Besluit van de permanente commissie 6 september 1828 N5 'omtrent de verevening van de schulden der bouwlieden aan de Ommerschans


Drents Archief, toegang 0186, invnr 961 Mapje 1828

De Permanente Kommissie van Weldadigheid,

Gehoord het rapport van haar medelid Faber van Riemsdijk, omtrent de schuld van de bouwlieden aan de Ommerschans, op de wekelijksche inlevering van boter, als ook aangaande hunne loopende schuld,

Overwegende dat die bouwlieden zeer wel in staat zijn om die schulden te verevenen en mitsdien behooren te kwijten

Besluit

Art. 1

De Directeur der koloniën wordt gelast, om de schuld op de boter inbrengst van de bouwlieden aan de Ommerschans te korten door wekelijksche inhouding van ten hoogste tien Ned. ponden, of zoo veel minder als noodig is, om den bouwman één gulden 's weeks in handen te laten.

Art. 2

De loopende schuld van de genoemde bouwlieden zal op dezelfde wijze worden gekort, nadat de schuld op de boter inbrengst zal zijn afgedaan, worden het echter de bouwlieden ook vrij gelaten, om hunne kinderen, zij die hebbende, aan den kolonisten veldarbeid te doen deel nemen en derzelver verdiensten volgens de tarieven ter aflossing hunner loopende schuld te doen strekken.


In invnr 961 bevindt zich ook een kladje voor dit besluit, wat blijkbaar door Faber van Riemsdijk in de kolonie ter plekke is geschreven:

De ongeteekende lid der P K v W gelast den Heer Direkteur der koloniën om de schuld op de boter inbrengst van de bouwlieden in kolonie No 5 s' wekelijks zoo door inhoudingen te korten dat de te ontvangen som s' wekelijks voor ieder bouwman niet minder dan een gulden bedraagd.

Zullende nogthans tot tien Nederlandse ponden s' wekelijks mogen worden ingehouden, wanneer de uitbetaling naar aftrek der gem. 10 pond een gulden kan blijven bedragen.

Voorts zal de loopende schuld der bouwlieden op deszelfde wijze als boven omtrent de boter schuld is omschreven, worden vereffend, tenzij de zoonen der bouwlieden aan den koloniale veldarbeid deelnemende, hunne naar het bestaand tarief uitgekeerde verdiensten, voor die loopende schuld korten, en dezelve door die verdiensten alzoo vernietigen.