Naar het overzicht
van de POST
Ingekomen post invnr 70. Uit een brief van de
subcommissie Amsterdam aan de Permanente Commissie:
Ter beantwoording van UWEds. zeer geëerde missive van 30 july ll.
N347 hebben wij de eer te berichten dat de kolonist Joh: Wilh:
Steenhuizen reeds op ll. maandag den 26 july zich bij onzen vice
president alhier vervoegd en te kennen gegeven heeft, heimelijk en
zonder verlof de kolonie te hebben verlaten om onze hulp en
medewerking te kunnen verzoeken dat hij hoe eer zo liever van
zijne vrouw van tafel, bed en bijwoning zoude kunnen worden
gescheiden, met welke vrouw, hij zegde, niet langer te kunnen
leven, en die, zoals hij voorgaf, slordig was, alles
verwaarloosde, zijne kinderen tot een slegt voorbeeld vertrekte,
en dezelve daar te boven, tot ongehoorzaamheid en opstand tegen
hem stijfde en opzettede.
Dat onze vice president hier door op het ongeoorloofde en
strafbare zijner handelwijze om de kolonie in stilte te verlaten,
onder het oog gebragt en ten aanzien van zijne klagten en
beschuldigingen ten laste zijner huisvrouw hem in de plaats aan
de Heer Hoofd-directeur der kolonien, vervolgens aan den Raad van
Discipline derzelve en dit alles niets batende aan de bevoegde
lokale rechtbank, verwezen hebbende, met serieuze aanmaning om ten
eerste naar de kolonien terug te keren, hij zulks ook aangenomen
en belooft heeft, de daarop volgenden dag des avond met het
beurtschip op Steenwijk te zullen vertrekken. 70)
Ingekomen post invnr 70. Uit een brief van
directeur Visser aan de Permanente Commissie, invnr 70.
Stuk over waarom vrouwen geen zaalopziener kunnen zijn. transcriptie:
Nog te informeren dat dezer dagen van desertie zijn geretourneerdt
de kolonist Verhagen van kol. N3 en de koloniste Van der Pol, kol.
N6 bij de mijne dd. 13 juny en N186 gemeldt, als mede de kolonist
J.W. Steenhuizen den 21 dezer zonder permissie de kolonie
verlaten. Aangaande deze hoop ik bij de komst van het lid der
Permanente Kommissie den WelEdelGest. Heer Faber van Riemsdijk in
de koloniën hare intentie te vernemen.
Eindelijk moet ik al wederom ter kennis van de Permanente
Kommissie brengen de desertie van de kol. Pijn met zijn huisgezin
uit kol. N4 en van drie weesjongens met namen Cornelis Blom,
Gerrit Kuit en Jan Vos uit het gesticht te Veenhuizen. 70)
Ingekomen post invnr 70. Sollicitatie van Frederik
Wilhelm Bezemer.
http://www.schackmann.nl/proefkolonie/Personen/Bezemer.html
Ingekomen post invnr 70. Visser verzoekt per
ommegaande de tekening van de te bouwen schuur bij Wateren retour.
Ingekomen post invnr 70. Uit een brief van
directeur Visser aan de Permanente Commissie:
Aangaande de leverancier Kloppenburg dat die man zich meer dan
eens bij mij heeft vervoegd om betaling voor aan den aannemer Smit
geleverde goederen, als mede om de nog in zijn magazijn voorhanden
houtwaren, volgens zijn zeggen ten gevolgen van een handschrift
des Heren 2e Adsessors aangekogt te ontvangen, dat ik hem daar op
heb geantwoord het zijne, en niet onze zaak was de betaling van
Smit te erlangen, als zijnde niemand van de Direktie voor eenige
betaling voor geleverde materialen aan het eerste huisje of
schapenhok borg gebleven, en dat den aanbesteeding van honderd of
50 huisjes aan Smit geen gevolg had, en derhalven het bewuste
handschrift van den Heer Generaal van den Bosch niet meer van
eenige kragt konde zijn, zelfs niet wanneer dit vroeger en in
andere omstandigheden als iets ten zijne faveur had kunnen
inhouden; dat intusschen 25 koloniale woningen op kol. N7 zouden
worden gebouwd door Smit en Bodenstaf, doch dat de Maatschappij de
leverancie der materialen aan zich had behouden, dat zij echter
