Naar het overzicht
van de POST







De POST van APRIL 1825

Vrijdag 1 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Brief van B&W Den Haag aan de Permanente Commissie:

Wij hebben de eer UEdGestr. kennis te geeven, dat op heden naar Amster­dam vertrokken 52 kinderen van 6 tot 18 jaren uit verschillende godshuizen dezer stad, alsmede twee van de gemeente Vrijenban, van welke eene lijst hiernevens gaat, om ingevolge aanschrijving van Mijnheer den Gouverneur van Zuid Holland op reekening van het kontrakt van Zijne Exc. den Heer Minister van B.Z. te Veenhuysen geplaatst te worden; deze kinderen zullen morgen avond met de Steenwijker beurtman worden overgevoerd en van Steenwijk door de zorg van den Heer W. Visser, Directeur der kolonien te Frederiksoord, welken wij hiertoe reeds op ll. maandag hebben uitgenodigd, verder met wagens naar Veenhuijsen getransporteerd worden; hebbende de Heer Ameshoff te Amsterdam zich met de zorg voor de inscheping aldaar en voeding gedurende de zeereis voor onze rekening wel willen belasten. Wij zullen aan de geleiders van deze kinderen eenen nominatieven staat van dezelven medegeeven, om bij de overgifte te Steenwijk mede te overhandi­gen.


Ingekomen post invnr 73. Brief van Machiels aan de Permanente Commissie:

Ik heb de eer UWelEdele Gestrenge kennis te geven, dat ingevolge UWel­Ede­le Gestrenge missive van den 24 maart ll. no. 1112 mijn vertrek naar de kollonie Frederiksoord zal plaats hebben op morgen den 2 dezer.



Zaterdag 2 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie over Bodrie. transcriptie

Ingekomen post volgens brievenboek invnr 348. De kapitein von Hoff te Harderwijk. Blijft zich houden aan zijne vroeger ingezonden verantwoording met de Maatsch. als zich geenzins met die van de PK kunnende vereenigen; en dringt aan op eenig voorschot op het aan hem kompeteerende saldo.

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van de Gouverneur van Gelderland aan de Permanente Com­missie:

Naar aanleiding van het zoo gunstig aanbod, bij UWE geëerde van den 22 feburary ll. No 1017 gedaan, om vijftien huisgezinnen van uit de slagtoffers van den jongsten zeevloed kosteloos ter verzorging overtenemen, heb ik bij de commissie, met den onderstand der bedoelde noodlijdende belast, onder­zoek gedaan, of er eenige, en zoo ja welke huisgezinnen hier toe in aanmer­king zouden komen kunnen en tot de verhuizing genegen mogten zijn.
Thans geeft mij die commissie te kennen dat er geene dergelijke huisgezinnen in de door de jongste zeevloed geleden hebbende districten worden gevonden, en dat van het door UWE gedaan aanbod alzoo niet kan worden gebruik gemaakt.



Zondag 3 april 1825

Ingekomen post invnr 73 scans 41-42. Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:

In Veenhuizen zijn kinderen aangekomen uit Middelburg, Veere, Vlissingen en Leiden. Intusschen neem ik de vrijheid de Permanente Kommissie te verzoeken mij wel te willen informe­ren hoedanig te handelen met de trans­portkosten van Steenwijk tot Veenhui­zen van zodanige kinderen welke zonder eenig geleide in eerstgenoemde plaats aankomen, zoo als dit met die uit Zeeland plaats hadt; dezelve zijn door de gewoone voerlieden op wagens over gebragt en vorderen daardoor natuurlijk van mij betaling; de kinderen uit Leiden waren onder opzigt van een of meer bedienden, welke zeeker die kosten zullen voldoen.

Over Weesperkarspel en de kinderen Rave  transcriptie

De huisverzorger Sint Vergeer in kol. N3 zich meermalen eigendun­kelijke handelwijzen veroorloofd hebbende, onder herhaalde verklaring van zijn ontslag te willen nemen, heb ik nodig geoordeeld hem bij gelegenheid van zulk een gedrag en uitspraak van als wilde hij de Direktie ten zijnen aanzien verpligt rekenen, uit de kolonie doen vertrekken; en in deszelfs plaats provisioneel weder opteneemen Jan Kist en vrouw, welke daarom op de nedrigtste wijze verzogt; hopende hier mede niet tegenstrijdig de intentie der Permanente Kommissie te hebben gehandeld.

Over het verzoek om ontslag van de weduwe Alblas, met haar rekening.transcriptie

Nog hebben ontslag uit de kolonien verzogt Geertrui en Maria, dogters van de wed. Rausch kol. N1 waartoe ik mede de vrijheid neem de auth. te verzoeken.
Eindelijk heb ik de eer te berigten dat de Heer predikant Amshoff te Ommerschans van de WelEdGeb. Ameshoff te Amsterdam heeft ontvangen 150 traktaatjes.


