Drents Archief, toegang 0186, invnr 961 Mapje 1828
De Permanente Kommissie van Weldadigheid,
Gehoord het rapport van haar medelid Faber van Riemsdijk, omtrent
de schuld van de bouwlieden aan de Ommerschans, op de wekelijksche
inlevering van boter, als ook aangaande hunne loopende schuld,
Overwegende dat die bouwlieden zeer wel in staat zijn om die
schulden te verevenen en mitsdien behooren te kwijten
Besluit
Art. 1
De Directeur der koloniën wordt gelast, om de schuld op de boter
inbrengst van de bouwlieden aan de Ommerschans te korten door
wekelijksche inhouding van ten hoogste tien Ned. ponden,
of zoo veel minder als noodig is, om den bouwman één gulden 's
weeks in handen te laten.
Art. 2
De loopende schuld van de genoemde bouwlieden zal op dezelfde
wijze worden gekort, nadat de schuld op de boter inbrengst zal
zijn afgedaan, worden het echter de bouwlieden ook vrij gelaten,
om hunne kinderen, zij die hebbende, aan den kolonisten veldarbeid
te doen deel nemen en derzelver verdiensten volgens de tarieven
ter aflossing hunner loopende schuld te doen strekken.
In invnr 961 bevindt zich ook een kladje voor dit besluit,
wat blijkbaar door Faber van Riemsdijk in de kolonie ter
plekke is geschreven:
De ongeteekende lid der P K v W gelast den Heer Direkteur der
koloniën om de schuld op de boter inbrengst van de bouwlieden in
kolonie No 5 s' wekelijks zoo door inhoudingen te korten dat de te
ontvangen som s' wekelijks voor ieder bouwman niet minder dan een
gulden bedraagd.
Zullende nogthans tot tien Nederlandse ponden s' wekelijks mogen
worden ingehouden, wanneer de uitbetaling naar aftrek der gem. 10
pond een gulden kan blijven bedragen.
Voorts zal de loopende schuld der bouwlieden op deszelfde wijze
als boven omtrent de boter schuld is omschreven, worden vereffend,
tenzij de zoonen der bouwlieden aan den koloniale veldarbeid
deelnemende, hunne naar het bestaand tarief uitgekeerde
verdiensten, voor die loopende schuld korten, en dezelve door die
verdiensten alzoo vernietigen.