Besluit der P.K. van W., houdende bepalingen voor het eigen onderhoud van het 1e Etablissement te Veenhuizen, van den 3 Mei 1825 N3

Drents Archief, toegang 0186, invnr 963 en invnr 961, mapje 1825

De Permanente Komm. van Weld.,

Overwegende de noodzakelijkheid om aan den landbouw en de huishouding van het 1e etablissement te Veenhuizen die rigting te geven, en daarover zoodanig besluit te houden, dat hetzelve instituut voortaan geheel afzonderlijk van zijne eigene produkten van landbouw en fabriekatie besta,

Heeft besloten:

Artikel 1
Aan den landbouw van het 1e etabl. te Veenhuizen zal zoodanige bepaalde strekking worden gegeven, dat dezelve al het benoodigd dagelijksen voedsel voor de kolonisten voortbrenge, benevens nog zoo vele andere meest geschikte produkten, waarvoor alle overige objecten van buiten het etablissement bij ruiling kunnen worden verkregen.

Artikel 2
Te dien einde wordt, tot onderhoud van dat etablissement, in het loopende jaar de onderscheidene verbouwing van deszelfs gronden geregeld, en bepaald als volgt:
120 morgens voor rogge,
120 morgens voor aardappelen,
120 morgens voor boekweit.
Van de produkten dezer gronden zal eene hoeveelheid ter waarde van ƒ 25,416 2/3 strekken tot eigen konsumptie, en voor ??, terwijl het overige tot een kalkulatief bedrag van 10 à ƒ 11,000 waarde, aangewend zal worden ter aanschaffing van goederen en winkelwaren, die van elders zullen moeten worden ingekocht.

Artikel 3
De benoodigde winkelwaren van buiten aan te koopen, vermeld op den hieraan gehegten staat, zullen door één of meerdere leveranciers zoo veel mogelijk bij twaalfde gedeelten, in elke maand aan het magazijn worden geleverd, en daarvoor in ruiling worden gegeven rogge, boekweit, raapzaad of andere voortbrengselen, naar den voorgaanden marktprijs, ofwel, de Perm. Komm. zulks verkiezende, tegen betaling voor kontanten;
zullende door de Heer Directeur deswege op dien voet de noodige kontrakten worden gesloten, onder nadere goedkeuring van de Perm. Komm.

Artikel 4
De afrekeningen met de leveranciers zullen in de maanden April en Dec. van elk jaar worden opgemaakt en gesloten, en die in de daarop volgende maanden Mei en Juni aan de P.C. ter goedkeuring worden ingezonden.

Artikel 5
De Maats. zelve zal voortaan een winkel houden, en die doen waarnemen door een afzonderlijk daartoe te benoemen winkelier, wiens genot daarvoor zijn zal ƒ 7.-- 's weeks, benevens vrije woning.

Artikel 6
De winkelier zal gehouden zijn, geen andere dan de van de Maatschappij uit derzelver magazijn ontvangene goederen te verkoopen.

Artikel 7
De winkeliers zullen maandelijks de ter verkoop bestemde waren uit het magazijn worden verstrekt, en deze verstrekking zal bij het eindigen der maand door hem worden voldaan in koloniaal geld of in kontanten.

Artikel 8
Alle geëmployeerden zijn gehouden, hunne benoodigde winkelwaren, die door de Maatschappij in derzelver winkel verkocht worden, in dezen, en in geen andere elders te koopen;
wordende het van buiten invoeren en verkoopen van zoodanige goederen in eenen anderen winkel, of op eenigerlei andere wijze door eenige ambtenaar ten strengste verboden.

Artikel 9
De goederen zullen in den winkel der Mij tegen een redelijke en door de directie bepaalde prijs worden verkocht, zoodanig dat de Mij bij den uitslag slechts geene schade lijdt, zullende die prijs in geen geval hooger zijn dan waarvoor de objekten elders in de nabuurschap kunnen worden aangekocht, maar wel zoo veel mogelijk beneden deze prijs worden gesteld.

Artikel 10
Uit het magazijn zullen wekelijks aan de menage geleverd worden de noodige waren tot voeding der kinderen; terwijl de kolonisten huisgezinnen het benoodigde daartoe in den winkel van de Mij zullen moeten koopen.

Artikel 11
Het koloniale geld zal in geen anderen winkel dan in die der Mij, noch bij enige anderen ambtenaar, gangbaar zijn, zoo dat van niemand anders dan van den winkelier der Mij dat geld tegen kontanten zal mogen of kunnen worden ingewisseld.

Artikel 12
Met den 1e Juny aanstaande zullen alle betalingen in kontanten een einde hebben, met uitzondering van die aan de geemployeerden voor derzelver tractementen en salarissen, envan die voor aangekochte goederen voor het instituut, op den jaarlijkschen inventaris vermeld.

Artikel 13
Ingeval de bevolking van het instituut mogt toenemen, zal, in dezelfde evenredigheid, aan hetzelve eene meerdere hoeveelheid gronds, zoo van de gronden te Wateren, als van de 7e kolonie worden toegevoegd.

Artikel 14
De meerdere kosten van onderstand van het instituut, dan die der administratie, of van een grooter getalbewoonders, dan waarvoor de opbrengst der voor hetzelve bestemde gronden toereikende is, zullen worden gevonden uit den arbeid op nieuwe gronden te verrigten.