Naar het overzicht
van de POST







De POST van NOVEMBER 1820

Woensdag 1 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.
De Direkteur B. van den Bosch. Zendt in de verantwoording, naar de laatste bepaling, over february met de daartoe betrekkelijke stukken; kennis gevende van een verschil in de uitgave derzelve à ƒ71,10, met ZijnEd gewone verant­woording. 19)



Vrijdag 3 november 1820

Uit de notulen van de Permanente Commis­sie:

Direkteur vd Bosch, Frederiksoord, 30 octo­ber ... Meldt dat Fanner en zijn vrouw ver­trekken zullen, en zich bij de Kommissie zul­len aanmelden om zich te beklagen over de onderdirekteur Evers; zendt een lijst van kleedingstuk­ken, door het huisgezin van Win­ning medegenomen, met bijvoeging dat het huisraad, vooral het beddegoed, door verre­gaande onvoorzichtigheid bijna vernield is; meldt nog dat de 3 jongens uit Delft aange­komen zijn en naar de Ommerschans worden getranspor­teerd; stelt voor den sergeant Kop­pens als wijkmeester te emploijeeren; be­klaagt zich over de ongeschiktheid van Rei­chard.
Besloten ... om Koppens tot wijkmeester aantestellen, en Reichard te rug te zenden.

Adjunkt Direkteur Visser, Ommerschans, 1 november. Meldt dat de zoon eenes fabri­kants in wollen stoffen te Oldenzaal, die hem als zeer geschikt voorkomt, en bekend is met de wolspinnerij en weeverij, maar niet met de vlas spinnerij, genegen is de post van onder­baas in de Ommerschans uit te oefenen, en voorstelt, één, twee of drie maanden, tegen een door de P.K. te bepalen dédomagement, naar mate zijner bekwaamheden, provisio­neel die functie waartenemen, mits ten min­ste één maand te voren gewaarschuwd wor­dende.
Besloten te schrijven dat die jongeling, zoo spoedig mogelijk kan worden aangenomen; met kennisgeving dat hij zoo spoedig doenlijk naar de Ommer­schans overkome. 38)


Uit het brievenboek:

De Direkteur B. vd Bosch. Accuseert de ont­vangst der mandaten no.342 & 343 met ver­zoek om meerdere.
Geeft berigt van eenige aankopen en te doe­ne voorschotten, en van den staat der ge­wassen, benevens van verdere koloniale aangelegenheden.
Meldt zijne uiterste verlegenheden om kle­dingstukken, verzoekende ook toezending van 12 peyen broeken. 19)




Zaterdag 4 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19. Over proefkolonist Van der Heijden.transcriptie:

 

Uit de notulen van de Permanente Commis­sie 4 november 1820, invnr 38.:

Direkteur vd B., 3 november. Geeft kennis ... dat hij verscheidene voorschot­ten aan de kolonisten heeft moeten doen, die op zijne verantwoording niet voorkomen, en dat daar­om nog geene genoegzame middelen heeft ter bestrijding derzelver in de toegezonden mandaten; geeft kennis dat de gewassen in de koll. no.2 en 3 bijzonder goed staan; is zeer verlegen om kledingstukken, verzoekt een twaalftal peyen broeken grootste soort;

Stukje over proefkolonist Van der Heijde.transcriptie

Ingekomen missive van den onderdirekteur Drijber, 3 november, de dringen­de behoefte der kol. om kledingstukken te kennen geven­de, benevens eene miss. van den adjunct direkteur Visser van 2 nov. om aankomst der Delftsche weeskinderen en derzelver indeee­ling bij den onderopzigter Zijl bedeleende.

