12 november 1830 N18: Reglement voor het schoolonderwijs in de gestichten en regeling van het godsdienstig onderwijs te Veenhuizen.

Drents Archief, toegang 0186, invnr 968

De Permanente Commissie

Nader gelet op eene missive van den Directeur der Koloniën van den 7 October ll N1026, daarbij overleggende 1e een concept reglement voor de `scholen in de gestichten, 2e een plan van den Predikant Heerspink tot regeling van het godsdienstig onderwijs in de gestichten te Veenhuizen,

Op het rapport van haar medelid Ds J. Sluiter ter voldoening van de marginale dispositie van de 15 October ll N21,

Besluit

1. Het reglement voor de scholen in de verschillende gestichten te arresteren zoo als hetzelve aan deze resolutie is geannexeerd.

2. Aan den Heer Directeur ten aanzien van het voorgedragen plan tot regeling van het Godsdienstig onderwijs te Veenhuizen te kennen te geven, dat het bedoelde plan door de P.C. wordt aangenomen onder de volgende opmerkingen en wijzigingen:
- dat de catechisatiën bij voortduring in de gestichten zullen worden gehouden;
- dat de directiën der gestichten worden aangemaand om te zorgen dat de discipelen de catechisatie gezet bijwonen, doch dat dien onverminderd de Predikant insgelijks wordt verzocht te zorgen dat het onderwijs op de bepaalde tijden plaats hebbe;
- dat ook de Predikant in het opmaken der lijsten bij het 3e lid der algemeene bepalingen bedoeld, de behulpzame hand biede, ten einde het oogmerk kunne worden bereikt;
- dat het gezang bij de catechisatiën achter wege kan worden gelaten, hoe stichtelijk en aangenaam het ook zij, en zulks ter besparing van tijd, die aan het onderwijs kan worden besteed;
- dat het de P.C. doelmatiger is voorgekomen, om in elk der gestichten wekelijks eenen afzonderlijken dag te nemen waarop geen schoolonderwijs zal gegeven worden en die aan de catechisatiën zal worden toegewijd, en dat alsdan in ieder gesticht voor de catechisatiën niet meer dan een dag in plaats van twee zoo als voorgesteld wordt zou behoeven te worden gegeven;
- dat tot dat einde in het 1e en 3e gesticht geen acht maar slechts zes catechisatiën zouden behooren plaats te hebben, te weten, twee des morgens en vier des namiddags waartoe de 2e en 3e klassen der leerlingen zouden moeten worden vereenigd en aan dit groote getal een en een half uur ter onderwijzing worden besteed, terwijl voor de overigen de tijd van 1¼ uur zou kunnen worden genomen;
- dat de geheele verdeeling alsdan op deze wijze zoude kunnen worden ingerigt, te weten
                    Voormiddag
van 9 -- 10½ de jongens der 2e & 3e klasse
van ¼ voor 11 -- 12
de jongens die niet lezen
                     Namiddag
van 2 -- 3½ de meisjes der 2e & 3e klasse
van ¼ voor 4 -- 5
de jongens der 1e klasse
van ¼ over 5 -- 6½ de meisjes die niet lezen
van ¼ voor 7 -- 8 de meisjes der 1e klasse

- dat door zulk eene schikking de tijd tot het onderwijs de volstrekt noodzakelijke ruimte biedt en de Predikant telkens tusschen beide een ¼ uur rust bekomt, welke tusschentijd tevens noodzakelijk is voor het heengaan en aankomen der leerlingen zonder de goede orde te hinderen;
- dat in het 2 gesticht ter catechisatiën kunnen worden gehouden, 2 des voormiddags en 2 des namiddags of althans zoo geschikt dat de tijd van vijf kwartier uurs voor ieder catechisatie open staat en ¼ uur voor tusschenruimte kan genomen worden.

3. Den Directeur te verzoeken den Predikant uittenoodigen om in dien geest zijn ingezonden plan te herzien en te wijzigen, wordende de Directeur verzocht in overeenstemming met den Predikant, indien deze op de gemaakte wijzigingen geene bedenkingen heeft, die alsdan aan de P.C. zoude moeten worden medegedeeld, overtegaan tot de bepaling overeenkomstig artikel 12 van het hierbij gevoegde reglement van den dag voor elk gesticht waar op de catechisatiën zullen plaats hebben.

4. Denzelven Directeur nog te verzoeken den Pastoor Boers het verlangen der P.C. te kennen te geven, dat ook door hem de catechisatiën in elk gesticht op de vrije schooldagen worden gehouden.

5. Aan den Directeur eindelijk te kennen te geven, dat hij zich ongetwijfeld voor gemagtigd kan houden om zoo wel de Adjunct-directeurs te gelasten om hem Directeur bekend te houden met alle verzuimen in de catechisatie aan de zijde van de Geestelijken als om dezen uittenoodigen ten einde aan den Directeur kennis te geven wanneer van de zijde der Directieën van de gestichten onachtzaamheid in het ter catechisatie zenden van de leerlingen mogt worden ontdekt.

