Drents Archief, toegang 0186, invnr 976
De Permanente Commissie, nader gelet op den brief van den
Directeur der Kolonien van den 21 Augustus ll N2004,
besluit:
1. het daarbij voorgedragen besluit te arresteren zooals
het voorgedragen en aan dezen gehecht is;
2. voor de staten van verdiensten en uitbetalingen (model
17) vast te stellen het door den Directeur voorgedragen nieuwe
model, zullende daarvan een genoegzaam aantal exemplaren aan den
Directeur worden toegezonden zoodra dezelve zullen gedrukt zijn.
De Permanente Commissie
Herzien haar sub 1 Augustus ll N36 bij resumptie gearresteerd
besluit van den 12 July ll omtrent de inkomsten van de gewone
Kolonisten.
Overwegende dat de zak- en spaargelden van de eigen kinderen en
ingedeelden niet behooren te strekken ter vermindering van het
winkelgeld des huisgezins;
Overwegende dat de verzorging der ingedeelden het beste zal
verzekerd zijn, door aan het huisgezin eenen vaste toelage van f
0,90 weeks voor elk toe te kennen;
Overwegende dat hetgeen sommige ingedeelden meer verdienen, niet
aan het huisgezin, maar aan de Maatschappij behoort, voor hetgeen
dezelve op het onderhoud van de werklooze moet toeleggen;
Overwegende dat elk huisgezin de gelegenheid behoort te worden
gelaten om, door eigen arbeid, zich een inkomen van f 1,00 de
persoon ’s weeks te verschaffen, en dat niemand zich zal kunnen
beklagen, wanneer de Maatschappij het tekortkomende aan
verdiensten, buiten eigen toedoening tot f 0,80 de persoon
aanvult, besluit:
Artikel 1.
Elk kolonistenhuisgezin zal zijne verdiensten genieten tot f 1,00
per persoon ’s weeks toe, dan daarvoor ontvangen:
18 kop aardappelen ........................ voor 18 cent
3 pond brood ................................... voor 18 cent
Kleeding, huisraad, gereedschap .... voor 24 cent
Winkelgeld ....................................... voor 40
cent
Tesamen ............................................... 100
cent
Behalve 10 percent zakgeld aan de kinderen, van der zelve eigen
verdiensten eerst af te trekken.
Artikel 2.
De meerdere verdiensten worden het huisgezin tegoed geschreven om,
voor zooveel noodig, te strekken tot aanvulling der verdiensten,
in die weken, waarin dezelve buiten hunne schuld, geen gulden de
persoon bedragen.
Artikel 3.
Die huisgezinnen, welk in eene of meerdere weken, wel in staat
zijn om f 0,80 voor elk persoon te verdienen en geen tegoed op
reserve hebben, zullende het ontbrekende tot dat bedrag toe,
nogtans van de Maatschappij in voorschot ontvangen, zoodat zij
altoos nog 20 centen winkelgeld de persoon behouden.
Artikel 4.
Elk huisgezin hetwelk door de Directie daarvoor geschikt gehouden
wordt, zal zich eene voegzame indeeling van vreemde kinderen of
bejaarde personen moeten laten welgevallen, tegen genot van f 0,90
de persoon waarvan 60 voor de verstrekkingen en 30 voor
winkelgeld.
Artikel 5.
Den minderjarigen ingedeelden wordt van hunne verdiensten
toegekend 10 percent voor zakgeld en 10 percent voor
spaarpenningen, tegen den tijd van hun ontslag, of wanneer zij in
de Kolonien meerderjarig worden, en aan de meerderjarige 20
percent.
Artikel 6.
Het overschot van de verdiensten der ingedeelden, van den toelage
aan het huisgezin, komt ten voordeele van de Maatschappij, gelijk
dezelve aleer die toelage, voor hen, die minder of in het geheel
niet verdienen, aanvult of geheel tegoed doet.
Artikel 7.
Het reservefonds van de huisgezinnen in het bijzonder moet, op de
grootboeken, afgescheiden blijven van het reservefonds voor de
ingedeelden in het algemeen, behoudende de Permanente Commissie
zich voor, over de eventuele batige saldo’s dier beide rekeningen
zoodanig te beschikken als zij zal vermeenen te behooren.
Aldus gearresteerd enzovoort.