Ingekomen post invnr 73. Visser denkt de komende tijd ƒ8000,- nodig te hebben.



Dinsdag 5 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:

Eindelijk voeg ik nog hier bij eene voordragt wegens het overplaatsen van het respect vetmesterij, uit het Onder Direkteurs boek van kolonie Ommerschans, in dat van kolonie N5, terwijl ik de vrijheid heb genomen, om in afwagting der approbatie, bereids de overplaatsing te doen effectueeren.


Woensdag 6 april 1825

6 april 1825 Besluit der PC tot wijziging in de verdiensten van de onderscheidene klassen van kolonisten van het Bedelaars-etablissement. transcriptie


Donderdag 7 april 1825

Bij een brief aan de Administrateur van het Armenwezen is gevoegd een Nominative staat van het op het kontrakt met Z.Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken etc. van den 1 maart 1823, door de Maatschappij van Weldadigheid kosteloos overgenome huisgezinnen tot ult. dec. 1824. Op de lijst staan 97 huisgezinnen, 505 mensen in totaal. De laatste huisgezinnen zijn echter geen kolonisten, maar bijvoorbeeld het gezin Gerards uit Rotter­dam en de volgende werknemers van de Maatschappij: L. ten Broeke, J. Ras, Cornelis A. Brandt, J.H. Kloekers, L. Vrieze, J. Danens, J. de Wildt(?), J.P. Backers, F.W. Besemer, L. Nijenbandering, M. Huisman(?), B.G. Travers, H. Jurgens, L. Lindeman en A. Kraemer. 356



Vrijdag 8 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van B&W Dordrecht aan de Permanente Commissie:

Ter beantwoording van UWEdG. missive van den 16 february llden N994, hebben wij de eer UWEdG. bij deze te verzoeken, om, daar er van uwe zijnde geene bedenkingen bestaan tegen het voorgesteld ontslag van Christiaan Smallenbach uit de kolonie, hetzelve te willen doen bewerkstelli­gen, en de door hem te goeds hebbende spaarpenningen ten bedrage van ƒ50,66 per mandaat aan ons te willen uitbetalen.


Uitgaande post invnr 356. Brief van de Permanente Commissie aan de Administrateur van het Armenwezen over Johanna de Jaar. transcriptie



Koninklijk Besluit 8 april 1825, N 89, invnr 73 scans 170-171 met financiering katholieke kerk in Veenhuizen.transcriptie




Zondag 10 april 1825

Ingekomen post invnr 73 scan 90. Brief van de gemeente Weesperkarspel aan de Permanente Commissie: transcriptie


Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:

Verder ter kennis van de Permanente Kommissie te brengen  dat gedurende de maanden januarij, februarij en maart, geene verandering bij de koloniale gebouwen zijn voorgevallen.
Nog te vragen authorisatie tot het geeven van ontslag aan de jongelingen C.L. Dummers, Bernardus Berends en Klaas van Hoften, zonen van de kolonisten van die namen, in kol. N4 en 7.

Tot opheldering van de laatste post op de voorenstaande aanvrage (= buitengewone aankoop van koeijen, paarden, schapen zoo te O.S. als Veenhuizen en de gewone kolonien ƒ7000,-) is dienende dat ZHEdGest den Heer 2e Ads. bij deszelfs laatste bezoek der etablissementen te Veenhuizen den Ommerschans heeft goed gevonden te bepalen dat de veestapel naar evenredigheid der behoeften aan boter, zoete en karnemelk, en de gelegen­heid om het vee door eigen voortbrengselen te voeden, zoude worden vermeerdert; waardoor aan de O.S. vereischt word de aankoop van p.m. 100 koeijen en 300 schapen, en te Veenhuizen 70 koeijen en 1000 schapen: daarenboven heeft ZHEdGestr. voorn. nodig geoordeeld de aankoop van p.m. 2000 schapen voor de gewone koloniën, welke op heide velden zoo van de Maatschappij als andere eigenaren zullen kunne worden geweid en be­stemd zijn om in de behoefte aan de nodige mest te helpen voorzien en de wollen tot eigen gebruik benodigt opteleeveren; van al het welk ZHEdGestr. der Permanente Kommissie nader elucidatie geven en de nodige voorstellen doen zal.

Bijgevoegd:

Utrecht den 6 april 1825

Bij ons ontvangen zijn, eene missive van Johanna Fermeij, gedateerd Willems-oord den 30 maart 1825, waarin zij te kennen geeft van den ouder­dom van 18 jaren bereikt te hebben, en dat zij hare geloofsbelijdenis heeft afgelegd; en nu wenschte elders te gaan dienden, waarom zij aan ons verzoek van uit de kolonie ontslagen te worden.
Hier op hebben wij de eer ter kennisse van UWelEdGestr. te bren­gen, dat wij er in toestemmen om dit verzoek aan haar te accordeeren.

