24 oktober 1856 N11: Bepaling nopens het bijeenkomen van gehuwden onder de bedkol, het bezoeken der kinderen van hunne ouders, in andere gestichten verpleegd wordende, het overdoen aan elkander van middagspijs en het gebruik maken van den keuken tot het bereiden van spijzen


Drents Archief, toegang 0186, invnr 984

De Permanente Commissie,

Nader gelezen den brief van den Directeur der Kolonie van den 2 dezer N2983,

Overwegende dat, ofschoon de Bedelaarsgestichten noch bestemd noch ingerigt zijn voor het familieleven van gehuwden, aan deze echter, voor zooverre zij zich goed gedragen, kan worden toegestaan elkander te zien en te spreken;

Overwegende dat zoodanige vergunning nogtans, in het belang der goede orde en zedelijkheid, aan gelijke beperkingen voor ieder gesticht dient te zijn onderworpen;

Overwegende dat ook tot het ’s avonds bewaren en het elkander overdoen van middag-spijs aan regels dient te worden gebonden evenals het verboden dient te blijven van de keukens een ander gebruik te maken dan waarvoor zij bestemd zijn,

Besluit:

Artikel 1.
Aan gehuwde mans-bedelaarskolonisten, die zich goed gedragen, wordt vergund hunne vrouwen twee malen daags te spreken van ‘s middags half een tot een uur en ’s avonds gedurende het eerste halfuur na het avondappel, te Ommerschans op het plein van het vrouwen-quartier en te Veenhuizen daarbuiten aan het hek.

Artikel 2.
Ook wordt hen, onder gelijke voorwaarde, toegestaan des zondags naar de middags- Godsdienst tot aan het avondappel, elkander in de zaal waarin de vrouw verblijf heeft, te bezoeken.

Artikel 3.
Aan kinderen te Veenhuizen, die hunne ouders aan een ander gesticht hebben, kan het worden vergund, om de veertien dagen, ’s Zondags 's namiddags, voor het avondappel, onder geleide eens veldwachters, hunne ouders te gaan bezoeken, even als aan dezen, op dezelfde wijze, hunne kinderen te gaan zien, die te jong zijn, of door ongesteldheid verhinderd worden tot hen overtekomen.

Artikel 4.
Ingeval van wangedrag behooren deze vergunningen te worden ingetrokken de eerste maal voor eene maand, andermaal voor drie maanden en bij vernieuwing voor altoos.

Artikel 5.
Het wordt den kolonisten vrijgelaten, van hun middageten tot ’s avond te bewaren en in de keukens te doen opwarmen, als ook aan de gehuwden daarvan aan elkander overtedoen, mits zulks geschiede in het middag- of avondhalfuur, op de plaats voor hunne ontmoeting aangewezen, en dat de spijs onmiddellijk naar de zaal worde gebragt. om daar te worden genuttigd.

Artikel 6.
In de keukens mogen geen bijzondere spijzen worden bereid, het opwarmen van middagspijs en het bakken van visch, voor zooverre zulks door de koks zonder verstoring der goede orde en verontachtzaming der zindelijkheid geschieden kan, alleen uitgezonderd.

Artikel 7.
De koks en kamerwachts, die het bereiden van ander spijs of zelve doen of anderen toelaten, behooren van hunne posten te worden ontzet, even als de zaalopzieners tot ontslag voorgedragen, die daarop niet voldoende toezien.