Drents Archief, toegang 0186, invnrs 961 en 963
De Permanente Kommissie van Weldadigheid,
Overwegende dat vele kolonisten zich niet ontzien hunne kleedingstukken te verpanden of te verkoopen en andere dan koloniale kleeding te dragen, en zoo wel de zindelijkheid in hun voorkomen als in hunne woningen verwaarloozen;
Overwegende dat zulks alleszins strijdig is met de bestuur, de reglementen, en dienvolgens zorgvuldig behoort te worden gekeerd;
Overwegende, dat de inspectiën, zoo van den Adjunkt-Direkteur, onderdirekteurs als wijkmeesters hieromtrent het doel niet volledig bereiken doen, en mitsdien daartoe nadere maatregelen gevorderd worden;
Heeft besloten, gelijk dezelve besluit bij dezen:
Art. 1
Er zal worden aangesteld een onder Inspecteur, over de kleeding,
huisraad, en woningen der kolonisten, die geattacheerd zal zijn
aan het Algemeen Bureau, onmiddelijk onder de orders van den Heer
Adjunkt Direkteur Inspecteur der Administratie; en zulks op een
traktement van f 6:- wekelijks.
Art. 2
De onder Inspekteur der kleeding, huisraad en woningen,
inspecteert in de eerste week van iedere maand de 1e kolonie, in
de 2e week de 2e kolonie en in de 3e week de 3e kolonie; de loop
van deze inspectie zal vn tijd tot tijd worden veranderd.
Art. 3
Hij legt een boek aan onder het toezigt van den Adjunkt-Direkteur
Inspekteur der Administratie waarop wordt aangeteekend het
huisraad benevens de koloniale en andere kleedingstukken op den 1e
October aanstaande in ieder huisgezin voorhanden.
Op deze rekening wordt iedere week bijgeschreven wat aan ieder
huisgezin verstrekt wordt, en wat daarvan afge?? of vermist
wordt.
Art. 4
Geene oude koloniale kleedingstukken kunnen worden vernietigd dan
na vertoon van dezelve aan, - en met toestemming van den onder
Inspekteur, die gehouden is van zijne afkeuring aanteekening te
houden, als bij het voorgaande artikel vermeld.
Art. 5
Iedere week doet hij een schriftelijk rapport van zijne bevinding
in ieder huisgezin; zoo wel van den toestand van deszelfs kleeding
en huisraad als van de in hetzelve heerschende zindelijkheid.
Hij onderzoekt tevens of de wijkmeesters en onderdirekteurs zich
behoorlijk kwijten van de inspektien hun opgedragen.
Dat rapport zal na door den Heer Adjunkt Direkteur, Inspekteur der
Administratie, geviseerd te zijn, in originali aan de Permanente
Kommissie ieder week worden ingezonden.
Art. 6
Alle kolonisten die bevonden mogten worden strijdig met de
bestaande reglementen gehandeld te hebben zullen voor den Raad van
Policie gebragt en naar exigentie van zaken gestraft worden.
Art. 7
Het dragen van andere dan koloniale kleeding zal ten strengste
worden geweerd, en met 1e november finaal moeten hebben
opgehouden.
Alle kolonisten, die na dien tijd andere dan koloniale
kleedingstukken dragen, zullen dezelve worden ontnomen.
De Heer Adjunkt Direkteur en de onderdirekteurs benevens de
wijkmeesters worden voor de stipte uitvoering van deze bepaling
verantwoordelijk gesteld.
Art. 8
Ieder kolonist, die na den 1e november aanstaande, andere dan
koloniale kleedingstukken draagt, zal die kleedingstukken
verbeuren, en bovendien met eene boete van 25 cents, op zijne
wekelijksche verdiensten te korten, worden gestraft.
Art. 9
Zoo dikwerf `dit noodig geoordeeld wordt, zal de Heer Directeur
last geven, dat de wijkmeesters de onder-Inspekteur van kleeding,
huisraad en woningen, in hunne wijk vergezellen.
Art. 10
Tot onder-Inspekteur van de kleeding, huisraad en woningen wordt
aangesteld de zaalopziener Quirinus van Esselbrugge.
Aldus gearresteerd door de Permanente Kommissie van Weldadigheid
te 's Gravenhage dd 12 sept 1825