die materialen elders moest aankopen en hij, Kloppenburg alzoo tot
de leverancie met anderen mogt converseren en des verkiezende de
naaste prijzen aan mij opgeven, het welk hij aannam en daar aan
ook heeft voldaan, doch daar de prijzen door hem hoger gesteld
werden dan door de Heren Caliar te Groningen, is aan deze laatste
de leverancie toegewezen en hier mede vermeende ik alles te hebben
gedaan wat met de billijkheid en het belang van Kloppenburg
overeenstemmende, konde geschieden; dan voor eenige dagen ontving
ik eenen brief van den Heer de Koning predikant te Meppel, waarin
ZijnWelEerw. mij zeer vriendelijk verzogt om toch alles te doen
wat in mijn vermogen was om Kloppenburg, die zich door de bewuste
zaak van Smit in het hout, in moeijelijke omstandigheden bevond te
helpen, mij antwoord op den brief bedoeld zeker de rekwestrant bij
het door de Permanente Kommissie aangehouden gedeelte van zijn
rekwest en het welk hier op neder komt, dat Smit nog wel eenig
goed bij de Maatschappij te goed heeft, dat er intusschen meerder
schuldeischers zich bij mij hadden vervoegt om uit dat te goed
hunne pretentie op Smit te mogen ontvangen, dat ik deze en zoo ook
Kloppenburg beloofde geene betaling aan Smit te doen, dan met hun
voorkennis, ten einde zij gelegenheid zouden hebben, zoo veel
mogelijk hun geld te bekoomen en dat te Veenhuizen wel hout
benodigd was en hij zich bij de Heer Poelman kon vervoegen die
zeker geleegenheid zoude vinden om zijn hout te employeren.
Betrekkelijk de missive van den Generaal Majoor Meyer dat de bij
het huisgezin van Braun gevoegde kinderen bij hunne aankomst ruim
van kleederen waren voorzien, en een gedeelte derzelver ten
gevolge schijnbaar der onger(?) van de Generaal Majoor bij den
boekhouder dier kolonie werden gedeponeert, om telkens wanneer de
kinderen een of ander stuk behoeften het aan hun te kunnen
uitreiken, en zoo doende te zorgen dat dezelve alleen door de 3
bewuste kinderen wierden gedragen, waar aan gevolg is gegeven, ook
overeenkomstig de missive der Permanente Kommissie dd. 24 maart
ll. N 60/3. Dat wij geen reden hebben op het gedrag van het gezin
van Braun te roemen, voor al met betrekking tot het inwendige der
huishouding, zelfs geloof ik dat de kinderen niet zodanig worden
behandeld, als men bij goede huisvaders kan verwagten. Intusschen
verzekeren mij de kinderen telkens, dat zij zich over niets hebben
te beklagen, niet tegenstaande ik het oudste zoontje door belofte
op beterschap als andersints en in afwezigheid van Braun en zijne
vrouw tot het inbrengen van klagten in de gelegenheid heb gesteld;
dat van Braun dadelijk bij zijn aankomst een koe is gegeven.
Aangaande J.W. Thiele en Heintje van der Vliet hoop ik de
Permanente Kommissie bij een volgende te berigten.
Eindelijk heb ik eer ter kennis van de Permanente Kommissie te
brengen, het verlangen van de kolonist Duk van Jeveren, kol. N3 en
de kolonisten wed. Goblé kol. N6 tot het aangaan van een wettig
huwelijk, met verzoek mij te informeren of dat van onzen zijde kan
worden toegestaan. 70)
Rode Kloosterhuis: Johannes Braun (15-10-1767 - 13-1-1848) luthers
schoenmaker uit Deventer, getrouwd met Dirkje ten Bosch (18-1-1788
- 2-9-1849) komt op 31-1-1824 in kolonie II. Hij heeft een dochter
Aaltje (30-8-14) en een zoon Johannes (23-12-17). Zowel vrouw als
kinderen zijn hervormd. Bij de drie ingedeelden gaat het om de
kinderen Kligge, kinderen van een overleden luitenant die door hun
moeder verlaten zijn: Zacharias (7-8-12) op 27-11-1827 naar
Wateren en op 7-1-1830 naar Groningen in militaire dienst, George
Hendrik (13-4-14) op dezelfde datum naar Wateren en in 1831 in
militaire dienst, en Maria Catharina (24-1-1818) op 21-9-1821 naar
Veenhuizen vertrokken.
