Drents Archief, toegang 0186, invnr 969
De Permanente Commissie
Nader gelet
1e op de voordragt van den Directeur der Kolonien van den
5 November ll. N1999;
2e op deszelfs brief van den 9 dezer N2216.
Willende met betrekking tot de voeding der weezen eene volkomene
gelijkheid in de beide kindergestichten te Veenhuizen doen
plaatshebben
Besluit:
Met intrekking der met de volgende verordeningen strijdige
bepalingen vasttestellen het navolgende:
Artikel 1.
De kinderen in de kindergestichten te Veenhuizen worden, ten
aanzien der voeding, verdeeld in drie klassen, zullende
die van 6 tot 10 jaar tot de 1e;
die van 11 to 15 jaar tot de 2e;
die van 16 en daarboven tot de 3e klasse behooren.
Artikel 2.
Aan die:
van de 1e klasse zal 3/5 portie;
van de 2e klasse zal 4/5 portie;
van de 3e klasse zal een gehele portie worden verstrekt.
Artikel 3.
De overgang tot eene hoogere klasse ten gevolge van bereikten
ouderdom zal bij het begin van de maand plaatshebben.
Artikel 4.
De onder-directeurs binnen bij elk gesticht zijn persoonlijk
verantwoordelijk dat geen grootere hoeveelheid voedsel uit het
magazijn worde aangevraagd dan voor de werkelijk aanwezige
kinderen naar hunne klasse benoodigd is.
Artikel 5.
Voor het middagmaal wordt de volle portie bepaald:
bij verstrekking van aardappelen op 2 ½ kop;
bij verstrekking van graauwe erwten op 5 maatjes;
bij verstrekking van groen en gele erwten op 4 maatjes;
bij verstrekking van gort op 4 maatjes.
Artikel 6.
Wanneer het middagmaal bestaat in aardappelen met wortelen of
knollen, zal de portie van het gezamenlijke voedsel mede bedragen
2 ½ kop; zullende mitsdien voor iedere halve kop wortelen of
knollen een half kop aardappelen minder worden verstrekt.
Artikel 7.
Gelijker wijs zal bij het verstrekken van aardappelen met kool
voor elke 2 ons kool een half kop aardappelen minder worden
verstrekt.
Artikel 8.
Wanneer het middagmaal bestaat in gort- of erwtensoep zal voor
ieder maatje gort of groene erwten minder benoodigd dan de 4
maatjes voor de volle portie vastgesteld, slechts ½ kop
aardappelen of 2 ons kool of andere groente worden verstrekt,
zullende mitsdien tot soep kunnen worden gegeven:
2 maatjes gort
½ kop aardappelen en
2 ons kool of andere groente
of
½ maatje groene erwten
½ maatje gort
½ kop aardappelen en
2 ons kool of andere groente.
Artikel 9.
Dagelijks zal voor de volle portie, bij het middagmaal bepaald,
worden gevoegd eene gelijke hoeveelheid vleesch, spek of boter en
wel bij de verstrekking
van schapevleesch 4 lood;
van rundvleesch 3 lood;
van
spek
2 lood;
van
boter
1 ½ lood.
Artikel 10.
Voor morgenvoedsel wordt de volle portie bepaald op 15 lood
roggemeel of gort, gekookt met 7 maatjes zoete of geroomde melk of
met karnemelk, of bij gebrek aan zooveel melk in water dik
gekookt, om met zooveel melk als er voorhanden zal zijn, gebruikt
te
worden.
Artikel 11.
Voor het avondeten wordt de volle portie bepaald op 5 ons brood
met ½ lood boter, zullende althans in den winter de drank daarbij
bestaan in warm of laauw water en melk.
Artikel 12.
De Directeur der Kolonien zal voor elke maand bepalen hoeveel kop
aardappelen er weekelijks voor eene volle portie zal worden
verstrekt.
Artikel 13.
Voor elke volle portie zal, ter beoordeling van de
Adjunct-Directeur, wel minder, maar niet meer dan een lood zout en
een half wigtje peper kunnen worden verstrekt; terwijl, wanneer er
bij de aardappelen geen groenten mogten kunnen worden gegeven, ook
azijn en mosterd zal mogen worden verstrekt, doch slechts tot de
hoeveelheid van het volstrekt benoodigde.
Afschrift dezes etc