De Generaal produceert een missive van Frederiksoord, 8 october, door den gewezen huisverzorger Fanner ingezonden, behelzen­de verscheiden aanklag­ten tegen den onder­direkteur Everts en den boekhouder Bade: welke worden opgegeven dat door het getui­genis van den kolonist Heskom, Willem Vroeg, den onderopzigter Koppens, den ser­geant Reichard, de kolonist Emilia Blondin, zouden kunnen worden bevestigd: terwijl vrouw Fanner verder nog opgeeft, dat door haar aan den Heer Direkteur zoude zijn ter hand gesteld veertien guldens voor den Heer Harry.
Besloten den Direkteur te schrijven, dat de P.K. wenscht gezegde aanklagten door den raad van toezigt in de kol. no.2 te benoemen, ernstig te doen onderzoeken, dat de opgege­vene getuigen, door dien raad gehoord moe­ten worden en aan de P.Kommissie omstan­dig verslag van de toedragt der zaken worde ingezonden. Vrouw Fanner, zich te aanzien van het bijwonen harer dochter beroepen hebbende op eene permissie daar toe door den Heer Direkteur verleend en zeggende dat deze bijwoning slechts negen dagen ge­duurd heeft, zoo wenscht de P.K. deswegens als­mede te worden ingelicht, als ook, of de ƒ14 voor den Heer Harry werkelijk ontvangen zijn. 38)



Zondag 5 november 1820

Uit de notulen van de Permanente Commis­sie:

Besloten aan Heer A. te schrijven dat de P.K. zich in de dringendste nood­zaak bevindt van over gelden te disponeren en ZijnEd verzogt wordt om te zorgen dat op de meest gepaste wijze de gelden bij de Heren Vl. en K. dispo­nibel gesteld, gepasseerd worden; zijnde de P.K. van gevoelen dat zij in deze zich beter op de zenle(?) van den Heer kassier kan verlaten, dan ZijnEd maatregelen voortestel­len. 38)



Woensdag 8 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.
Direkteur der fab. mat. arbeid Brouwer. Ver­zoekt autorisatie tot aankoop van leder.
Verzendt 2 stukken linnen, het ene door een kolonist in kol. no.3, en het andere door een particulier geweven. 19)

Donderdag 9 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.
De Direkteur B. vd Bosch. Accuseert de ont­vangst der mandaten no.548-553; inzenden­de kwit. voor het ontvangene dedomagement.
Geeft gedetailleerde berigten omtrent het gedrag en de geaardheid van Fanner en huisvrouw toepasselijk op het met hun voor­gevallene, zoo ook wegens hunne klachten over de behandeling van den onderDir. Evers.
Geeft de redenen op, waarom ZijnEd deze persoon, tot op heden nog heeft doen konti­nueren in zijnen post, met voorstel daarom­trent. 19)

Direkteur van den f. arbeid Brouwer. Vraagt de bepaling der P.K. omtrent het gebruik van kagchels in de spinzaal van kolonie no.3 19)



Vrijdag 10 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.
De Direkteur B. van den Bosch. Zendt in de gewone verantwoording van gelden over october met de daartoe behorende kwit.n, met berigt dat de verdere stukken nader zullen worden ingezonden. 19)



Zaterdag 11 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.
De onderopziener Reichardt te Frederiksoord. Verzoekt instantelijk in zijne betrekkingen in de kolonien te mogen blijven, ten minste nog voor den winter, met belofte van beterschap. 19)


Zondag 12 november 1820

Uit de notulen van de Permanente Commis­sie:

Subk. Enkhuizen ... verzoekt redres in de behandeling van Jan Klerk in de kolonie.
Besloten ... die subk. aanteschrijven ... dat wat Jan Klerk betreft, de P.K. dadelijk order heeft gegeven om naauwkeurig onderzoek te doen, en dat, zoo redenen van klagten be­staan, dadelijk daar in zal worden voorzien, zullende het der P.K. altijd aangenaam zijn, zoo er eenige grond tot klagen mogt bestaan, daar van tijdig te worden geinformeerd, ten einde daar in en spoedig doenlijk te voorzien. Voorts besloten den Direkteur van de opge­gevene klagten kennis te geven, met verzoek de gegrondheid te onderzoeken, te redres­seeren, en aan de P.K. daar van kennis te geven. 38)



Maandag 13 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.
G.S. de Rochemont, te s'Hertogenbosch. Stelt voor, om, in plaats van te kontrakteren, voor het te besteeden kind, in eens de beste­dingspn voor 6 jaren vooruit te voldoen en wanneer deze propositie niet mogt worden aangeno­men, als dan een kontrakt ter teeke­ning toetezenden.

