5 oktober 1852 N1: Maatregelen tot keering van desertie uit de bedelaarsgestichten en afwijzing van het voorstel om het salaris der veldwachters te verhoogen alsmede om de veldwachters bij het houden van toezigt op de bijeengevoegde deserteurs met geladen geweer te wapenen


Drents Archief, toegang 0186, invnr 984

De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid,

Gelezen den brief van den Directeur der Kolonien van den 23 September ll. N2629,

Besluit

daarop te antwoorden als volgt:

Na overweging van den inhoud Uwer missive van den 23 September ll. N2629 is het ons voorgekomen, dat de maatregelen tot keering van de desertie uit de Bedelaarsgestichten zich behooren te bepalen:

a. Tot het zooveel mogelijk bijeenvoegen om te arbeiden der Kolonisten die zich aan desertie hebben schuldig gemaakt, onverschillig of zij langer of korter dan drie maanden na hunne ontvlugting zijn teruggebragt, en hen onder bepaald toezigt te doen werken, waar zooveel het betreft de deserteurs voor de eerste maal, gedurende den tijd van zes maanden, en de recidivisten gedurende een geheel jaar, of bij voortduring, na opzigt tot diegenen van welke het te vreezen blijft, dat zij van een minder scherp toezigt al spoedig weder misbruik zouden maken;

b. Tot een nadrukkelijke aansporing der veldwachters om scherp toetezien, dat de Kolonisten kunnende niet doorkomen, en het aanbevelen van meerdere waakzaamheid aan allen die gereekend worden eenigen invloed te kunnen uitoefenen om de ontvlugting te bemoeijelijken;

c. Tot eene uitnodiging aan Zijne Excellentie den Heere Minister van Binnenlandsche Zaken om de daarbij betrokken Heeren Commissarissen des Konings te willen aanschrijven de besturen der omliggende gemeenten aan te sporen tot het doen houden van een naauwlettend toezigt op degenen die het voorkomen hebben kortelings de Gestichten te hebben verlaten, teneinde deserteurs van ontslagenen te onderscheiden, en zoodoende de eerste door de ervaring van de moeijelijkheid om zich aan de waakzaamheid te onttrekken, van doellooze pogingen om te ontvlugten af te schrikken.

Langs dien weg schijnt het ons toe, dat de desertien aanmerkelijk zullen verminderen, waarom wij UwEd verzoeken overeenkomstig het vermelde sub A. en B. te handelen.

Wat betreft de in overweging gegevene verhooging van salaris der veldwachters, zijn wij van meening dat zoodanige maatregel van geringe invloed zou zijn om duurzaam meerdere waakzaamheid bij de beambten te verzekeren, en hebben wij mitsdien beslooten hunne belooning te laten gelijk zij thans is.

Daar ons overigens, uit de deswege door UwEd kopijelijk medegedeelde correspondentie is gebleken, dat er sprake is geweest om veldwachters bij het te houden toezigt met geladen geweer te wapenen, met verbod echter daarvan gebruik te maken, achten wij het niet overbodig hierbij op te merken, dat dit denkbeeld ten enenmale buiten aanmerking behoort te blijven en den veldwachters alzoo op den tot dusverre gebruikelijke voet gewapende moeten blijven.