Drents Archief, toegang 0186, invnr 961, mapje 1825
Bij het oprigten der vrije koloniën bezaten de produkten van de
landbouw eene waarde, die thans aanmerkelijk is verminderd. Vele
artikelen vonden destijds een gereed vertier, gelijk de
aardappelen die thans naar buiten onverkoopbaar zijn.
De huishoudelijke inrigtingen zijn dus gebouwd op eenen toestand
van zaken, die thans niet meer bestaat;de opbrengsten der gronden
bedraagen thans naauwelijks de helft van hetgeene waarop die
geraamd zijn; het is dus baarblijkelijk dat, zal het doel der
stichting bereikt worden, eene verandering in de huishoudelijke
inrigting noodzakelijk is, te meer, daar tot dusverre bij de
jaarlijksche uitbreiding van de stichtingen der Maatschappij, een
debiet voor de produkten heeft kunnen gevonden worden in haar
eigen boezem, welke na afloop van dit jaar waarschijnlijk zal
ophouden, en dus zodanige voorziening vordert, waardoor de nadelen
die anders uit den teelt van onverkoopbare gewassen moet
voortvloeijen, worden voorgekomen.
Hen behoeft geen betoog dat voor zo verre de kolonisten zelve de
bruikers zijn hunner eigene voortbrengselen de prijs der produkten
op hunne toestand van geen de minste invloed is, alleen die waren,
welke van buiten moeten worden ingekocht, vorderen geld, en dat
geld kan alleen in de kas van de Maatschappij terugvloeijen, door
den genoegzamen teelt van verkoopbare produkten.
De benodigde hoeveelheid dezer produkten zal altijd minder zijn
naarmate de konsumtie tot eigen voortbrengselen bepaald wordt en
derhalven de aankoop van eene mindere hoeveelheid van waren van
buiten vordert.
Eene tweede uitgave die thans mede geheel in geld bestreden
wordt, is die der administratie in de kolonie.
Zo de onderdirekteurs, wijkmeesters, boekhouders een gedeelte van
hun salaris in produkten van eigen teelt ontvangen, zal daardoor
de uitgave in geld verminderd kunnen worden, en in dezen maatregel
ligt te minder onbillijkheid, daar toch in ieder huisgezin eene
zekere hoeveelheid levensmiddelen moeten worden aangekocht, en het
billijk is, dat zij die kopen bij voorkeur van eene Maatschappij
waaraan zij hunne welvaart verschuldigd zijn, te meer daar die
niet minder in kwaliteit behoren te zijn en tot geene hogere
prijzen behoren te worden betaald dan elders.
Op de administratie is nog bovendien een tweede besparing
mogelijk.
Sedert den aanleg der koloniën heeft veel grond tot kultuur
moeten worden gebragt, en wel met ongeoefende menschen.
Thans zijn de gronden tot de vrije koloniën behorende
gekultiveerd, de menschen met den arbeid bekend, derhalven is er
minder toezigt noodig, het aantal van geemployeerden in de
kolonien kan derhalven eene zeke reduktie ondergaan, en echter
daar mede het doel hunner aanstelling bereikt worden, en langs
dien weg eene niet onaanzienlijke besparing in de gewone uitgaven
worden daargesteld.
In de strekking der gegevene middelen namelijk:
1e In de bezuiniging van de kosten van administratie.
2e Vermindering van konsumtie en onontbeerlijke vreemde
voortbrengselen.
3e En in eene wijziging van den teelt van voortbrengselen
waardoor de middelen verkregen worden om de gelden die ten behoeve
der kolonien moeten worden uitgegeven te rekouvreren
zijn mijns inziens de hulpbronnen te vinden, waardoor de schade,
welke de Maatschappij ten gevolge der buitengewone lage prijzen
van de produkten van landbouw te vrezen heeft, kan worden
voorgekomen.
Om dit duidelijk te doen blijken zal het nodig zijn den
tegenwoordigen toestand van zaken voor zo verre dezelve tot de
opgegevene maatregelen betrekkelijk zijn, meer in het bijzonder na
te gaan en dezelve te vergelijken met hetgene daar voor in plaats
zou kunnen worden gesteld.