Ingekomen post invnr 70. Uit een brief van de
subcommissie Utrecht aan de Permanente Commissie:
Ingevolge van UWEds. missive van den 20 juli ll. N306 heeft de
subkommissie van Weldadigheid berigten ingewonnen aangaande den
staat der gezondheid van Albertus Gerardus Bildes, die op den 11
juni ll. als bestedeling der Aalmoezenierkamer in de koloniën
aangekomen is en zij heeft de eer dezelve bij dezen aan UWEDs.
kennelijk te maken. Deze jongeling geniet eene volmaakte
gezondheid en heeft nooit geneeskundige hulp nodig gehad; maar is
van een listigen en halsstarrige aard; hij heeft hier ook nooit
een aanval van vallende ziekte ondervonden; dan enkel trachte hij
den schijn van deze kwaal aantenemen, wanneer hij naar school
gebragt wierd. Hij schijnt deze handelwijze ook weder in de
koloniën beproefd te hebben, en is ongelukkig geslaagd deze ziekte
zoo wel natebootsen, dat men hem voor wezenlijkt met dezelve
behebt heeft aangezien; hetgeen ons natuurlijk, wanneer men zijn
vorig gedrag niet kent. Slechts twee dagen lang is hij in de
kolonien gebleven en is toen weder naar hier afgereisd; en na een
reis van eenige dagen aangekomen. Zoodra men hem opgespoord had,
daar hij zich schuil hield, is hij in verzekerde bewaring genomen
en op morgen zal hij onder zeker geleide naar Amsterdam worden
afgezonden; ten einde naar de kolonien teruggevoerd te worden. De
subkommissie twijffelt niet of UWEds. zult uit deze opgave zien;
dat regenten der Aalmoezenierskamer door deze tegenstand en
geveinsde ziekte van den jongeling niet hebben kunnen afzien van
zijne eens bepaalde overbrenging, en gemelde regenten zoude gaarn
zien, dat hij wegens zijn heimelijk vertrek met eene plaatzing in
de Ommerschans gestraft wierd.
Rode Kloosterhuis: Albertus Gerardus Bilders (2-5-1810)
gereformeerd uit Utrecht, komt op 13-6-1824 in kolonie II aan,
hoeve 28. Hij komt weer terug en deserteerd opnieuw op 17-8-1824.
Wordt teruggezonden op 11-9-1824 en in de gevangenis van kolonie
49(??) geplaatst. Hij maakt echter een gat in de muur en ontsnapt
definitief. Op 4 juli had Visser gemeld dat hij moest worden
teruggezonden.
Ingekomen post invnr 70. Brief van Fenner aan de
Permanente Commissie. transcriptie
Sepp verzoekt om betaling van door hem gemaakte transportkosten,
waarvan hij de rekening een tijdje geleden had opgestuurd.
De algemeene maatregel, het surveilleren van overzeesche schepen
namelijk, reeds in werking zijnde, zoo moet ik te meer,
beleefdelijk aandringen op spoedige en stellige rescriptie. 70)
Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:
Ter voldoening aan de nog onbeantwoorde punten der missive van de
Permanente Kommissie dd. 30 july N 345 is dienende dat J.W. Thiele
persisteert bij het eenmaal gezegde omtrent de plaats zijner
geboorte en dat hij tot bekoming van nadere renseignementen dien
aangaande heeft aangewezen zijner stiefouder, Jacobus Elders van
beroep modderman, wonende in de Teertuinen agter de Haarlemmerdijk
te Amsterdam. Den brief van HH Wethouder van Brielle gaat hier
nevens terug.
Voorts dat Henkje van der Vliert uit het tuchthuis te Utrecht in
de Ommerschans geplaatst gezond is, en groot wordt, dat zij zich
sedert eenen geruimen tijd aan geen bijzondere misdaden heeft
schuldig gemaakt, doch altijd traag blijft in het verrigten der
gevorderde werkzaamheden.
Eindelijk heb ik de eer ter kennis van de Permanente Kommissie te
brengen dat den Heer Harloff ontvangen heeft eene missive van
Hoofdbestuur van het beedelaarsgesticht te Hoorn van de 31 july,
waarvan afschrift hiernevens gaat, en dat de daarbij vermelde
perzonen werkelijk den 6 dezer te Ommerschans zijn gearriveerd;
mij op dien dag a costy bevinden en van de aanstaande komst dier
beedelaars door de Permanente Kommissie niet geinformeert was ik
in twijffel dezelve al of niet aantenemen, en besloot alvorens een
decharge aan de geleiders te geven, de opinie om ZijnHoogEdelGest.
den Heer 2e Adsessor te vragen, welke van gevoelen was de bewuste
personen aantenemen, doch als provisioneel tot dat ik de intentie
der Permanente Kommissie zoude hebben vernomen.