Reglement, voor de scholen in de gestichten der Maatschappij van Weldadigheid

Artikel 1.
Alle in de gestichten uitbestede kinderen en die van kolonisten zijn schoolpligtig zoo lang zij niet genoegzaam zijn onderwezen.

Artikel 2.
De beoordeling daarvan geschiedt door den Adjunct-directeur voor het onderwijs ten overstaan van den Adjunct-directeur van het gesticht en in bijzijn van den Schoolonderwijzer.

Artikel 3.
Met Ultimo Maart zullen de genoegzaam onderwezene jongelieden de school verlaten en zal mitsdien het onderzoek hunner bekwaamheden in die maand plaats hebben, op den dag, welken de Adjunct-directeur voor het onderwijs daartoe den Schoolonderwijzer zal opgeven.

Artikel 4.
In de eerste week van iedere maand zullen de onderwijzers al de kinderen in de vorige aangekomen, ook aan een ander gesticht, die hen daartoe door den Onderdirecteur bij eene naamlijst, welke ook den datum hunner geboorte bevat, zullen zijn aangewezen, met betrekking tot derzelver reeds gemaakte vorderingen in het schoolonderwijs onderzoeken, en daarvan door tusschenkomst van den Adjunct-directeur van het gesticht aan dien voor het onderwijs een schriftelijk verslag inzenden, onder anderen aanwijzende welke van dezelve voldoende zijn onderwezen.
De Adjunct-directeur voor het onderwijs legt die verslagen met zijne consideratien aan den Directeur over.

Artikel 5.
Deze genoegzaam onderwezen jonge lieden zullen bij de eerste overkomst van den Adjunct-directeur nader op dezelfde wijze als bij artikel 3 bepaald is, worden onderzocht, zullende in afwachting van dat onderzoek de kinderen voorloopig van de school kunnen worden gelaten.

Artikel 6.
De Adjunct-directeur voor het onderwijs geeft aan alle genoegzaam onderwezene jongelieden daarvan een schriftelijk bewijs, volgens het onder Litera A herbij gevoegd voorschrift, en doet daarvan telkens verslag aan den Directeur.

Artikel 7.
Zoo lang de Adjunct-directeur voor het onderwijs zwarigheid vindt zulk een bewijs op zijn verantwoordelijkheid aftegeven, is het kind leerpligtig.

Artikel 8.
De schoolpligtige kinderen worden verdeeld in die beneden en die boven de 13 jaren oud, waarvan de eerste de dagscholen en de laatste de avondscholen zullen bijwonen.
Met den laatsten dag van het vierendeel jaars, waarin zij het 13e jaar bereikt hebben, doen de onderwijzers hen in de avondscholen overgaan en geven dan daarvan kennis aan den Adjunct-directeur van het gesticht, ten einde deze zorg drage, dat denzelve van dien oogenblik af, aan den arbeid worde gezet, waartoe bij de menigvuldige soorten van werkzaamheden, en bij eene goede directie, zelfs voor de minst vatbare kinderen, de gelegenheid kan worden gevonden.    

Artikel 9.
De onderwijzers moeten van ieder van beide soorten van scholieren een afzonderlijk alphabetisch naamregister houden overeenkomstig het onder Litera B hierbij gevoegde voorschrift, welke registers maandelijks, na het gehouden onderzoek van de aangekomene, ook van een ander gesticht, moeten worden bijgeschreven, met vermelding in de kolom van aanmerkingen, van de datum der bijschrijving en dus van opneming in de school, zullende daarin voorts mede opgeteekend worden de dag van overgang tot de avondscholen, van ontslag van de school en van geheel ontslag uit het gesticht of overgang naar een ander.

Artikel 10.
De dagscholen zullen gehouden worden 's morgens van 9 tot 12 uren en s namiddags van 2 tot 4 uren en de avondschool in de zes wintermaanden van 6 tot 8 uren en in de overige van half 7 tot half 9 uur, welke schooltijden door de zorg des Onderdirecteurs zeer naauwkeurig door het doen luiden van de bel, zullen worden aangekondigd.

Artikel 11.
De dagscholen zullen gehouden worden voor de beide geslachten tegelijk, en de avondscholen om den anderen schooldag voor de jongens en voor de meisjes afzonderlijk: de eerste schooldag der week bepaaldelijk voor de jongens, zoo dat deze drie en de meisjes twee malen 's weeks onderwijs ontvangen.

Artikel 12.
Een geheelen dag van iedere week, en voor ieder gesticht bijzonderlijk door den Directeur te bepalen, zal er geen school worden gehouden, als waarop de catechisatiën zullen plaats hebben.
Geen enkele schooltijd zal er op de vijf schooldagen mogen worden verzuimd, met uitzondering alleen van de feestdagen voor iedere gezindheid.

Artikel 13.
De schoolvertrekken niet groot genoeg zijnde, om alle schoolpligtigen van de dagscholen tegelijk te bevatten, zal zulk een gedeelte van de 1e klasse, als waarvoor de plaatsen ontbreken, slechts een halven schooltijd bijwonen.