Administratieve kosten
Volgens de staat No 1 bedragen de administratiekosten der vrije
koloniën jaarlijks ƒ 8971.20.
Hierin zouden de volgende bezuinigingen en verminderde geldige
uitgaven kunnen worden gemaakt:
De hoeven van het Hollandsche veen die van den weg achter Bosma
en van Bosma tot aan den vierde parten, thans tot de tweede
kolonie behorende, zouden gevoegelijk met de kolonien N1&2
vereenigd kunnen wordentot eene kolonie, die dan
(opengelaten) huisgezinnen zou bevatten en onder een
onderdirekteur gesteld kunnen worden.
Met de overige huisgezinnen van kolonie N4 zou zeer gevoegelijk
de kolonie N7 kunnen worden vereenigd en deze kolonie
alsdan (opengelaten) huisgezinnen sterk
zijn of kunnen worden, en daardoor een adjunktDirekteur van
kolonie N7 vervallen, benevens den boekhouder.
Kolonie N6 en drie zijn reeds vereenigd, zodat op deze wijze het
getal der onderDirekteuren tot drie zou zijn gereduceerd, en even
zo het getal der boekhouders.
Voor de eerste kolonie, op deze wijze zamengesteld, zouden drie
wijkmeesters voldoende zijn, als een voor de gewezene eerste
kolonie, een voor de tweede, en een voor het aangevoegde stuk van
de vierde kolonie.
In de vierde kolonie zouden mede drie wijkmeesters voldoende
zijn, als een voor de Westvierdeparten, een voor de
Oostvierdeparten en een voor de 7e kolonie.
In de 3e en zesde kolonie zou een getal van vier wijkmeesters
toereikend zijn als een voor al de hoeven bewesten der grooten
weg, een over den weg van het onderdirekteurshuis tot de Halle,
een over de vierde wijk en alle hoeven langs de beneden weg tot
aan de Halle gelegen, een dito over het overig gedeelte der zesde
kolonie
De traktementen van alle geemployeerden van den onderdirekteur af
zouden voor 2/5 in koloniaal geld voldaan worden, en daarvoor
brood, aardappelen enz. in de winkels der Maatschappij
verkrijgbaar gesteld worden. Zie staat No 2.
Vermindering consumtie en onontbeerlijke
waaren voor de kolonisten
De gemiddelde verdiensten der kolonisten bedragen volgens staat
No 3 voor 340 huisgezinnen ƒ 1164.22½, derhalve per huisgezin
circa ƒ 3,42½.
Hierrvan is over de laatst afgelopene week der maand Maart
ingehouden:
1e Kleeding |
ƒ 357.31 |
2e Administratie |
ƒ 130.97½ |
3e Winkelier |
ƒ 299.32½ |
4e Uitbetaald (per huisgezin, in geld ƒ 1.10½) | ƒ 376.11½ |
Totaal |
ƒ 1164.22½ |
Ten aanzien van het uitbetaalde aan den winkeliermoet in
aanmerking genomen dat daaronder begrepen is, het bakloon van het
brood en de belasting op het gemaal, het eerste is onder de
algemene verdiensten begrepen en vordert derhaleve geene
bijzondere geldige uitgaven, voor het laatste wordt wekelijks
pl.m. ƒ 22:09 betaald.
De staat No 4 doet zien hoedanig het geld aan de kolonisten
uitbetaald, wekelijks besteed wordt, welke winkelwaaren daarvoor
van buiten moeten worden ingekocht, en welke zelf kunnen worden
geproduceerd.
Zo dan de Maatschappij zelve de winkels doet houden zal de
geldige uitgaven van de inkoopen der waaren niet meer als ƒ
11580.40 jaarlijks bedragen.
Daar wij reeds over de administratie gehandeld hebben, en door de
geldige uitgaven daarvoor ƒ 4087.20 opgebragt is, komt dezelve
hier tot het doel dezer memorie niet verder in aanmerking.
