Drents Archief, toegang 0186, invnr 980
De Permanente Commissie
Overwegende dat de prijs waarvoor het brood aan de Kolonisten
verstrekt wordt, geenszins in de vereischte evenredigheid staat
tot den prijs dien hetzelve aan de Maatschappij kost;
Overwegende dat de hoge prijs der rogge hierop voor het loopende
jaar nog nadeeliger uitkomt, dan voorzien;
Gelet op het Besluit van den 19 September 1838 N8,
Besluit:
A. De prijs waarvoor het gewoone brood in de gewone
Kolonien en te Wateren verstrekt wordt, te rekenen vanaf den 1
Maart 1842 van 6 op 7 centen per Nederlandse (pondtekentje)
te verhoogen;
B. Het Besluit van den 19 September 1838 N8
dienovereenkomstig te wijzigen, zullende mitsdien de Artikelen 1,
3 en 4 van dat Besluit, te rekenen van 1 Maart aanstaande, worden
gelezen als volgt:
Artikel 1.
Elk Kolonistenhuisgezin zal zijne verdiensten genieten tot een
gulden de persoon ’s weeks toe en daarvoor ontvangen:
18 kop aardappelen voor ............................ 18 cent
3 pond brood voor ....................................... 21 cent
Kleeding, huisraad en gereedschap voor ... 24 cent
Winkelgeld voor .......................................... 37
cent
Zamen voor .............................................. 100 cent
Behalve 10 percent zakgeld aan de kinderen van derzelver eigen
verdiensten af te trekken.
(artikel 2 zijn ze vergeten))
Artikel 3.
Die huisgezinnen, welke in een of meer weken niet in staat zijn om
80 centen voor elke persoon te verdienen en geen tegoed op reserve
hebben, zullende het ontbrekende tot dat bedrag toe nogtans van de
Maatschappij in voorschot ontvangen, zoodat zij nog 17 centen
winkelgeld de persoon behouden.
Artikel 4.
Elk huisgezin hetwelk door de Directie daarvoor geschikt gehouden
wordt, zal zich eene voegzame indeeling van vreemde kinderen of
bejaarde personen moeten laten welgevallen, tegen genot van 90
centen de persoon, waarvan 63 voor de verstrekkingen en 27 voor
het winkelgeld.
Afschrift dezes enzovoort.