Drents Archief, toegang 0186, invnr 971 en 408
De Permanente Commissie etc
Nader gelet op eene missive van den Directeur der kolonien van den
31 December 1831 N 2479, daarbij om aangevoerde redenen in
overweging gevende dat zijnen boekhouder J.H.P. van Marle
tot werkelijk lid van de Raad van Policie en Tucht in de gewone
kolonien te benoemen,
Herzien hare Resolutie van den 9 july 1831 N 4
Besluit
Den Boekhouder des directeurs der kolonien F.H.P. van Marle te
benoemen tot lid van den Raad van Policie en Tucht in de gewone
kolonien, blijvende dezelve tevens belast met de functie van
secretaris
Afschrift dezes enz...
Bij het vertrek van den Adjunct Directeur voor het onderwijs naar
Wateren, is mijn boekhouder in diens plaats benoemd tot secretaris
van den Raad van Policie en Tucht, zonder denzelven echter, eene
stem toetekennen.
Er bestaat geen de minste reden om hem deze bevoegdheid langer te
onthouden, waardoor ik minder gebruik zal behoeve te maken van de
toekenning eener dubbele stem aan mij, aan het slot van Art 12 van
het reglement, behalve dat ook de boekhouders bij de gestichten
mede stem geregtigd zijn.
Ik heb mitsdien de eer UEdG voor te stellen, om mijn boekhouder
tot werkelijk lid van de Raad van Policie en Tucht te benoemen.
Voor wat Van Konijnenburg bedoelt met artikel 12, zie het
reglement van tucht voor
de vrije koloniën.