Voor de kleeding komt in de eerste plaats in aanmerking de
grondstoffen en in de tweede plaats het arbeidsloon.
De staat No 5 doet zien welke grondstoffen jaarlijks tot kleeding
voor een koloniaal huisgezin gevorderd wordt, en welk arbeidsloon
daaraan wordt verdiend.
Hieruit blijkt dat tot
grondstoffen jaarlijks gevorderd worden per huisgezin |
ƒ 25.74 |
aan spin, naai en weversloon |
ƒ 36.22 |
ƒ 61.96 | |
De overige onkosten ten bedrage
van |
ƒ 4.67 |
benevens de winst op de
goederen van pl. m. |
ƒ 3.29 |
Maaken te zamen |
ƒ 69.92 |
Alle overige grondstoffen kunnen door de kolonisten zelve worden
geproduceerdt zodat ik meen, dat met eene goede inrigting de som
van ƒ 3.jaarlijks per huisgezin voldoende zou zijn, om
dat geen in te kopen wat van buiten moet worden geleverd.
Het arbeidsloon behoeft hier niet onder in aanmerking te komen,
dan voor zo verre de inrigting de ?? moeten hebben om alles zelve
te fabriceren, en zoo men mogelijk aan arbeid buiten de kolonien
te betalen hierover ?? nader.
Uit het opgegevene kan genoegzaam worden afgeleid, dat zoo
eene koperen of blikken koloniale munt in de Vrije koloniën werd
ingevoerd, gelijk in de overige etablissementen plaats heeft,
en daarmede alle verdiensten betaald worden, de geldige uitgaven
met de voorgestelde inrigting om aldus zoo veel mogelijk te
produceren, bepaald zouden zijn tot de
administratiekosten volgens staat No 2 | ƒ 4037,20 |
Lasten op het gemaal | ƒ 1143,73 |
Grondstof voor kleeding | ƒ 1035,--- |
Winkelwaren v. de kolonisten | ƒ 11530,40 |
Winkelwaren voor de
ondirekteuren etc |
ƒ 1000.--- |
Voor de spaarbank |
ƒ 1000.--- |
ƒ 19.351,33 |
Het Koloniale geld, voor de verdiensten uitbetaald, zou dan
maandelijks wederom in de kas terug keeren. van de Maatschappij,
daar hetzelve, alleen gangbaar zijnde bij de Maatschappij,
daarvoor niets anders kan worden gekocht en de som van ƒ 1948.6(?)
die in de winkels omgezet wordt gelijk staat met hetgeen wordt
uitbetaald.
De eerste vraag die wij thans op te lossen hebbe, is deeze, op
welke wijze zullen de ƒ 19,351.33 die de Maatschappij jaarlijks in
geld te doen heeft, worden gekourzeerd.
Blijkbaar kan dit alleen geschieden middelens produkten van een
kourant artikel voor de gronden geëigend.
Dit jaar nog zullen de overschietende aardappelen aan de nieuwe
gestichten kunnen worden geleverd, dit echter moet het volgend
jaar ophouden, en derhalven tot andere artikelen toevlugt genomen
worden, onder alle is vlas en rogge hiertoe het geschikst.
`De som over de gezamenlijke hoevens omgeslagen bedraagt voor
ieder hoeve ƒ 60.-- daarvan zou
in rogge geleverd kunnen
worden, 20 schepels |
ƒ 20.--- |
120 id vlas a 6 ?? |
ƒ 35.--- |
4 schepels lijnzaad |
ƒ 5.-- |
Totaal |
ƒ 60.--- |
Rogge kan 1½ morgen gelijk thans worden geteeld, welke van 60 tot
100 schepels opleveren. De eigene consumtie bedraagt 35 schepel,
zodat het surplus voldoende is om het benodigde te verschaffen.
De aardappelteelt zal dan tot een half morgen bepaald worden,
daar 200 ?? schepels daarvan voor ieder huisgezin voldoende zijn,
en er dan nog bpvendien 50 schepel aan tuingroenten overschieten.