Wegens Heeren Regenten van de Aalmoezenierskamer der stad Utrecht
C.W. Cambier, secret.

Ingekomen post invnr 73. De subcommissie Leiden stuurt een brief van haar medelid P.A. Kervel over de gebrekkige godsdienstige begeleiding in Veenhuizen voor katholieken.



Maandag 11 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van het armenhuis van Hoogeveen aan de Permanente Com­missie:

Bij deze neemen wij tevens de vrijheid UWelEd. in naam van Jan Kist en deszelfs huisvrouw, op het vriendelijkst te verzoeken, of dezelve niet als huisverzorgers zouden mogen geplaatst worden bij die kolonisten welke van hier afkomstig zijn en bij welken tegenwoordig Loomeijer als vader fungeert. Wij hadden toch volgens convenant het recht van in plaats eenen gestorven huisvader eenen anderen voortedragen en daarom vragen wij zulks met te meer vrijmoedigheid, maar ook in afwachting dat dit ons verzoek gunstig zal worden toegestaan.

P.S. de voormelde Jan Kist en vrouw zijn reeds eenige jaren in de kolonie geweest - de een als wees - de andere als ingedeelde bij hare ouders. Zij hadden des te meer geschiktheid - onzes inziens - tot de waarneming der verlangde post.


Uitgaande post invnr 356. Brief van de Permanente Commissie aan de Administrateur van het Armen­wezen:

Wij hebben de eer UwHEdG. in antwoord op deszelfs missive van den 30 maart ll. N47, ontvangen den 2e dezer maand, te berigten dat wij geene bedenking hebben tegen de opneming in het bedelaarsetablissement aan de Ommerschans van den tot 2 jaren gevangenisstraf verwezen jongeling Augustinus de Knop, vermeld in de ons ter letture gezondene, en hierbij teruggaande stukken: zoo dat wij bereid zijn denzelven, op eender kontrakten voor de overneming van bedelaars, in het gen. etablissement voor den bepaalden optenemen en te vestigen; verzoekende wij, ingeval zulks mogt worden bewerkstelligd, intijds onderrigt te worden van zijne opzending.

Apr 11, dochter voor de Haan in de Ommerschans?
Wilhelmina, dochter (sterft 30-5-1826) van Matthijs Douwes de Haan uit Sneek. Geen bevestiging gevonden.


Dinsdag 12 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van de subcommissie Amsterdam aan de Permanente Commis­sie over de weduwe Haarman.transcriptie:



Woensdag 13 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Visser stuurt de verantwoording over februari.

Uitgaande post invnr 356. Brief PC aan diverse subcommissies dat ze hun arbeidershuisgezinnen kunnen sturen.

Uitgaande post invnr 356. Brief PC aan administrateur, houdende bevestiging van de vroegere opgave van de domicilie van Agij van der Linde.


Donderdag 14 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Bijlage bij een brief van Ameshoff aan de Permanente Commissie:

Nota van de wijze van inkassering der gelden voor de Maatschappij:

In Utrecht, wordt ontvangen door de Heeren Vlaer en Kol gratis.
Groningen, door den Hoofd-agent, gratis.
Zeeland, idem, doch er zoude eenige onkoste oploopen.
Noord-braband, idem, op de minst kostbare wijze.
Zuid-holland, idem, tegen 1/8 pers. kassierloon en restitutie van porto's van brieven en paketten aan de P.K.
Gelderland, idem, op de minst kostbare wijze.
Leeuwarden, idem, idem.
Overijssel, idem, tegen 1/4 p.cs.
Drenthe, door zekeren partikulier te Hoogeveen.
Noordholland, op zekere bijzonder wijze de Heer van R. bekend.

Er wordt geene aanteekening gevonde dat de Hoofdagenten verzocht zijn hunne rekening van kosten aan de P.K. intezenden.

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:

Voorts heb ik de eer te accuseren den ontvangst der missive van de Perma­nente Kommissie dd. 8 dezer No 25 met de daar bij vermelde stukken; de beantwoording derzelve tot na mijn retour van den voorgenomen reis op morgen naar Veenhuizen moetende uitstellen, haast ik mij aangaande het 2e punct des briefs van den Heer von Hoff, waaromtrent de Permanente Kom­missie opheldering verlangd, te berigten, dat ik bij mijne correspondentiën geene kopy des briefs vind, welke ik aan den Heer von Hoff aangaande zijn ontslag zoude hebben geschreven, daar ik egter niet durf veronderstellen, dat ZEdGest: van zodanig schrijven gewag zoude maken zonder dat daar van iets aan was; moet ik de Permanente Kommissie verzoeken de goedheid te willen hebben, kopie van dien brief te vragen en aan mij toe te zenden, ten einde te kunnen zien, in welk verband de aangehaalde woorden voorkomen, en of zij misschien niet zijn voorafgegaan of gevolgd door de woorden, na de administratie en Direktie aan uwen opvolger te hebben overgegeven of iets dergelijks.
De Heer Smit, heel en vroedmeester te Leek, zich nogmaals bij ZHEGest: Heer 2e Adsessor om eene spoedige plaatsing als doctor te Veenhuizen aandringende, heeft tot antwoord bekomen, dat die tijd misschien nog ver af is, en zelfs dat de Permanente Kommissie welligt van gevoelen zoude zijn slegts een geneesheer, met een of meer adsistenten in mindere rang te plaatsen, heeft genoemde Heer Smit zijne papieren teruggevraagd, ten einde zich daar van elders te kunnen bedienen.

