18 september 1823 N7: Houdende maatregelen met betrekking tot verveenen in Veenhuizen


Drents Archief, toegang 0186, invnr 988




De Permanente Kommissie,

Overwegende, dat eene aanzienlijke hoeveelheid veen in de gronden te Veenhuizen aangekogt, gevonden wordt;

Overwegende, dat dit veen een gedeelte der gronden moet uitmaken tot ieder gesticht behorende;

Overwegende dat deze gronden met voordeel kunnen worden verveend en gedeeltelijk de middelen kunnen opleveren tot het bestaan van ieder Instituut noodzakelijk;

Overwegende, dat ter bereiking van dit oogmerk, de vaart uit het Smilder Kanaal bij Norch, benevens de nodige wijken moeten worden aangelegd, en deze zoodanig worden ingerigt, dat men van de bevaarbaarheid derzelve, als mede van het Smilder Kanaal, verzekert zij; en dat er mitsdien sluizen of verlaten in deze kanalen en wijken nodig zijn;

Overwegende dat de permissie alleen kan geobtineerd worden door aan te toonen, dat aan het Smilder Kanaal, het water door middel van een watermolen kan worden teruggegeven;

Overwegende, dat zodanige watermolen tevens zeer geschikkelijk tot een korenmolen voor de Instituten te Veenhuizen kan worden geapproprieerd; -

Heeft besloten gelijk dezelve besluit bij dezen:

Aan Heeren Gedeputeerde Staten der Provincie van Drenthe te vragen het noodige consent, om de vaart van Norch tot het Hoofdgesticht en vandaar verder door de Kolonien, van de vereischte verlaten te mogen voorzien, onder aanbieding van een windmolen te zetten, op de geschiktste plaats van het Kanaal, ter opmaling van het water uit het benedenpand in de hoofdvaart, benevens het doen maken van zodanig eene verlaatsplaats als volstrekt noodzakelijk mogt bevonden worden om dit doel te bereiken.

Zullende gezegde windmolen tevens tot een Korenmolen worden ingerigt.

Zoo in dit voorstel wordt toegestemd zullen de bestekken voor deze wind-, water- en korenmolen en de nodige sluizen worden opgemaakt en aan de Permanente Kommissie, ter approbatie, worden ingezonden.

Gedurende dezen winter zullen almede de noodige wijken worden aangelegd, teneinde de onderlinge communicatien der Hoofdgebouwen en de Hoeven, nevens de nodige gelegenheid tot het graven van turf, daar te stellen;

Tot vinding van de  noodige kosten van deze onderscheidene werkzaamheden, zal een gedeelte van het fonds van Veldarbeid voor iedere hoeve bestemd, daartoe geaffecteerd worden en wel onder de volgende bepalingen:

a. Het respekt grondontginning van het Grootboek van iedere kolonie wordt in onderdelen gesplitst; en wel bepaaldelijk in grondontginning en kosten van turfgraverij;

b. Op het eerste onderdeel worden de sommen voor het tot cultuur brengen der gronden geakkordeerd, en wel voor zoo vele morgens, als er grond bij ieder gesticht, vatbaar om gecultiveerd te worden, zullen worden gevonden;

c. Op het tweede onderdeel worden geakkordeerd voor iedere morgen veenbare grond, tot het Gesticht behorende, dezelfde sommen als voor het tot culture brengen van een morgen lands bestemd is.

Op het eerste onderdeel worden gebragt alle kosten van gewone grondontginning, volgens de bestaande inrigting; op het tweede onderdeel alle kosten van sluizen, kanalen, wijken, de molen, benevens van het graven der turf.

De hoeveelheid turf, jaarlijks bij ieder Instituut te graven, zal nader naar convenientie van zaken worden geregeld.

De prijzen van turf zullen zoodanig moeten worden geregeld:

1e dat jaarlijks uit de verkoop aan den Maatschappij, gerestitueerd word, de gelden van het steken der turf; als arbeidsloon en uitgeschoten;

2e dat uit die prijzen gevonden kunnen worden f 138.- voor iedere morgen gronds, om de gronden later wederom tot cultuur te brengen;

3e dat uit dezelve almede gevonden wordt ene rente geėvenredigd aan de uitschotten voor kanalen, wijken, molens ect. gedaan, en welke nader zullen worden bepaald;
de overige opbrengst der turf zal provisioneel, gedurende het eerste jaar, ten voordele van het onderhoud van het gestigt kunnen worden gebragt; later zullen daaromtrent nadere bepalingen worden gemaakt.