Het doel kan dus op deze wijze bereikt worden, en dat wel te
beter daar hetzelve geene verandering maakt van belang, in de
reeds bestaande inrigting.
De Maatschappij ontvangt het vlas en de rogge in mindering van
het fonds van veldarbeid, en huur, maar zij kan het vlas tevens
doen veredelen zonder nieuwe uitgaven, want onder de verdiensten
van ƒ 1164.22½ 's weeks, is begrepen ongeveer ƒ 400.-- aan
fabriekarbeid, die tot de kleeding der kolonisten benodigd
bedraagt slechts ƒ 260.-- zodat de overige ƒ 140.-- besteed kan
worden tot het spinnen van vlas en het maken van garen en dan zal
het pond vlas in plaats van voor 6 tegen 9 stuivers verkocht
kunnen worden.
In een voetnoot rekent Johannes uit wat het oplevert als er zelf garen, wat nu uit Ebersfeld in Duitsland geleverd wordt, gemaakt wordt van vlas en van spint (een afvalprodukt van vlas).
...
Dan het is niet genoeg de nodige levensmiddelen en de produkten van winkelwaren aan te koopen, ook de vereischte grondstoffen moeten worden geproduceerd.
Het vlas is reeds verhandeld, de opgegevene grond is voldoende om
het noodzakelijke voort te brengen.
De wol echter vordert circa 10 schapen per husgezin en daar de
Maatschappij genoegzaame grond bezit om deze te kunnen weiden, is
zulks met haar belang strokende te ?? omdat de vlaskultuur en het
koekemeel dat thans gebezigd wordt op den duur eene te groote
uitgave zou vorderen en het houden van schapen voor haar belang
onvermijdelijk noodzakelijk.
(...)
Oude schapen kunnen worden vetgemest à ƒ 3.
Een looierij kan in Ommerschans komen.
Schapenhuid kan tegen koeienhuid worden geruild en dan
kost het weinig.
Met een leverancier kan een contract worden gesloten voor vaste levering van spullen voor de winkel in ruil voor vlas en rogge. Zo kan de wekelijkse uitgave in de vrije koloniën zakken van 1000 naar 600. Maar zolang het nog niet werkt moet het op 1000 blijven. Garen en lint is hier te maken, cichorei wordt al verbouwd, Boter, spek en vlees komt uit Wateren, boekweitmeel kunnen we zelf. Stoet kan van eigen rogge worden gebakken.
Alle deze inrigtingen echter kunnen het doel niet bereiken, zoo
de geen Maatschappij meester is van de consumtie der
kolonisten, deze in plaats van hun geld aan objecten te
besteden welke voor hunne huisgezinnen nodig zijn, besteden
hetzelve veelal aan vreemde kleedingstukken en snoeperijen.
Worden zij echter alleen betaald in koloniaal geld, en kunnen zij daarvan alleen de opgegevene noodwendigheden inkoopen, dan vervalt alle bezwaar en zo in iedere kolonie een winkel gehouden wordt, en in dezelve een winkelier met genot van ƒ 7 wekelijks wordt aangesteld, die maandelijks het voor hem bestelde ontvangt, en uitslaat, en dit met het daarvoor ontvangene koloniaal geld betaald, dan zullen de kolonisten goedkoper van het benoodigde voorzien worden dan thans, en deze maatregel niet moeyelijk in te voeren zijn.
(...)
De meeste winkels kunnen wel blijven als ze maar met koloniaal
geld werken tegen max 10% winst. Dan nog een post: ƒ 3600 als
voorschotten op staat 6 gebracht. Er blijft geld nodig voor
gebrekkige huisgezinnen. Daaroor boekweit of zoiets telen in de
7e kolonie en in Wateren. Dan alles nog een keer geformuleerd in
een besluit van de PC. (art 5 en 7 en 13 over koloniale munt) .
De norm voor winkelprijzen zijn de winkels in Steenwijk. De
regeling gaat in op 1 juni.