert ze bij haar
huisbankier, de heren Vlaer en Kol te Utrecht, en dienen als
onderpand voor geldleningen ('negociaties') die de Maatschappij op
de kapitaalmarkt afsluit.
De E-contracten zijn de enige voor onbepaalde tijd, ze beginnen
als de via zo'n contract geplaatste persoon in de kolonie aankomt
en eindigen als die persoon de kolonie verlaat of overlijdt. De
andere contracten zijn 'voor altoos' al hoeft er
slechts zestien jaar voor betaald te worden.
De optimistische verwachting van Johannes van den Bosch is
namelijk dat na zestien jaar alle grond in de koloniën ontgonnen
zal zijn en dan zoveel landbouwproducten zal opleveren dat de
kosten van het levensonderhoud van de koloniebewoners er volledig
door gedekt worden.
Een contractant die zestien jaar lang trouw het afgesproken bedrag
heeft betaald, heeft voor eeuwig het recht om als een van de in de
kolonie geplaatste personen daar vertrekt, een nieuwe te plaatsen
en hoeft daar na die zestien jaar niets voor te betalen. Behalve
dan eenmalig zo'n vijftig gulden 'vervangingskosten' om de
nieuwkomer in de koloniale kleding te steken. Verder is het
gratis.
Helaas voor de contractanten zal eeuwig niet eeuwig blijken te
zijn. Per 1859 worden alle contracten ontbonden verklaard.
Bij besluit van 27 november 1829, inventarisnummer 967, wordt 'de registratie der bestedelingen op bijzonder contract' anders geregeld. Voortaan worden alle niet-overheids contracten 'bijzonder kontrakt' genoemd en de mensen die door zo'n contractant in de kolonie 'uitbesteed' zijn, worden 'bestedelingen' genoemd. Ze krijgen allemaal een B-nummer (de B van bijzonder contract), dus 25B, 150B, 1011B of soms B25 of B784 en er komt een apart stamboek voor.
Dat stamboek is inventarisnummer 1389, met het opschrift
'Aangelegd naar de stand op 1 november 1829'. Er zijn scans van
gemaakt en liefhebbers kunnen dat hier
inzien. De volgorde van dat stamboek is wat typisch. Men
begint met de geplaatsten op contract A1 Monnickendam, dan
contract A2 Alkmaar, maar na contract A3 Enkhuizen, volgt eerst
A20 ook Enkhuizen. Daarna gaat men weer verder met A4 Hoogeveen.
Ook verderop wordt de volgorde steeds doorbroken als een stad meer
dan één contract heeft. Zo staan na A8 Rotterdam eerst de andere
Rotterdamse contracten A12 en A32, voor men A9 doet.
Als alle A-contracten zijn geweest, volgen de B-contracten, dan de
C-contracten, de D-contracten en dan de F-contracten en daarna pas
de E-contracten. Het loopt de klerk die het boek bijhoudt
regelmatig over de schoenen zodat het af en toe een zootje wordt
en bijvoorbeeld de 58 personen die Den Haag volgens contract C10
mag plaatsen op een apart inlegvel staan.
In dezelfde volgorde (in principe) als het stamboek in invnr 1389 worden de papieren van de op contract geplaatste personen bewaard in inventarisnummer 1391. Ook gescand en via internet in te zien. Het zijn meestal stamlijsten, lijsten met persoonsgegevens die de 'uitbesteders' aan de Maatschappij hebben opgegeven.
Tenslotte is inventarisnummer 1390 - ook via internet in
te zien - een alfabetisch register op het stamboek in
inventarisnummer 1389.
Na de hiervoor bij de F-contracten genoemde contracten met het
gouvernement voor het overnemen van 1.000 en 200 bedelaars, volgt
er op 1 maart 1823 nog een overheidscontract, voor het overnemen
van 4.000 'weezen, vondelingen en verlatene kinderen'. Zie hier een
transcriptie van dat contract. Op dat contract worden niet alleen
weeskinderen geplaatst, maar ook arbeidershuisgezinnen 'gratis op
kontrakt met het gouvernement in dato 1 maart 1823'.
Per 1826 gaan deze drie contracten op de schop. Het
bedelaarscontract F8 van 7 oktober 1822 én het bedelaarscontract
F9 van 1 februari 1823 én het weeskinderencontract van 1 maart
1823 worden overkoepeld door het 'kontrakt van 16 en 19 juni 1826
tussen het gouvernement en de Maatschappij van Weldadigheid'. Zie hier voor een
transcriptie van dat nieuwe contract.
Naast de afzonderlijke lijsten met A-contracten, B-contracten,
enzovoort, heb ik ook een lijst
gemaakt met contracten (behalve de E-contracten) per plaats,
waaraan je kunt zien hoeveel mensen uit een bepaalde plaats in de
koloniën rondlopen.