29 september 1851 N2: Betrekkelijk de vraag hoe met opzigt tot eenige gedetineerden en wel bepaaldelijk met een der in der tijd aan den burgerlijken regter is overgeleverd behoort te worden gehandeld na het uiteinde hunner gevangenisstraf


Drents Archief, toegang 0186, invnr 984

De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid,

Gelezen den brief van Zijne Excellentie den Heere Minister van Binnenlandsche Zaken van den 17 dezer N155, afdeeling 7,

Besluit:

Aan den Directeur der Kolonien te schrijven als volgt:

Naar aanleiding van den inhoud Uwer missive van den 6 Augustus ll. N2049 hebben wij aan Zijne Excellentie den Heere Minister van Binnenlandsche Zaken de vraag voorgesteld hoe met opzigt tot de daarbij vermelde gedetineerden en wel bepaaldelijk met J. Bruins, zou behoren te worden gehandeld na het uiteinde hunner gevangenisstraf.

Dien ten gevolge is ons geworden de brief waarvan wij een afschrift hiernevens voegen.

Overeenkomstig den inhoud daarvan, waartegen aan onze zijde geene bedenkingen bestaan, verzoeken wij UwEd alsnu den Heer Staatsraad Commissaris des Konings in de provincie Noord-Holland in te lichten in antwoord op deszelfs missive die met bijlagen hiernevens aan UwEd wordt teruggezonden.

Helaas! Dit zegt dus helemaal niets als we de inhoud van die brieven niet kennen.