Ingekomen post invnr 73. Brief van de Administrateur van het Armenwezen aan de Permanente Commissie:

Ik heb de eer UWED tot nagrigt, hier bij te zenden afschrift eener missive, door den Gouverneur van Noord-Holland aan mij gerigt, betrekkelijk een naar Veenhuizen te zenden getal van 230 kinderen, uit het Aalmoezeniers-wees­huis te Amsterdam.

Bijgevoegd is de brief van de Gouverneur.


Vrijdag 15 april 1825

Uitgaande post invnr 356. Brief PC aan administrateur, met een nota van 57.000 voor besteding weeskinderen.


Donderdag 14 april 1825

Ingekomen post invnr 73 scan 172. Uit een brief van de subcommissie Delft aan de Permanente Commissie ondermeer over kolonist Wijnmaalen.transcriptie:


Ingekomen post invnr 73. Brief van de Staatsraad Direkteur voor de Zaken der Hervormde Kerk aan de permanente commissie ingekomen post dre 85-167/8/9)

’s Gravenhage, den 16 april 1825

Op den voordragt door den Heer Direkteur Generaal voor de Zaken van den Roomsch Catholijken Eeredienst en mij, aan Zijne Majesteit gedaan, tot het accorderen der benoodigde sommen, ter bestrijding der kosten tot den opbouw van twee kerken en twee pastorijen in de Kolonie Veenhuizen, heeft Hoogsdezelve den 8 april ll. sub no. 89, het besluit genomen, waarvan een afschrift hiernevens is gevoegd.
Uwe Commissie zal daarbij opmerken, dat voorloopig alleen de sommen zijn toegestaan voor de Roomsch Catholieke kerk en pastorij. De oorzaak van het uitstel der beslissing, omtrent de Protestantsche kerk en pastorij, is daarin gelegen, dat ik den Koning geene aanwijzing heb kunnen doen op de begrooting van mijn departement over dezen jare om de vereischte sommen te affecteren; terwijl ook Z. M. eene bedenking is voorgekomen omtrent de begrooting der kosten. Een en ander zal UwE. nader blijken uit de in originali hiernevens gevoegde missive van den Heer Secretaris van Staat.
Ik verzoek UwE., met terugzending der missive en van de daarbij gevoegde bestek, begrooting en teekeningen, mij wel de inlichtingen te willen mededeelen, welke Uws inziens aan Zijne Majesteit, op den door Hoogstdezelve gemaakte bedenking, zoude behooren gegeven te worden.
De Staatsraad, Direkteur Generaal voor de Zaken der Hervormde kerk, enz.
J. Palland te Keppel.

Samenvatting (ook blijkbaaar van bijgevoegde brief) De Staatsraad, Direkteur voor de Zaken der Hervormde Kerk &ca, verzoekt om de konsideratien van de P. K. te vernemen, op den hierbij gevoegden brief van den Secr. van Staat wegens de door Z. M. verlangde inlichting, omtrent de meerdere kosten voor de Prot. Kerk en pastorie, dan die voor die der R. K. aangevraagd is.
Beantw. 30 april N99, not 26 id art 6


Zondag 17 april 1825

Brief PC aan administrateur, met diverse domicilie-informatie, benjamin Arends (reeds ontslagen), Johannes Fincke N727, Elisabeth Jansen N801/802, N843, Maria Volman N974, Jan van den Berg N1093, Jakob Sch?? N1095, Christina Sinse N1188, Kornelis Kammeijer N65, Janna Sermoni N205, Bernardus Hendrikus Butgering N219, Sijmen Jansen N227, Carolina Grummelinkhuis(?) N517, Johanna Heuvelmans N381 (mooi verhaal), Dirk Hendrik August N392, Jan van Rijnsberg N454, Rooij van Vliet N565, Hendrik van den Bosch N1225 en Dina Heinter N1236 beweren met elkaar getrouwd te zijn 'doch dit wordt door eenige hunner kennissen in het gesticht ontkend', Engelhard Brouwer N920, Cornelis Visser. Foto in map Post.

Maandag 18 april 1825

Uitgaande post invnr 356. Brief PC aan administrateur, houdende konsideratien en een voorstel omtrent de opzending van bedelaars op het kontrakt van 1 maart 1823.