Bijgevoegd is de brief van Hoorn, waarbij het gaat om 32 mannen,
26 vrouwen en 11 kinderen. 70)
Geen J.W. Thiele gevonden in de Rode Kloosterhuis. In
Ommerschans/Veenhuizen is er een Jan Willem Tiele (A 657), ook
wel Somer Johan Wilhelm Tiele (I 2417), ook wel Thienen Johan
Wilhelm Zomer (I 1819), ook wel Thielle Johan Wilhelm Zomer
(M5145)
Zaterdag 14 augustus 1824
Uit een brief van de diakonen der hervormde gemeente Den Haag aan
de Permanente Commissie:
... te berigten dat zekere Leendert Houtman voor rekening der
diakonale administratie in de kolonie Frederiksoord besteed
zijnde, op den 1e augustus, gezegde kolonie heimelijk verlaten
heeft, zich naar herwaarts heeft begeven en thans ten huize zijner
moeder zich bevind.
Dat genoemde zich op den 12e dezer ter vergadering van diakonen
heeft vervoegd, zich beklagende over eene onbehoorlijke
behandeling, door den huisverzorger bij wie hij was ingedeeld,
over het opleggen van buitengewone zwaren arbeid, over de
onthouding van gekookte spijzen, en zelfs gene genoegzame
hoeveelheid voedsel, aldaar te hebben genoten en zulks opgevende
als reden van voornoemde verlating der kolonie. Het is diakonen
voorgekomen van belang te zijn, de klagten van genoemde
bestedeling ter kennis van de Permanente Kommissie van
Weldadigheid te brengen en door haar intermediair aan den
WelEd.Gestr. Heer Directeur in de kolonie Frederiksoord te
verzoeken, informatien intewinnen, in hoe verre die klagten
billijk zijn, op dat door het nemen van maatregelen het lot van
deze bestedeling mogt verzacht worden, en zoo het mogelijk is hem
in een ander huisgezin intedeelen, bij zijne terugkomst in de
kolonie. Deze zijn dan ook de beloften ter aanmoediging om
derwaarts terug te keren door diakonen aan dezen bestedeling
gedaan, vertrouwende in deze niet teleurgesteld te worden. 70)
Uit een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie:
Afschrift van een briefje van ontslag uit het weeshuis van Delft
voor de in de dwangkolonie te Ommerschans zich bevindende L. van
der Feyst met verzoek mij te willen informeren of van onze zijde
daaraan gevolg kan worden gegeven.
Voorts moet ik de Permanente Kommissie informeren dat A.G. Bilders
van Utrecht na zijne desertie zich in de kolonie heeft vertoond,
doch in plaats van zich naar het huis waar hij vroeger was
ingedeeld te begeven, wederom is weggelopen.
Bijgevoegd:
Delft den 8 augustus 1824
Aan den jongeling Leendert van der Feijst, van wege de
Maatschappij van Weldadigheid in de Ommerschans geplaatst, wordt
van wegen HH Regenten van het Weeshuis der Hervormden, zijn
verzocht ontslag uit voorm. gesticht toegestaan, als den vollen
ouderdom van 21 jaar bereikt hebbende. 70)
17 augustus 1824 Vledder, overlijdensakte, 17 augustus 1824,
aktenr. 12
Overledene: Frederik Rausch, geboren te Friedborg op 31-12-1773;
beroep: arbeider; overleden te Frederiksoord (Vledder) op
17-08-1824, zoon van Johan Hendrik Rausch en Johanna Maria
Blomneu.
Gehuwd geweest met NN NN, in leven.
Uitgaande post invnr 355. Brief van de
Permanente Commissie aan de Administrateur van het Armenwezen:
Ter voldoening aan UWHEdG. verzoek, bij missive van den 19 july
ll. N24 den 25 daarna ontvangen, gedaan, hebben wij de eer UWHEdG.
te berigten dat de persoon van J.W. Thiele te Ommerschans
persisteert bij zijne vroeger gegevene renseignementen, vervat in
onze missive van de 15 mei 1824 N109, en dat hij ter bekoming van
nadere meer omstandige informatien ten aanzien zijner geboorte en
vorige verblijfplaatsen, heeft aangewezen, zijne in leven zijnde
stiefvader, Jacobus Elders, van beroep modderman in de Teertuinen
achter de Haarlemmer dijk te Amsterdam.