Artikel 14.
De zaalopzieners zijn gehouden de kinderen en jonge lieden die onder hun opzigt staan, gezet naar school te brengen wanneer de bel den schooltijd heeft aangekondigd.
Zij zullen zich bij de onderwijzers moeten verzekeren, welke kinderen schoolpligtig zijn, en tot welke schooltijden zij behooren, en de onderwijzers behooren de zaalopzieners daarmede volkomen bekend te houden.

Artikel 15.
De onderwijzers zullen vóór het eindigen der school de aanwezige scholieren naauwkeurig opnemen en des zaterdags avonds van iedere week eene naamlijst van de afwezig geweest zijnde op iederen schooltijd, aan den Adjunct-directeur ter hand stellen, aan welke lijst de vorm moet worden gegeven van het onder Litera C hierbij gevoegde voorschrift.

Artikel 16.
De Adjunct-directeur van het gesticht doet de oorzaken van het afwezen uit de school onderzoeken en stelt daarna zijne aanmerkingen achter de namen op deze lijst en verzendt die vervolgens, des maandags, in een bloot omslag aan den Adjunct-directeur voor het onderwijs.

Artikel 17.
De Adjunct-directeur van het gesticht behoort alle in zijn bereik liggende maatregelen te nemen, ter voorkoming dat de zaalopzieners zich aan verzuim in het ter school zenden van de schoolpligtigen schuldig maken, en is daarvoor verantwoordelijk.

Artikel 18.
De ouders zoo wel van hoevenaar- en veteranenhuisgezinnen, als van die van arbeiders en bedelaars, zijn verpligt hunne kinderen gezet ter school te doen gaan, en zullen voor het uit de school houden van ieder kind en van elken schooltijd, zonder wettige redenen van ziekte, eene boete van vijf centen verbeuren, in te houden door den Onderdirecteur-binnen bij de eerste uitbetaling van verdiensten, en zulks ten behoeve van het schoolfonds, waarmede geen de minste toegevendheid of oogluiking zal mogen plaats hebben.

Artikel 19.
De dienstboden, zoo wel meisjes als jongens, zijn even zeer verpligt, zoo lang zij van geen bewijs van ontslag uit de school zijn voorzien, ter school te gaan, en zijn de ambtenaren, in wier dienst zij zich bevinden, dienaangaande verantwoordelijk.
Aan geen van de schoolpligtigen zal door iemand het verrigten van boodschappen mogen worden opgedragen, waardoor zij de school zouden kunnen verzuimen, even min als iemand in het algemeen, om welke reden ook, een schoolpligtige van de school zal mogen terug houden.

Artikel 20.
De Adjunct-directeur van het gesticht, alleen, zal wanneer het werk zulks dringend vorderen mogt, zoo als ten tijde van het aardappel pooten en van den oogst, de kinderen van 10 tot 13 jaren, van de dagscholen, en al de scholieren van de avondschool, voor enkele weinige dagen van de school kunnen houden en voor het werk kunnen bestemmen, mits hiervan binnen drie dagen kennis gevende aan den Directeur.

Artikel 21.
De hoevenaars van die hoeven welke nader bij dorpsscholen dan bij het gesticht wonen en zulks mogten verlangen, zullen hunne kinderen aldaar ter school kunnen doen gaan, mits met voorkennis van den Adjunct-directeur, dewelke behoort zorg te dragen dat de overigen hunne kinderen onder dit voorwendsel niet van de school houden.

Artikel 22.
Aan de Adjunct-directeurs van de gestichten wordt de handhaving van dit reglement ieder in de zijne nadrukkelijk aanbevolen en worden zij uitgenoodigd geene afwijkingen hoe ook genaamd van hetzelve toe te laten; kunnende zij bij nadere bevinding zoodanige voorstellen ter verbetering van hetzelve aan den Directeur der Kolonien opgeven, als zij vermeenen in het belang der zaak noodig te wezen.

Aldus vastgesteld enz.


Erachter zitten drie bijlagen. Boven de eerste staat 'Voorschrift Litera A'  

De Adjunct-directeur voor het Schoolonderwijs in de Koloniën der Maatschappij van Weldadigheid verklaart dat
...........................
onder N........ bekend, oud ...... jaren,
ten overstaan van den Heer Adjunct-directeur van het gesticht ........
bevonden is genoegzame vorderingen in het schoolonderwijs te hebben gemaakt om van de school te worden ontslagen, zoo als geschiedt bij deze,
............ den ........
(naamteekening van den Adjunct-directeur voor het onderwijs)

Gezien
den Adjunct-directeur van het gesticht.

Boven de tweede staat 'Litera B' en 'Register van de schoolpligtige kinderen behoorende tot de dagscholen of de avondschool'. Er staan (gefingeerde) namen op van kinderen, waarvan een aantal zijn doorgestreept omdat ze van school zijn ontslagen of zijn overgeplaatst naar een ander gesticht.

Boven de derde staat 'Litera C' en 'Naamlijst van de afwezend geblevene kinderen van de scholen in de week van ...... tot ............'. Er staan (gefingeerde) namen op van kinderen met het aantal 'schooltijden' dat ze verzuimd hebben en in de kolom 'Aanmerkingen' staat vermeld of ze ziek waren of dat een zaalopziener is vermaand of ouders zijn beboet.