De Direkt. B. vd Bosch. Zendt in het proces verbaal van het verhoor der getuigen, we­gens het onlangs voorgevallene met het huis­gezin van Fanner; door de raad van toezigt van kol. no.2 den 12 dezer gehouden. 19)


Uit de Staatscourant:

's Gravenhage, den 13 november.
De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid ontving dezer dagen eene gift voor het fonds dier Maatschappij, ter somme van ƒ 300:00, van eenen onbeken­den donateur, te Utrecht, die (gelijk hij zelfs zegt) dit geschenk voornamelijk deed ter aanmoediging van zijne meer vermogende land- en stadgenooten, tot eene ruimere bij­drage, ter uitbreiding der Maat­schappij van Weldadigheid, wier belangen, regt gekend en begrepen, geene andere zijn, dan die van het algemeen, en daarom ook, door onzen ver­lichten Koning, op eene zoo edele wijze be­vorderd worden, ten voorbeelde van navol­ging voor allen, die op den erenaam van Vriend van Vaderland en Vorst billijke aan­spraken maken willen. Hulde doende aan de grootmoedigheid van dezen weldoener, wijst zij anderen op dit voorbeeld, en blijft zich, op de edelaardige denkwijze der landgenooten, ter ondersteuning van het maat­schappelijk fonds, met gerustheid verlaten.
P. van Hemert, secretaris.  sc 14.11.20

Vrijdag 17 november 1820

Uit de notulen van de Permanente Commis­sie:

Br. van den Heer Richemond, 's Bosch, 9 november. Stelt voor om voor de besteeding van het bewuste kind, gedurende 6 jaar, ineens ƒ300 te betalen, behalve de reeds gefourneerde ƒ60.
Besloten te antwoorden, dat de P.K. noch kan, noch wil van de eenmaal gemaakte en gepubliceerde cyname(?) afwijken, en dat het kind, zonder kontrakt, niet houden kan, waar­toe toe hier bij het model gaat.

Br. van Reichard, Frederiksoord, 11 nov.. Verzoekt instantelijk in de kolonie te mogen blijven, op verzoek van beterschap.
Besloten, dit rekwest aan den Direkteur te zenden, en de zaak aan den Direkteur over­telaten. 38)



Zaterdag 18 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.

H.J. Colmschatz te Almelo. Berigt dat in die environs onlangs te duur ploegen aangekocht zijn voor de koln blijkens bijgevoegde nota.
Geeft in bedenking de vervaardiging van Feer uit te graven Kienhout. 19)



Zondag 19 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.
De Direkteur B. vd Bosch. Accuseert de ont­vangst van missives en manda­ten.
Verzoekt toezending op 1e dec. van een mandaat à ƒ1440 voor de Hr. Van Coeverden wegens geleverd vlas.
Rapporteert op de ingekomene klachten we­gens Jan Klerk en de kinderen van Harder­wijk; benevens op het verzoek van V. Offen omtrent de indeeling van zijn broeder.
Berigt de desertie der dochter van den kolo­nist Nieuwenhuis.
Herinnert de P.K. de kinderen bij Fanner ingedeeld geweest en Eleonara Mond van 's Bosch.

- subcommissie Nut en Beschaving over Winnink. transcriptie




Dinsdag 21 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.

De Direkteur B. van den Bosch. Zendt in de extracten uit de onderDirekteurs boeken van kol. 2 & 3.
Zal de registers van het personeel van kol. 1 & 2 zaturdag, geverifieerd retourneren.
Meldt dat de Heer van Roijen met de ge­vraagde opgave gereed is. 19)


Notulen van de permanente commis­sie invnr 38.
- over gedeserteerde kolonist Winnink. transcriptie




Vrijdag 24 november 1820

Ingekomen post volgens het brievenboek met invnr 19.
Besluit der P.K. Om den Heer S.J. van Roy­en te Vledder te verzoeken, om den Heer de Jong te Groningen uittenoodigen tot het op­nemen en bestek maken van het geprojec­teerde kanaal uit de vaart van den Hr van Dedem tot de stad Ommen en hetzelve aan de P.K. intezenden, met bijvoeging dat de regering van Ommen en den Hr Visser hem de noodige inlichtingen deswege zullen ge­ven.