Dinsdag 19 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:

In voldoening aan de missive der Permanente Kommissie dd. 8 dezer N25 en daar bij gevoegde afschriften van de bij haar ontvangene en om consideratie in mijne handen gestelde brieven, heb ik de eer te berigten.

- Over Jacobus Stöckel uit Koog aan de Zaan.transcriptie

Op die van Jacobus Stephanus, dat deze nog niet in staat is op den duur voor zich te kunnen zorgen, dat het zelfs zeer twijffelachtig is of hij, ingeval hij ontslagen wierd, wel eene goede dienst heeft, zoo als hij voor­geeft.
Albertus van der Waag, dat deeze is gevestigt onder den naam van A. Piket, aangekomen uit Leijden den 9 september 1822, ingedeeld bij den huisverzorger Smit kol. N1, alwaar hij volgens zijn eigen verklaring zeer te vreeden is en wenscht te blijven ingeval hem zijn ontslag niet wierd geakkor­deert, dat hij zijn ontslag gevraagd heeft om bij zijnen grootvader Piket te gaan wonen, die volgens zijn zeggen een eenigsints vermogend man zoude zijn, doch waaromtrent wij meenen te moeten twijffelen.
Voorts op die kerkvoogden der gemeente Norgh dat, daar de kolonie te Veenhuizen eener gemeente, kerkelijk afgescheiden van die van Norgh is, dat deeze nieuwe gemeente eene grote, zelfs veel sterkere bevolking dan die van Norgh hebben zal, dat het kerkhof te Norgh eene kleine oppervlakte heeft en eindelijk dat den dodenakker ver van de etablissementen verwijdert is, het mij allesints billijk en voor de kolonie doelmatig schijnt, dat voortaan eene voor de etablissementen eigene begraafplaats worde daargesteld, en dus aan het verlangen van kerkvoogden te Norgh voldaan; het is intusschen voor eerst moeijelijk eene daartoe geschikte plaats aantewijzen, als moeten­de dit mijns bedunkens, naar de plaats der te bouwen kerken worden geweizigd; waarom wij wel zouden wenschen, dat tot zoo lang onze dode te Norgh konden worden ter aarde besteld; hetgeen echter niet dan met bijzondere toestemming van kerkvoogden zal plaats hebben, en is, ingeval van weige­ring, het oude Veenhuizer kerkhof daartoe provisioneel aangewe­zen.

Uit de samenvatting: geschreven aan de kerkvoogden te Norch, 29 april 1825 N94.
Uitgaande post-brievenboek invnr 926 over die brief: Verzoek om de lijken van de Etablissementen provisioneel nog te Norgh mogen doen begraven tot dat eene eigene begraafplaats zal zijn daargesteld.

Eindelijk op die van den Heer von Hoff, omtrent welks eerste punt, betreffende het in omloop gebragte blikgeld, ik de vrijheid neem mij te refereren aan nevens gevoegd afschrift des briefs van den Her adjunkt Direkteur Harloff; waarbij ik niets te voegen heb dan dat het welligt noodzake­lijk is, het een en ander daar bij opgegeven met daadzaken of verklaringen van andere geemploijeerden te doen staven; terwijl ik omtrent het tweede punt, de eer had bij mijnen dd. 14 dezer N144 te schrijven.

Bijgevoegd de brief van Harloff:

Gaarne voldeed ik aan UWEdGest. verlangen, met optegen(?) hoeveel de maanden is geweest, van het door den Heer von Hoff in omloop gebragt blikkegeld, dan ik bevind mij daar toe niet in staat; er bestond reeds eene groote of klijne - mij onbekende - waarde van dit geld tijdens mijne aankomst in deeze kolonien als de onder direkteur. De Heer von Hoff heeft van tijd tot tijd nog laten aanmaken, zoodat daar omtrent de zekerheid der juiste hoe­veelheid geheel duister is. Toen ik egter de funktie van mijn voorganger overnam bevond ik bij den onder direkteur en wijkm: aanwezig eene somme van ƒ825,04½. De kolonisten zelve moesten toen nog in het bezit geweest zijn, van eene somme van ƒ563,15½ hetgeen bleek bij eene volgende telling en stempeling op 6 maart 1824 gehouden, als wanneer ik bevond geheel in blik bestaan de somme van ƒ1388,20 (van onderscheidene grootte of waarde) of dit nu de juiste waarde is, die mijnen voorganger heeft doen aanmaken, geloof ik niet, want - volgens zeggen - zijn onderscheidene kolonisten destijds met een voorraad in de zak gedeserteerd en de mindere waarde die het blik destijds voor de kolonisten had, zal ook wel een gedeelte zoek gemaakt hebben.
Op deeze sommen is vervolgens de dubbele stempeling gekomen, gelijk mede op eene somme van ƒ450- die ik zelve nog heb laten aanmaken, en deeze beide sommen vind ik ook bij iedere stempeling nog terug.