Ingekomen post invnr 70. Brief van de weduwe Van
Thiel aan de Permanente Commissie. transcriptie
Ingekomen post invnr 70. Uit een brief van de
subcommissie Amsterdam:
confidentieel
Laatstleden woensdag den 18e dezer zijn van hier voor het
aanbreken van den dageraad per schuiten op Muiden verzonden 200
kinderen uit het A.W.Huis. Te Muiden zijn dezelven aan boord
gegaan van het aldaar gereed liggend schip, voorzien van de nodige
mondbehoeften: en zo dadelijk naar Veenhuizen getransporteerd. Het
overbrengen van hier is in stilte zeer geregeld en zonder de
minste opschudding of zamenscholing van publiek geschied: men had
trouwens de voorgenomene verzending geheim gehouden en de nodige
precautien waren(?) er tevens zoveel genomen dat betve(?) halve
woord aan geen kragtige adsistentie zoude ontbroken hebben; over
het algemeen waren de kinderen te vreden, en door veele werden bij
hun vertrek de bekende volksliederen gezonden.
In de volgende week zullen de overige 400 van het bestemde getal
van 600 mede verzonden worden.
Minder zijn thans de klagten over Veenhuizen en de koloniale
inrichtingen, maar over de Ommerschans worden veele en
schrikkelijke daadzaken van wanorde en slegte behandeling verteld;
als te veel gemeenschap van de beide sexen onderling, ruwe
behandeling ten aanzien van de gelegenheid tot het gebruik van
voedzel, en de nagtrust N: N: 70)
Ingekomen post invnr 70. Visser denkt de komende
week ƒ7500,- nodig te hebben. 70)
Ingekomen post invnr 70. Brief van de
administrateur van het armenwezen aan de Permanente Commissie:
Bij eenen kabinetsbrief van den 5e april ll. N.57 behaagde het
Zijne Majesteit op te merken; dat de ondervinding had doen zien
dat veroordeelden tot tuchthuis of gevangenisstraf na het
ondergaan van dezelven in vrijheid gesteld zijnde, veelal niet
beandwoorden aan de verwachting dat die straf hen tot beterschap
zoude hebben geleid, maar dat zij dikwerf aldra tot het plegen van
nieuwe misdaden overgaan.
Dat Zijne Majesteits aandacht hierop bijzonder was gevestigd
geworden, en daar door het denkbeeld was ontstaan of er geen
middelen zouden kunnen worden beproefd om zoo veel mogelijk
voortekomen, dat gevangenen in de maatschappij terugkeerenden,
weder vervallen tot misdaden, waartoe gebrek en onkunden aan het
uitoefenen van eenig bedrijf hen kunnen leiden. Hoogstdezelve
meent dat welligt tot wegneming dier oorzaak zoude kunnen mede
werken, het ten verleden jare opgerigte Genoodschap tot Zedelijke
Verbetering der Gevangenen in verband met de stichtingen der
Algemeene Maatschappij van Weldadigheid.
Het gezegde genootschap heeft zich namelijk onder meer anderen ten
taak gemaakt om de in vrijheid gestelde gevangenen aanvankelijk
ter verkrijging eener kostwinning te ondersteunen, ten einde zij
zich bij hunne terugkomst in de maatschappij niet in verlegenheid
zouden bevinden.
Dit doel nu zoude naar Zijner Majesteits meening kunnen bevorderd,
en de gelden daartoe bestemd, op de nutttigste wijze aangewend
worden, wanneer voortaan de afslag van gevangenisstraf gewoonlijk
wierd verleend onder voorwaarde dat de veroordeelde alvorens in de
maatschappij terug te keren, nog een of meer deze jaren of
gedurende zoodanige tijd als de afslag zoude bedragen, zoude
moeten doorbrengen in eene der niet vrije kolonien van de
Maatschappij van Weldadigheid voor rekening van het voormelde
Genootschap, het welk daar tegen eenen billijken invloed zoude
verkrijgen op de gunsten van afslag van gevangenisstraf bij het
verleenen van welke dan zouden kunnen worden gelet op deszelfs
bevinden en getuigenis nopens den zedelijken staat der gevangenen.
Door dit middel was het aan Zijne Majesteit toegeschreven dat de
gevangen in staat zouden worden gesteld om de kost te verdienen,
wanneer zij hunne vrijheid geheel zouden verkrijgen, en dat
daarmede dan ook de menschlievende oogmerken van het meergen.
Genootschap des te beter zouden kunne worden bereikt.
