Besluit permanente commissie 17 december 1831 N1: Bepalingen nopens de Voeding der Weezen in de kindergestichten


Drents Archief, toegang 0186, invnr 969

De Permanente Commissie

Nader gelet

1e op de voordragt van den Directeur der Kolonien van den 5 November ll. N1999;

2e op deszelfs brief van den 9 dezer N2216.

Willende met betrekking tot de voeding der weezen eene volkomene gelijkheid in de beide kindergestichten te Veenhuizen doen plaatshebben

Besluit:

Met intrekking der met de volgende verordeningen strijdige bepalingen vasttestellen het navolgende:

Artikel 1.
De kinderen in de kindergestichten te Veenhuizen worden, ten aanzien der voeding, verdeeld in drie klassen, zullende
die van 6 tot 10 jaar tot de 1e;
die van 11 to 15 jaar tot de 2e;
die van 16 en daarboven tot de 3e klasse behooren.

Artikel 2.
Aan die:
van de 1e klasse zal 3/5 portie;
van de 2e klasse zal 4/5 portie;
van de 3e klasse zal een gehele portie worden verstrekt.

Artikel 3.
De overgang tot eene hoogere klasse ten gevolge van bereikten ouderdom zal bij het begin van de maand plaatshebben.

Artikel 4.
De onder-directeurs binnen bij elk gesticht zijn persoonlijk verantwoordelijk dat geen grootere hoeveelheid voedsel uit het magazijn worde aangevraagd dan voor de werkelijk aanwezige kinderen naar hunne klasse benoodigd is.

Artikel 5.
Voor het middagmaal wordt de volle portie bepaald:
bij verstrekking van aardappelen op 2 ½ kop;
bij verstrekking van graauwe erwten op 5 maatjes;
bij verstrekking van groen en gele erwten op 4 maatjes;
bij verstrekking van gort op 4 maatjes.

Artikel 6.
Wanneer het middagmaal bestaat in aardappelen met wortelen of knollen, zal de portie van het gezamenlijke voedsel mede bedragen 2 ½ kop; zullende mitsdien voor iedere halve kop wortelen of knollen een half kop aardappelen minder worden verstrekt.

Artikel 7.
Gelijker wijs zal bij het verstrekken van aardappelen met kool voor elke 2 ons kool een half kop aardappelen minder worden verstrekt.

Artikel 8.
Wanneer het middagmaal bestaat in gort- of erwtensoep zal voor ieder maatje gort of groene erwten minder benoodigd dan de 4 maatjes voor de volle portie vastgesteld, slechts ½ kop aardappelen of 2 ons kool of andere groente worden verstrekt, zullende mitsdien tot soep kunnen worden gegeven:
2 maatjes gort
½ kop aardappelen en
2 ons kool of andere groente
of
½ maatje groene erwten
½ maatje gort
½ kop aardappelen en
2 ons kool of andere groente.

Artikel 9.
Dagelijks zal voor de volle portie, bij het middagmaal bepaald, worden gevoegd eene gelijke hoeveelheid vleesch, spek of boter en wel bij de verstrekking
van schapevleesch  4 lood;
van rundvleesch     3 lood;
van spek                2 lood;
van boter              1 ½ lood.

Artikel 10.
Voor morgenvoedsel wordt de volle portie bepaald op 15 lood roggemeel of gort, gekookt met 7 maatjes zoete of geroomde melk of met karnemelk, of bij gebrek aan zooveel melk in water dik gekookt, om met zooveel melk als er voorhanden zal zijn, gebruikt te
worden.

Artikel 11.
Voor het avondeten wordt de volle portie bepaald op 5 ons brood met ½ lood boter, zullende althans in den winter de drank daarbij bestaan in warm of laauw water en melk.

Artikel 12.
De Directeur der Kolonien zal voor elke maand bepalen hoeveel kop aardappelen er weekelijks voor eene volle portie zal worden verstrekt.

Artikel 13.
Voor elke volle portie zal, ter beoordeling van de Adjunct-Directeur, wel minder, maar niet meer dan een lood zout en een half wigtje peper kunnen worden verstrekt; terwijl, wanneer er bij de aardappelen geen groenten mogten kunnen worden gegeven, ook azijn en mosterd zal mogen worden verstrekt, doch slechts tot de hoeveelheid van het volstrekt benoodigde.

Afschrift dezes etc