Drents Archief, toegang 0186, invnr 988
De Permanente Kommissie,
Overwegende, dat eene aanzienlijke hoeveelheid veen in de gronden
te Veenhuizen aangekogt, gevonden wordt;
Overwegende, dat dit veen een gedeelte der gronden moet uitmaken
tot ieder gesticht behorende;
Overwegende dat deze gronden met voordeel kunnen worden verveend
en gedeeltelijk de middelen kunnen opleveren tot het bestaan van
ieder Instituut noodzakelijk;
Overwegende, dat ter bereiking van dit oogmerk, de vaart uit het
Smilder Kanaal bij Norch, benevens de nodige wijken moeten worden
aangelegd, en deze zoodanig worden ingerigt, dat men van de
bevaarbaarheid derzelve, als mede van het Smilder Kanaal,
verzekert zij; en dat er mitsdien sluizen of verlaten in deze
kanalen en wijken nodig zijn;
Overwegende dat de permissie alleen kan geobtineerd worden door
aan te toonen, dat aan het Smilder Kanaal, het water door middel
van een watermolen kan worden teruggegeven;
Overwegende, dat zodanige watermolen tevens zeer geschikkelijk tot
een korenmolen voor de Instituten te Veenhuizen kan worden
geapproprieerd; -
Heeft besloten gelijk dezelve besluit bij dezen:
Aan Heeren Gedeputeerde Staten der Provincie van Drenthe te vragen
het noodige consent, om de vaart van Norch tot het Hoofdgesticht
en vandaar verder door de Kolonien, van de vereischte verlaten te
mogen voorzien, onder aanbieding van een windmolen te zetten, op
de geschiktste plaats van het Kanaal, ter opmaling van het water
uit het benedenpand in de hoofdvaart, benevens het doen maken van
zodanig eene verlaatsplaats als volstrekt noodzakelijk mogt
bevonden worden om dit doel te bereiken.
Zullende gezegde windmolen tevens tot een Korenmolen worden
ingerigt.
Zoo in dit voorstel wordt toegestemd zullen de bestekken voor deze
wind-, water- en korenmolen en de nodige sluizen worden opgemaakt
en aan de Permanente Kommissie, ter approbatie, worden ingezonden.
Gedurende dezen winter zullen almede de noodige wijken worden
aangelegd, teneinde de onderlinge communicatien der Hoofdgebouwen
en de Hoeven, nevens de nodige gelegenheid tot het graven van
turf, daar te stellen;
Tot vinding van de noodige kosten van deze onderscheidene
werkzaamheden, zal een gedeelte van het fonds van Veldarbeid voor
iedere hoeve bestemd, daartoe geaffecteerd worden en wel onder de
volgende bepalingen:
a. Het respekt grondontginning van het Grootboek van
iedere kolonie wordt in onderdelen gesplitst; en wel bepaaldelijk
in grondontginning en kosten van turfgraverij;
b. Op het eerste onderdeel worden de sommen voor het tot
cultuur brengen der gronden geakkordeerd, en wel voor zoo vele
morgens, als er grond bij ieder gesticht, vatbaar om gecultiveerd
te worden, zullen worden gevonden;
c. Op het tweede onderdeel worden geakkordeerd voor iedere
morgen veenbare grond, tot het Gesticht behorende, dezelfde sommen
als voor het tot culture brengen van een morgen lands bestemd is.
Op het eerste onderdeel worden gebragt alle kosten van gewone
grondontginning, volgens de bestaande inrigting; op het tweede
onderdeel alle kosten van sluizen, kanalen, wijken, de molen,
benevens van het graven der turf.
De hoeveelheid turf, jaarlijks bij ieder Instituut te graven, zal
nader naar convenientie van zaken worden geregeld.
De prijzen van turf zullen zoodanig moeten worden geregeld:
1e dat jaarlijks uit de verkoop aan den Maatschappij,
gerestitueerd word, de gelden van het steken der turf; als
arbeidsloon en uitgeschoten;
2e dat uit die prijzen gevonden kunnen worden f 138.- voor
iedere morgen gronds, om de gronden later wederom tot cultuur te
brengen;
3e dat uit dezelve almede gevonden wordt ene rente
geėvenredigd aan de uitschotten voor kanalen, wijken, molens ect.
gedaan, en welke nader zullen worden bepaald;
de overige opbrengst der turf zal provisioneel, gedurende het
eerste jaar, ten voordele van het onderhoud van het gestigt kunnen
worden gebragt; later zullen daaromtrent nadere bepalingen worden
gemaakt.