Ik heb gemeend de Permanente Commissie der Maatschappij van
Weldadigheid met deze Zijner Majesteits bedoelingen te moeten
bekend maken, terwijl ik dezelve tevens verzoeke mij wel Uwe
consideratien over dit onderwerp te willen mededeelen. Volgens
mijn schrijven aan het Hoofdbestuur van het Genootschap ter
Zeedelijke Verbetering der Gevangenen, zie ik over dit onderwerp
alsmede een antwoord tegemoet. 70)
Ingekomen post invnr 70. Uit een brief van B &
W van Zaandam aan de Permanente Commissie:
Dat bij eene missive aan dezelfde subcommissie in do 21 aug. ll.
het aangenaam berigt aan ons is ingezonden, dat alle de leden
derzelve besloten hadden, hoezeer de, door de Permanente Commissie
gegevene inlichtingen, ook nu noch niet voldoende geoordeeld
waren, om de door dezelve opgegevene bezwaren optelossen, om
hunne posten weder opnieuw te aanvaarden, te meer nog, daar zij
allen de moeijelijkheid, ja ook de onmoogelijkheid gevoelden om
eene nieuwe commissie alhier te organiseren - ons daarbij tegens
te kennen gevende dat deze aanvaarding alleen geschiedde onder de
uitdrukkelijke bepaling echter van voortaan geheel positief te
handelen. 70)
http://www.hardenberg.nl/smartsite13480.htm
26-08-1824
begeleidend schrijven bij het opzenden van de gearresteerde
Jantjen Wolters, geboren te Dieveren in Groningen, welke zich
enige tijd over de grenzen heeft opgehouden en gedeserteerd was
uit de Kolonie aan de Ommerschans
Ingekomen post invnr 70. Uit een brief van de
administrateur van het armenwezen aan de Permanente Commissie:
De Gouverneur der provincie Zuid Braband geeft mij berigt dat
J.P.F. Reijmenants uit Brussel sints den 26e april 1823
voortvlugtig uit de Ommerschans, door de marechaussee is aan
gehouden en naar dat etablissement terug gevoerd worden zal. 70)
Ingekomen post invnr 70. Brief van Sepp aan de
Permanente Commissie:
Het is heden juist eene week geleden, dat ik mij aan de
Ommerschans bevond, bij gelegenheid dat ik derwaarts overbragt zes
deserteurs en drie bedelaars. Sedert heb ik wederom eenige van die
knapen op het spoor, wel een dozijn, en zal mij beijveren hen in
handen te krijgen, om wederom onder mijn geleide naar derzelver
destinatie te worden overgebragt.
In opgemelde kolonie mij bevindende, was ik aldaar oor- en
ooggetuige van eene menigte doelmatige verbeteringen, hier en
elders daargesteld: zou het niet wel van goede uitwerking zijn, en
voor het belang der Maatschappij bevorderlijk wezen, wanneer
dezelve evenals voorheen, door mij aan de redactie van de Star ter
plaatsing worden ingezonden? Bij het doen eener nadere reis
derwaarts, zoud ik die bevindingen alsdan geheel kunnen
completeren. Daar ik bij die te doene reis voorneem, om Frederiks-
en Willemsoord alsmede Veenhuizen te gaan zien, om aan onze
landgenoten, ook vooral betrekkelijk dit laatste etablissement,
iets aanprijzends te zeggen, zoo zou het eene bij het andere
gevoegd, wederom een goed geheel kunnen uitmaken.
Het is overigens uit zucht en belangstelling voor de Maatschappij
dat ik de vrijheid neem te proponeren, om de transportprijs van
deserteurs en desertrices te verminderen, dat is: dezelve wel even
zoo te laten gelijk die is vastgesteld en aan mij betaald geworden
tot zes personen incluis; ook echter de zevende tot de twaalfde
deserteur ingesloten, alsdan voor de helft; en de dertiende en
meerdere personen in de termen van desertie vallende, voor een
vierde van den vastgestelden prijs zullen worden overgevoerd. De
premie van ƒ3:- diend echter altijd te blijven. 70)
Ingekomen post invnr 70. Brief van de
administrateur van het armenwezen aan de Permanente Commissie:
Ik heb de eer UWEd. hier nevens te zenden het afschrift eener bij
mij ontvangene missive van den Gouverneur van Noord Holland,
betrekkelijk de op den 18e augustus 1824 plaats gehad hebbende
opzending van 200 kinderen, naar het etablissement te Veenhuizen.
Ik verzoek UWEd. bij aldien de terugzending van eenig dier
kinderen uit eenen of anderen kortde(?), door UWEd. noodzakelijk
werd geoordeeld, dit, in dit speciaal geval, en slechts bij
provisie te willen schorsen en mij daarvan te willen informeren,
onder toezending van eene nominative lijst, mij opgave van hunne
gebreken.
