10 september 1829: Opheldering nopens het reglement van tucht voor de kolonisten huisgezinnen


Drents Archief, toegang 0186, invnr 967


De Permanente Commissie etc

Gelezen eene missive van den Directeur der koloniėn van den 31 augustus ll N191, daarbij inzendende twee processen-verbaal van den Raad van Tucht bij het 2e Gesticht te Veenhuizen voor de maand juli benevens de notulen in originali van het verhandelde in den Raad van Tucht in de vrije koloniėnen
wijders bedenkingen opperende nopens de toepassing der strafbepalingen van het reglement van Tucht voor de kolonisten huisgezinnen van den 8 July ll op de kolonisten, welke misbruik maken van sterken drank als mede ten aanzien van het regt verstand der bepalingen van art 11 van gedacht reglement

Besluit

1. aan den Directeur te kennen te geven, dat het de Permanente Commissie met betrekking tot de eerste bedenking is voorgekomen dat in het aan den Directeur gezonden afschrift van het bedoelde reglement bij het schrijven van hetzelve eene misstelling moet hebben plaatsgehad,
aangezien het misbruik maken van sterken drank door de PC wel degelijk onder § c van art 2 is omschreven op welk misdrijf wanneer hetzelve voor de eerste maal wordt bedreven, de penaliteit bij art. 3 § 1 wordt vastgesteld, toepasselijk is,
terwijl sub § d van art. 2 genoemd is het verlaten, zonder bekomen verlof, van de kolonien, of het uitblijven over den verloftijd, zonder wettige redenen;
wordende de Direct, verzocht op het hem toegezonden afschrift van het reglement de noodige verbetering te bewerkstelligen.

2. denzelven Directeur ten aanzien van de tweede bedenking te doen opmerken dat art. 11 eigenlijk niet spreekt van het geval, dat de Directeur zelf eene misdaad heeft waargenomen, maar van dat, waarin hij daarvan kennis bekomt,
doch dat in het eerste geval, de zaak door de Directeur naar aanleiding van het bepaalde bij art 6, niet onmiddelijk aan den Raad van Toezicht kan worden onderworpen, zonder aan den Raad van Tucht te worden medegedeeld.