Besluit permanente commissie 11 februari 1824 over het (eerste) ontslag van bedelaars


Drents Archief, toegang 0186, invnr 962

De Permanente Commissie etc

Overwegende dat naar aanleiding van de bepalingen, voorkomende, zoo in het contract met het Gouvernement, als in de bestaande reglementen de bedelaars om tot ontslag te worden voorgedragen moeten vereenigen de vereischten
1. Van een jaar in het Gesticht te zijn geweest
2. Van een crediet bij de Maatschappij te bezitten van f 25; de fondsen van kleeding etc daaronder niet begrepen.
en 3. Van door hun gedrag te hebben getoond, dat zij zonder gevaar aan de gewone maatschappij kunnen worden terug gegeven.

Overwegende dat, ofschoon de genen die deze vereischten in zich vereenigen tot ontslag kunnen worden voorgedragen, daaruit niet volgt dat zij daartoe moeten worden voorgedragen, indien zij dat ontslag niet verlangen.

Overwegende, dat ofschoon de vereischten van een jaar in het Gesticht te zijn geweest en f 25: tegoed te hebben, als algemeene regelen zijn vastgesteld, echter ook deze regelen, even als alle algemeene bepalingen in bijzondere gevallen aan enkele uitzonderingen onderworpen te zijn, moeten geacht worden, en zulks te meer, daar de bepaling van een jaar verblijf, meer in het belang van de Maatschappij, dan wel als een vereischte ten aanzien van den bedelaar gemaakt is, en die van f 25: tegeoed te hebben slechts een huishoudelijke verordening van de Maatschappij is, waaraan de P.C. met opzigt tot het Gouvernement niet gebonden is -

Heeft Besloten:

Artikel 1
Aan den Heer Administrateur van het Armwezen, op grond van art. 16 van het contract de do 7 October 1822, met toezending van eenen staat, tot ontslag voortedragen de navolgende bedelaars kolonisten enzv

Artikel 2
Aan den Administrateur, ter zake van bijzonder goed gedrag, ofschoon nog geen jaar in het gesticht geweest zijnde de bedelaars kolonisten etc.