Bijgevoegd de brief van Terts van Goudriaan:
Ik haast mij Uwe Excellentie te berigten dat heden ogtend, bij het
aanbreken van den dag, in de beste order, en zonder beweging, twee
honderd kinderen uit het Aalmoeseniers Weeshuis alhier zijn
opgezonden na Veenhuizen, welke eerstdaags door eene tweede en
derde bezending zullen worden gevolgd.
De nominatieve staat is door de drukte mede genomen door den
directeur van het transport, men zal er bij zijn terugkomst
dadelijk een copy van maken, die ik U Excellentie onverwijld zal
toezenden. Men verzekerd mij stellig, dat alle de opgezondene
kinderen voor het doel geschikt zijn. Dan alware hier omtrent
eenige uitzondering, zoo moet ik U Excellentie bidden hare goede
diensten aantewenden, dat men later daar op terugkomen,
profisioneel allen aannemen en niet een terug zende, daar ik
anders met de beste wil en de meeste inspanning mij buiten de
mogelijkheid zoude bevinden om de verdere opzending te verzekeren.
70)
Jan Hessels van Wolda stuurt een voorstel tot het oprichten van
zondagscholen in de vrije koloniën.
Het voorname doel dezer zondagschool zoude zijn:
1. Om de jonge lieden, jongens en meisjes, des zondags
achtermiddags, wanneer zij geene godsdienstoefeningen bijwonen,
van nadeelige zamenkomsten onderelkanderen te rug te houden en
2. Om hen; zoo veel mogelijk, op eene aangename en nuttige wijze
den tijd te doen doorbrengen.
Van Wolda stelt voor iedere zondag twee maal een school te
organiseren, eerst voor de meisjes, daarna voor de jongens. Iedere
jongere zal daarvoor worden uitgenodigt, maar het zal geen plicht
zijn te verschijnen. Het onderwijs moet zoo wel tot uitspanning
als tot eene nuttige oefening dienen.
De schooltijden kunnen met vrolijke en opwekkende gezangen
begonnen en geeindigd worden.
Werkzaamheden
Wanneer men zijne leerlingen, derzelver begrip en vorderingen op
het oog houdt, en daarnaar alles inrigt, dan kunnen de
werkzaamheden dezer zondagscholen zich bepalen tot de volgende
hoofdzaken:
a Gewijde geschiedenis (het Oude Testament)
b Vaderlandsche geschiedenis } Deze beide
c Algemeene geschiedenis } voornamelijk
beschouwd uit een godsdienstig oogpunt, namelijk men leere
daaruit God kennen als een liefdelijk vader en verzorger der
menschen.
d de volmaaktheden van den Schepper, in zijne schepselen
beschouwd, tot verheerlijking van God, en tot bevordering van
nuttige natuurkennis; vooral met betrekking tot hetgene ons
omringt, en eindelijk
e de gewone lees-, schrijf-, reken- en zangkunde.
Alles in zoo verre dit voor onze leerlingen dienstig wordt
geoordeeld.
Bij het behandelen der zaken, opgegeven onder a, b, c en d zal men
den leerlingen, 8 dagen vòòr den schooltijd, een kort schetsje ter
hand stellen, waarop met enkel woorden staat aangetekend, wat
hoofdzakelijk verhandeld zal worden.
Terwijl hun na den afloop des schooltijds gelegenheid zal worden
gegeven, om de hun gegevene schetsen, en daartoe aangelegde
boekjes, in hunne eigene bewoordingen, mits taalkundig, uit te
breiden en te vermeerderen.
De korte voorlezingen, die er over de bovenomschrevene vakken,
gehouden zullen worden, zal men trachten in eenen eenvoudigen,
bevattelijken en aangenamen stijl te schrijven, en zoo duidelijke
mogelijk voorlezen.
Na den afloop der zondagscholen, zal men den leerlingen uit de
leesbibliotheek, welke de ondergeteekende der Maatschappij van
Weldadigheid ten nutten en tot genoegen der jonge kolonisten, zal
aanbieden, geschikte werkjes om in de week gelezen te worden, ter
hand stellen.
Terwijl uit deze bibliotheek geene boeken zullen worden afgegeven,
dan alleenlijk aan hen, welke van de zondagschool gebruik maken.