Donderdag 21 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Brief van B&W Dordrecht aan de Permanente Commissie:

Wij hebben de eer UWEdG. bij deze te berigten, dat wij met UWEdG. missive van den 19 dezer No 71, wel ontvangen hebben, het mandaat N27 groot ƒ50,83 aan onze order, ter teruggave van de in de spaarbank opgelegde penningen van onzen bestedeling Christiaan Smallenbach.


Ingekomen post invnr 73. Brief van Willem Messchert aan de Permanente Commissie:

Wie lid is van eenig genootschap erkent met der daad, dat hij met deszelfs beginselen instemt, en deszelfs handelingen goedkeurt. Zoo deed ik, toen de Maatschappij van Weldadigheid haar stelsel van colonisatie door het vestigen van huisgezinnen op de hoeven van Frederiksoord en Willemsoord in werking bracht; en het was mij eene aangename plicht zoo veel in mijn vermogen was, tot de bewondering van hare bedoelingen mede te werken.
Sedert heeft de Maatschappij hare werkzaamheden voortgezet, en nieuwe middelen aangewend om haar stelsel van colonisatie uit te breiden. Die middelen en die uitbreiding hebben bedenkingen bij mij doen ontstaan omtrent de beginselen en handelingen der Maatschappij, welke niet wegge­nomen of opgelost hebben kunnen worden door hetgeen van wege de Maatschappij en door anderen omtrent het onderwijs is geschreven en gezegt.
Ik kan in die stemming geen lid en nog veel minder Honorair lid blijven der Maatschappij, en den schijn op mij laten berusten van onbepaald hare beginselen en hare handelingen goed te keuren. Dit verbieden mij goede trouw en oprechtheid. Ik moet mij van de Maatschappij afscheiden, en zend dien ten gevolge mijn diploma van Honorair Lidmaatschap terug, met dankzegging voor de eer, mij door de aanbieding van hetzelve bewezen.


Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van de stadsaalmoezenierskamer Utrecht aan de Permanent Commissie:

In antwoord op UWelEd. missive van den 18 dezer maand, hebben wij de eer UWelEd. kennis te geven dat wij genoegen nemen, om de kosten van kleding en andere noodwendigheden te betalen bij het inplaats stellen van een ander bestedeling voor Johanna Fermeij, dienvolgende verzoeken wij, aan haar het gevraagde ontslag te verleenen.


Ingekomen post invnr 73. Brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:

Stukje over Gert Harms Kuipers.transcriptie

over kolonist Claassen/Klaassen als winkelier in Veenhuizen. transcriptie

De door de Permanente Kommissie in der tijd als zaalopziener benoemden en sints eenige tijd op het Algemeen Bureau werkzaam geweest zijnde persoon le Clerq, is door ons provisioneel met de werkzaamheden van winkelier bij het 2e etablissement belast; zijne vroegere betrekking, zedelijk gedrag en bewijzen zijner eerlijkheid gedurende zijn verblijf te Frederiksoord betoond, hebben hem tot die betrekking bijzonder aanbevolen; na nadere bevinding zijner geschiktheid zal ik de eer hebben hem bepaaldelijk tot den post voortedragen, of in het tegenovergesteld geval, hem als zaalopziener in dienst stellen.
Nog is door ons als zaalopziener naar het 2e etablissement gezon­den, den reeds vroeger daar toe benoemden kolonist van der Waal uit kol. N6, ten einde in de behoeften te voorzien.
Al verder hebben wij provisioneel naar het 2e etablissement te Veenhuizen doen overgaan, den opziener bij de fabriek K. ten Broeke, tot hier toe geplaatst geweest in kol. N4 en zijne tweden broeder (ruimte open­gelaten) ten Broeke welke mede sedert eenigen tijd aldaar werkzaam was, de waarneming van deszelfs funktien in kol. N4 opgedragen; eerstgem. K. ten Broeke sedert eene geruimen tijd proeven zijner bekwaamheid gegeven hebbende, vinden wij geen zwarigheid denzelven als onder direkteur der fabriek bij het 2e etablissement te Veenhuizen voortedragen.
Eindelijk geef ik mij bij deezen gelegenheid het genoegen de Perma­nente Kommissie te informeren, dat de geemploijeerden op het Algemeen Bureau Bertrand en Machiels aan de verwagting schijnen te zullen beant­woorden en

Stuk over arbeiderskolonist Bergh.transcriptie


Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:

Bij deeze heb ik de eer de Permanente Kommissie te berigten de goede ontvangst harer missives van den 17 en 19 dezer N59 en 69 met alle de daarbij vermelde stukken en mandaten. Het besluit der Permanente Kommis­sie van den 6 aangaande de nieuwe klassificering van bedelaars enz. mij bij eerstgen. missive geworden, zal worden in werking gebragt; zoo mede zal de uitbesteding en vooraf te doene bekendmaking in de nieuwspapieren, zoo spoedig mogelijk plaats hebben, doch zal dit nog eenige dagen moeten worden uitgesteld, redenen ZHEdGest. den Heer 2e Ads. alvorens nog eenige explicatiën van den Heer van Lemel verlangd.