Den Direkteur B. van den Bosch. Accuseert de ontvangst van missive's en mandaten.
Doet voorloopig rapport omtrent de te duur aangekochte ploegen.
Zal de verlangde aanklagte tegen Winninck nader inzenden, en omtrent het te houden abouchement met de reg. van Steenwijk we­gens de zware porto's, van antwoord die­nen.
Verzoekt de opzending van den gedesigneer­de Van Velzen.



Maandag 27 november 1820

Uit de notulen van de Permanente Commis­sie:

Besloten te schrijven aan den Heer van Om­meren, inspecteur van den waterstaat in de 4e afdeeling, om te mogen geinformeerd worden, of het bestek voor het kanaal van Blokzijl naar Groningen haast gereed zal zijn, als zijnde het voor de belangen der Maatsch. zeer noodzakelijk daar omtrent spoedig gein­formeerd te worden.

Besloten J. van den Einde aantestellen tot onderopzigter in dienst der Maatsch., en dien aanteschrijven om zich naar Frederiksoord te begeven en aldaar bij den Heer Direkteur te melden. 38)



Dinsdag 28 november 1820

Uit het brievenboek:

De Direkteur B. vd Bosch. Zendt in:
Missive van SK Amersfoort wegens de klag­ten van den kolonist Kramer.
Missive van den ontv. generaal van Drenthe, wegens de op ƒ100:- te hoog gestelde wissel op SK Assen.
Missive van den kol. Drijver wegens de te duur gekochte ploegen.
Nota van verzondenen garen met bijvoeging van ZijnEd aanmerkingen en verzoek om de bepaling der P.K. op een en ander.
Vraagt ook decisie omtrend Fanner.
Berigt zijne hoogste bezorgdheid der verdien­sten van de wezen. 19)





Uit de Leeuwarder Courant (samen met de drie stukken achteraan dit chronofile opgenomen in de brochure "De kolonie Frederiksoord en de Maatschappij van Weldadigheid" (Sneek, 1823). Over­druk uit de Leeuwar­der Courant van 1820, inventarisnr. 3507:

Dockum den 28 November 1820. Twee huis­gezinnen, vijf weeskin­deren en eene weduwe met een kind, zamen 22 personen, zijn, het eene huisgezin in december 1819, het ander met de wezen en de weduwe en haar kind in augustus dezes jaars, van hier naar de kolo­nie Frederiks-oord en Willems-oord vertrok­ken; welke allen, volgens ingekomen berig­ten, het aldaar bijzon­der naar wensch gaat. Zoo betuigt het hoofd van het eerste verhuis­de huisgezin M. van der Poort, dat hij met vrouw en kinderen het ten vollen naar genoe­gen heeft; dat de kinderen het voorregt heb­ben van goed en nuttig onderwijs te genieten; dat hij, al wierden hem ook duizend guldens aangebo­den, echter niet gene­gen zoude zijn, de kolonie te verlaten; ja, dat hij zelfs niet meer verlangt, met de zijnen het immer beter te hebben. Even voldoend is het berigt dat het hoofd des anderen huisgezins K. Dijk­stra. Hij meldt niet alleen, dat de weduwe het goed naar haren zin heeft, en de weeskinde­ren het ongemeen wel hebben; maar hij roemt er tevens op, alles te bezitten, wat hij voor zich, en de zijnen behoeft, als voedsel en kleederen, huisraad en beddegoed, werk­gereedschap; daar bevenens 6 pondematen lands, en eene koe; waarbij nog twee scha­pen zullen gevoegd worden, en hij besluit met de woorden: "Ik begeer hier niet weer weg, want ik geloof, dat ik het ruim zal krij­gen, en wij bedanken de Heeren voor al het goede, dat zij aan ons gedaan hebben." LC 1 dec/3507)