70)
Ingekomen post invnr 70. Uit een brief van
directeur Visser aan de Permanente Commissie:
Eindelijk te informeren dat op den 21 dezer te Veenhuizen zijn
aangekomen 200 kinderen uit het Aalmoezeniers Weeshuis te
Amsterdam, waar onder 4 door ligchaams gebreeken, ongeschikt om in
het etablissement aldaar te worden opgenomen, en welke daar om bij
een volgend transport zullen worden terug gezonden. 70)
Uit een brief van de Permanente Commissie aan de Administrateur
van het Armenwezen:
Willem Jacob Boon van Ostade hebben wij op het halfjarig register
over het 2e halfjaar van 1823 onder N1098 niet opgegeven als te
Utrecht domicilie te hebben, maar slechts als aldaar geboren te
zijn, met dezelfde bijvoeging in de 11e kolom, als omtrent de gem.
kind Prins, namelijk dat de geboorteplaats van zijne moeder,
N1096, van wie het een onecht kind schijnt te wezen is, is Gouda,
alwaar de moeder domicilie hebbende, ook het kind zoude te huis
behooren. Doch wij meenen omtrent dit kind en zijne moeder UWHEdG.
te moeten doen opmerken, de informatie door den Heer Gouv. van
Zuidholland gegeven in zekeren brief, welke zoo wij ons niet
vergissen, bij UWHEdG. missive van den 19 mei ll. N22 ons om
berigt, konsideratie en advys is ingezonden, en daarna door ons is
geretourneerd; houdende dat zekere Heer Griffioen te 's
Gravenhage, zich met het onderhoud van die 2 personen en het 2
kind van gem. vrouw, Jan Daniel Doderlin de Win, belast zoude
hebben. 355
Ingekomen post invnr 70. De Gouverneur van
Overijssel stuurt een aan hem gezonden brief van de geneeskundige
commissie van die provincie:
Wij nemen de vrijheid ons bij deze tot Uwe Excellentie te wenden,
met verzoek om eenige elucidatie hoedanig te handelen opzichtens
het geneeskundig toevoorzigt in de colonie d'Ommerschans. Deze is
gelegen binnen deze provincie, en men zou alzoo zeggen, dat het
van zelve sprak dat het geneeskundig toevoorzigt van dezelve tot
onze bemoeijing behoorden, en wij van onachtzaamheid of verzuim
zouden kunnen beschuldigd worden, bij aldien wij ons daaraan niet
lieten gelegen liggen.
Intusschen is het ons uit het een en ander voorgekomen dat het
opperbestuur over gezegde kolonie daar anders over schijnt te
denken.
Het is Uwe Excellentie bekend uit onze missive van den 3 july 1823
No 284, van 6 october 1823 No 298 en 23 november 1823 No 311 en de
daarop bekomene antwoorden dat wij reeds van toen af gemeend
hebben, de geneeskundige over dat belangrijk etablissement ons te
moeten aantrekken, - dan het is Uwe Excellentie ook even duidelijk
uit de antwoorden der Permanente Commissie kunnen blijken, dat
zij met weerzin daarover met ons in aanraking wilde komen.
Dit is nog duidelijker gebleken zedert den geneeskundige zorg
aldaar is toevertrouwd aan den colonist P. van Steenwijk,
niettegenstaande wij bij missive van 3 juny 1824 No 330 op eene
door Uwe Excellentie in onze handen, ten fine van berigt gestelde
missive van den Heer Burgemeester van Ommen geadviseerd hadden dat
genoemde persoon wel geschikt kan zijn om als aide van een bevoegd
en gewettigd konstoefenaar, en onder deszelfs dagelijks gedurig en
blijvend opzicht, en speciale verantwoordigelijkheid de zieken
aldaar te helpen bedienen, dog geenzints om aldaar zelfs als
practicus te worden aangesteld, zoo als wij echter naderhand
vernomen hebben. Zonder nu te spreken van deszelfs vorig gedrag en
of hetzelve nu werkelijk verbeterd is.
Wij wenschen alzo gaarne te mogen weten of het geneeskundig
toevoorzicht in de colonie Ommerschans moet gerekend worden van
ons ressort te zijn of niet? Of wij of de rigtige uitoefening der
geneeskundige practijk al daar een waakzaam oog moeten hoeden? De
winkel visitatie van den apotheek aldaar moeten verrigten, al dan
niet? In een woord of de verpligting ons voorgeschreven bij art. 4
der wet van 12 maart 1818 - Staatsblad No 16 - en art. 27. 28,
30, 31 en 32 van het besluit van Z.M. van 31 mei 1818 - Staatsblad
No 25 - ook aldaar van applicatie zijn? 70)