... zullen de Permanente Kommissie zo spoedig mogelijk geworden, als mede eene nieuwe redactie voor het straf reglement aan de Ommerschans.

Bij den schrijven van den 3 april 1824 N127 had ik de eer de Permanente Kommissie kennis te geeven, dat ten gevolge van een vonnis der regtbank van eersten aanleg, zitting houdende te Nijmegen dd. 23 november 1823 was gereclameerd den bedelaar Hendrikus van der Steen, en dat aan deeze reclame door den Heer Harloff was gevolg gegeven. Thans informeerd mij gen. Heer Adj. Dir. bij deszelfs brief van den 18 dezer N726 dat die van der Steen, in den loop der gepasseerde week is te rug gebragt en vraagt mij hoedanig denzelven te beschouwen, namentlijk als opnieuw aangekomen uit de provintie - zijnde hij destijds uit de controle gerenvoijeerd - of op welke andere wijze; aangenaam zoude het mij wezen, alvorens daar op te antwoor­den, de conduite der Permanente Kommissie te vernemen.



Zaterdag 23 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Visser vraagt ƒ8500,- voor de komende week.

23 april 1825 Vledder, huwelijksakte, 23 april 1825, aktenr. 4
Bruidegom: Wilhelmus Lucassen, gedoopt te Nymegen op 02 02 1803, zoon van Lucas Lucassen en Mechtilda Mulder.
Bruid: Henrica de Wals, gedoopt te Geertruidenberg op 29-10-1804, dochter van Jacobus de Wals en Catharina van Beek.

Maandag 25 april 1825

Ingekomen post maar bevindt zich bij de uitgaande invnr 355. Brief van pastoor Doorenweerd van Kampen aan de Permanente Commis­sie. transcriptie



Rapport van de staatscommissie Armenzorg, dat op 8 juni 1825 door de Administrateur aan de PC gezonden wordt, invnr 74 de scans 150 en verder. transcriptie




±Maandag 25 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Brief van Jacobus Braaksma aan de Permanente Commissie:

Geeft met den diepst mogelijken eerbied te kennen Jacobus Braaksma oud 33 jaren, zonder beroep, woonachtig in de Grote Krom Elboog te Groningen, provincie Groningen. Hoe supplt reeds voor eenen zeer geruimen tijd, zich door een verzoekschrift geädresseert heeft, ten einde geplaatst te worden in eenige post ter colonie Frederiks-oort. Dat supplt door eene missive van den Hr Directeur Visser dd: 15 juny 1824 daaruit ontwaar is geworden, dat hij toen reeds onder het getal der sollicitanten in gemelde colonie was opgeno­men. Dat supplt zich uit dien hoofde van tijd tot tijd gevleid heeft eene aanstelling te zullen bekomen, dan het welk evenwel tot zijn leedwezen nog geen plaats gevonden heeft - en waarna hij te meer verlangende was, doordien hij werkeloos zijnde, zijne moeder, die in een gering pensioen haar bestaan vindt, in hare omstandigheden niet weinig tot last is. Dat supplt voorts, den tijd van 8 jaren in fransche, Oostenrijksche en Hollandsche dienst tot aan september 1823 als canonier en corporaal doorgebragt heeft, op welke tijd hij zijne paspoort gevraagd en bekomen heeft, en welke stukken daartoe relatif - des gevorderd - kunnen worden gediponeerd.
Dat wat het moreel gedrag van den supplt betreft, zulks geblijkt uit een attest, ondertekend door 13 der notabelste ingezetenen dezer stad en het welk hij de vrijheid neemt bij dezen over te leggen.
Het is dan om bovengeälligueerde redenen en ten einde tot een eerlijk bestaan te geraken dat supplt zich wendt tot UHoogEd.Agtb. met nederig en onderdanig verzoek.

Dat het UHEd.Agtb. goedgunstig gelieven te behagen den supplt als wijk­meester binnen het tweede gesticht te Veenhuizen of anders te Ommer­schans, of in eenige andere colonie van Weldadigheid te employeeren en als zodanig aan te stellen.

Bijgevoegd is de verklaring waarin een aantal mensen verklaren dat Braak­sma van onbesproken gedrag is. Er zijn inderdaad een paar bekende namen bij als Rengers, Tellegen en Mesdag. Ook professor Van Swinderen heeft getekend, echter met de bijvoeging: J. Braaksma is mij geheel onbekend, maar voorzover ik weet zijn bovenstaande personen alle geloofwaardig.


Dinsdag 26 april 1825

Besluit van de Perm. Komm. der Mij van Weld:, houdende buiten dienst stelling van den Onder-direkteur B.C. Travers van den 26 april 1825 N1, invnr 961. transcriptie

Uit de notulen van de permanente commissie, invnr 39:
Artikel 24 Direkteur der kolonien N100
Met als laatste punt:
Zendt in kopie eens briefs van den Adjunkt-Direkteur Harloff, wegens de waarde van het door de Hr von Hoff in omloop gebragte blikken geld.
Reactie van de permanente commissie:
Het laatste punt in advys tot het inkomen van den verzochte kopie-brief.


Donderdag 28 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Brief van Machielse aan de Permanente Commissie:

Ingevolge vaste verzekering van den WelEdelGest. Heer Kapitein ter zee Ziervogel mijnen voormaligen kommandant, namentlijk dat ik in dienst der Maatschappij zijnde genoegzaam in de behoeften tot mijn onderhoud zoude kunnen voorzien en thans ondervindende dat mijn salaris op ƒ4-" s weeks bepaald zijnde, het zelve niet toereikende is om in alle mijne noodwendige behoeftens te kunnen voorzien, vermits het zelve slechts voldoende is om te strekken tot voldoening in huisvesting, voeding, waschloon etc. Zoo dat er mij geen penning overig blijft om tot onderhoud mijner kleeding stukken te kunnen strekken.
Mij hier over bij den WEGest. Heer Direkteur W. Visser vervoegd hebbende heeft ZWEGest. mij verzekerd dat mijn salaris bepaald was op ƒ4-" s weeks tot zoo lang dat ik volkomen met de administratie der kolonien bekend was, waar na het zelve met ƒ1-" s weeks zoude verhoogd worden, tot dat men mij eindelijk in de een of ander kolonie als boekhouder zoude plaatsen, en als dan een salaris van ƒ7-" s weeks genieten zoude.
Ik zoude mij gaarne met dit vleiend vooruitzicht troosten zoo niet mijne kleding in dien tusschentijd tot eene onvoegelijken staat wierden gebragt.
Zoo neem ik met verschuldigde eerbied en toestemming van den WEGest. Heer Direkteur de vreiheid het voormelde ter kennis der Permanen­te Kommissie te brengen ten einde hier in op eenigerhande wijze goedgun­stig moge worden voorzien.


Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:

Over zo maar opduikende nieuwe kolonisten. transcriptie


Bijgevoegd is een nominatieve staat van nieuw aangekomen kolonisten, te weten het gezin Strouw uit Harlingen met twee ingedeelden en een ingedeel­de uit Texel. Verder bijgevoegd is een brief van het armenhuis Zaandam, waarin men schrijft dat Hilletje Ratelband 23 is en vervangen zal worden door een andere bestedeling en dat Cornelis Stoedt verzocht heeft zijn familie te mogen bezoeken.



Vrijdag 29 april 1825

Ingekomen post invnr 73. Uit een brief van de subcommissie Leiden aan de Permanente Commissie:

Wij stemmen volkomen met uwen geeerden van gister in omtrent de 3 bestedelingen, en verlangen dus het ontslag van Maarten Wallé alleen.
Wat de bezwaren des Heeren Kervel betreft, dezelve zijn aan ons en door ons der Perm. Komm. medegedeeld, deels tot informatie van de bezwaren der roomschkatholijke geestelijkheid, maar vooral om deze geeste­lijkheid en het medelid onzer subkommissie in het bijzonder, door eene stellige refutatie en ophelderingen van de kant der Perm. Komm. te kunnen wederleggen of inlichten, beter dan onze subkommissie zelve hem dit te doen vermogt. Wij zien dus verlangend UEd. beantwoording tegemoet.

Ingekomen post invnr 73 scan 333. Brief van de schout van Koog over de ingedeelde Jacobus Stockel.transcriptie


Uitgaande post invnr 356. Bij een brief aan de directeur-generaal van de R.K. eredienst zijn alle gegevens omtrent de bouw van de kerk en pastorie te Veenhuizen gevoegd, inclusief bestek, kosten en twee bouwtekeningen.



Zaterdag 30 april 1825


Ingekomen post volgens brievenboek invnr 348. De kapitein von Hoff te Harderwijk. Zendt in het verzochte kopie van zekeren brief des Direkteurs aan den Hr. von Hoff, voor deszelfs vertrek van de Ommerschans geschreven.

Ingekomen post invnr 73. Visser vraagt voor de komende tijd ƒ9000,- en ƒ4000,- voor de uitbreiding van de veestapel.

Ingekomen post invnr 73. Visser stuurt de verantwoording over maart.

Ingekomen post invnr 73 scan 351. De subcommissie Middelburg meldt dat het gezin van Jacob Heijdt naar de kolonie is vertrokken..vermelding

Uitgaande post invnr 356. Uit een brief van de Permanente Commissie aan de subcommissie Delft over kolonist Wijnmalen..transcriptie: