Besluit der Permanente Kommissie betreffende eenige bepalingen omtrent de inwendige administratie der koloniën met 1 Bijlagen genomen den 29e september 1820 (= instelling wijkmeesters)


Drents Archief, toegang 0186, invnr 960

De Permanente Kommissie van Weldadigheid,

Overwegende de noodzakelijkheid, om meer naauwkeurig te bepalen het personeel der Direktie in iedere kolonie, en te voorzien in eene goede bebouwing der gronden van de huisgezinnen van Weezen, Weduwen en andere personen die weinig kundigheden bezitten om hunne velden behoorlijk te bearbeiden, of daartoe de geschikte middelen missen;

Overwegende, dat dit oogmerk het geschikst kan bereikt worden, door een aantal kolonisten onder een bepaald toezicht te stellen, die hen in de veldarbeid behoorlijk onderwijst, die toeziet, dat dezelve behoorlijk wordt uitgeoefend, en voorts, door ieder kolonist naarmate van zijne ijver en bekwaamheid in den arbeid, te doen deelen in de voordeelen, die de gronden door deze bewerking opleveren;

Overwegende tevens de noodzakelijkheid, om fabriekmatigen arbeid zoodanig interigten, dat bij ongunstige saizoenen aan ieder huisgezin eene matige verdienste buiten den veldarbeid verschaft kan worden, en tevens dat het debiet van het produkt daarvan verzekerd worde;

Wijders, dat zoo tot den veld- als fabriekmatigen arbeid een bepaald fonds behoort te worden aangewezen, hetwelk, eenmaal daargesteld zijnde, door de inkomsten der kolonie zal worden gereproduceerd, en dus de duurzame welvaart der kolonisten verzekerd.

Overwegende eindelijk de noodzakelijkheid, om op een geschikte wijze te voorzien in het vinden van fondsen tot de inwendige Administratie der koloniën, en tot ondersteuning der kolonisten noodzakelijk, en

Gezien het Reglement van Inwendige Huishouding der koloniën, en andere bepalingen, daartoe betrekkelijk;-

heeft besloten, gelijk dezelve besluit bij dezen:

Artikel 1
Iedere kolonie wordt bestuurd door een onder-Durekteur, met een Boekhouder, aan de eerste ondergeschikt, welke pligten bij een bijzonder besluit verder omschreven zijn.

Artikel 2
Iedere kolonie zal, zoo veel mogelijk, worden afgedeeld in wijken van 20 tot 30 huizen; over ieder wijk wordt een wijkmeester gesteld; ieder wijk zal in twee sectien gedeeld, en over elk derzelver een opziener gesteld worden, aan den wijkmeester onderworpen.

Artikel 3
De pligt der wijkmeesters bestaat hoofdzakelijk in het zorgen voor een goede policie in hunne wijken; die der opzieners daarin, dat zij de kolonisten in den veldarbeid onderwijzen, vergezellende dezelve bestendig op den akkers. Wijkmeester en opziener zijn beide aan den Direkteur en Boekhouder ondergeschikt, en grengen derzelver bevelen stiptelijk ten uitvoer.

Artikel 4
De Direktie van de fabriekmatigen arbeid is onmiddellijk opgedragen aan den Direkteur der Spinnerij; een onderbaas in iedere Kolonie dirigeert dezelve onder zijn speciaal toezigt.

Artikel 5
Een onderwijzer der jeugd bestuurt in de gezamenlijke Kolonien het schoolonderwijs; een ondermeester is hem tot dat einde toegevoegd.

Over de veldarbeid.

Artikel 6
De voornaamste werkzaamheden, die de bebouwing der gronden vordert, als het spitten der grond, het poten van aardappelen, het ploegen, eggen, zaaijen en oogsten geschiedt in iedere sectie door de bewoners derzelve, vereenigd onder het opzigt van den opziener. De overige arbeid, welke de bewerking van de grond vordert, geschiedt door ieder huisgezin, op deszelfs toegewezene Hoeve.

Artikel 7
Voor iedere Hoeve worde te dien einde geaffekteerd
als voor het spitten van een morgen gronds tot aardappelen    F   30,00
voor het ploegen en eggen                                                        F   10,00
voor het zaaijen en maaijen                                                       F    10,00
voor het aardappelpoten                                                            F    10,00
voor het aardappelrooijen geniet ieder man 1/5 gedeelten van hetgeen hij rooijt   
onvoorziene uitgaven                                                                 F  10,00
                                                                                  Totaal        F  70,00       

Artikel 8
Ieder lid, tot eene sektie behoorende, wordt voor den opgegeven arbeid betaald volgens het tarief van de Maatschappij; terwijl van den arbeid, dien ieder in het bijzonder op zijnen grond verrigt, geene betaling genoten wordt. De onderopzieners genieten in den zomer 15 stuivers daags, in den winter 12 stuivers, zoo dikwijls zij met het volk arbeiden; doch op eigen grond arbeidende, geene betaling hoegenaamd.

Over de fabrijkmatige inrigting.

Artikel 9
Behalve het spinnen van vlas, waarin een of meerdere leden van een huisgezin, zullen kunnen delen naarmate hunne behoefte en waarvan het debiet door vrijwillige inschrijving verzekerd is, zullen in iedere wijk, zooveel mogelijk, en met die wijzigingen welke de omstandigheden mogten vorderen, aangesteld worden:
1 schoenmaker                     1 kleedermaker
6 huisgezinnen, ter bereiding van saijet en kousen
1 linnenwever                        1 wollengoedwever
1 wollenaaijster                     4 wolspinners en – kaanders
1 klompenmaker                   1 timmerman
 3 snuit- of vlasspinners        2 onderopzieners

Artikel 10
De Directeur der Spinnerij verschaft aan ieder huisgezin jaarlijks, zoveel mogelijk op de tijden dat de veldarbeid geen middel van bestaan oplevert, f 75,00 aan fabriekmatigen arbeid. Het produkt daarvan wordt afgeleverd aan den winkelier, die hetzelve aan de Kolonisten verkoopt; het onderkogte ( zoo er dit zijn mogt) wordt jaarlijks afgeleverd aan het algemeen Magazijn, om ten dienst van nieuw aangelegd wordende Kolonien gebezigd te worden.

Artikel 11
Behalve de opgegeven veld- en fabriekmatige arbeid, behoudt de Kommissie het regt aan zich, om de Kolonisten te doen deelen in de voordeelen van den arbeid, bij het aanleggen van nieuwe Kolonien en in die, welken andere werkzaamheden opleveren. De opgegeven veld-en fabriekmatigen arbeid wordt vergoed door het korten van twee stuivers op ieder gulden zoo op de gewone als buitengewone verdiensten van veld-en fabriekmatigen arbeid. Het fonds ter ondersteuning der Kolonisten door het heffen van een 10e gedeelten van den oogst van het graanland en waarvan het meerder bedragen dan het voorgeschotene van ieder Hoeve in het bijzonder gebragt worden zal in mindering der schuld waarmede den bewoner belast is. Ingevalle echter dit 1/10 niet voldoende zijn mogt tot het oogmerk zal er eene grotere korting op de verdiensten van den oogst kunnen plaatshebben en bij een bijzonder besluit van de Kommissie bepaalt worden.

Artikel 12
Ieder kolonist is gehouden zich te kleeden met het goed, in de Kolonien zelve gemaakt; wie zonder toestemming van den Direkteur en chef, andere goederen draagt, zal verstoken zijn van het voorregt om in den fabriekmatigen arbeid te deelen.

Over de kosten van de inwendige Administratie der Kolonien.

Artikel 13.
Tot de kosten van inwendige Administratie der Kolonien zullen gerekend worden:
1. De betaling der Ambtenaren van de Maatschappij in dezelve en het repareren der akkerbouwgereedschappen , aan de Maatschappij behoorende;
2. Het fonds ter ondersteuning der Kolonisten zal bestaan uit de som van f 5.000,00 voor ieder huisgezin, namelijk f 50,00 bij de algemeene rekening als bijzondere voorschotten voorkomende. De traktementen der Ambtenaren voor eene Kolonie van 100 huisgezinnen zijn geregeld als volgt:
aan den Onderdirecteur                                                  f 500,00
aan den Boekhouder                                                       f 375,00
aan een Direkteur der spinnerij f 3,00 per huisgezin       f 300,00
aan de Wijkmeesters, ieder f 208,00                               f 832,00
aan de Schoolmeester f 1,00 per huisgezin in Kolonie    f 100,00
aan den Ondermeester                                                    f 250,00
aan reparatie van gereedschappen                                 f 150,00  
                                                                             Totaal f 2507,00

Over het daarstellen der fondsen voor veld-en fabriekmatigen arbeid, benevens die der Administratie en ondersteuning der Kolonisten, en over de oprigting van dezelven.

Artikel 14
Voor het fonds van veldarbeid wordt door de Maatschappij tegoed gedaan
                                                                                        f 7.000,00
Voor de betaling van fabriekmatigen arbeid                    f 8.000,00
Voor de betaling aan arbeidsloon                                    f 6.000,00
tot aankoop van grondstoffen; totaal                              f14.000,00
NB. Ongerekend de fondsen, te valideren van de buitengewone arbeid in Artikel 11 vermeld.
Tot voorschot f 50,00 per huisgezin, van 100 dito :        f 5.000,00
Voor de kosten van Administratie                                   f 2.507,00  
                                                                    Totaal        f 28.507,00

Artikel 15
Het opgegevene kapitaal worde door de Maatschappij voor geschoten en zal aan de Koloniale Kas gerestitueerd worden ,op de volgende wijze:

1. Het fonds van den veldarbeid, door het heffen van f 50,00 op de voortbrengselen van den landbouw op iedere Hoeve, en door het betalen van f 20,00 van de huur van iedere Hoeve, welke de Maatschappij mede aan hetzelve afstaat; tezamen uitmakende f 7.000,00;
2. dat van den fabriekmatigen arbeid, door de goederen,welke de Kolonisten vervaardigen, en die aan hen worden verkogt, met eene verhoging van twee percent aan de Maatschappij en 2 dito aan de winkelier, boven de prijs waarvoor die aan het magazijn worden afgeleverd;
3. De fondsen van buitengewonen veld-en fabriekmatigen arbeid worden aan de Maatschappij gerestitueerd door den arbeid, ten behoeve van andere Kolonie verrigt, of door de afgeleverde goederen aan het magazijn;
4. Het fonds van inwendige Administratie wordt vergoed:
a. door het korten van twee stuivers op iedere gulden, zoo op de gewone als buitengewone verdiensten van veld- en fabriekmatigen arbeid;
b. door van ieder kind te korten op deszelfs wekelijksche verdiensten 3 duiten, en zoo dit niet toereikt, alsdan ook op den verdiensten der ouders;
c. door het belasten, met 2 percent, van alle verwerkte stoffen, ten behoeve der Maatschappij, om het was, of die aan Kolonisten verkogt, of aan andere Kolonien afgeleverd worden;
5.Het fonds ter ondersteuning der Kolonisten , eindelijk wordt schadeloos gesteld door het heffen van een 10e gedeelte van den oogst van het graanland; zullende het meerder bedrag daarvan boven het voorgeschotene, voor iedere Hoeve in het bijzonder, gebragt worden in mindering der schuld, waarmede de bewoner is belast. Ingevalle dit 1/10 niet voldoende zijn mogt, tot het oogmerk, zal er eene grotere korting op de verdiensten door den oogst kunnen plaatshebben, en zal dit bij een bijzondere besluit van de Kommissie bepaald worden.

Verantwoording der opgegeven fondsen

Artikel 16
Ter verantwoording der opgegevene fondsen en van de verdere Administratie der Kolonien, houdende Onderdirecteur:
1. een Rekening-courant  met den Directeur, waarin hij aan den eenen kant alle ontvangsten en aan de andere zijde alle uitgaven noteert en waarvan hij wekelijks een extract, met de daarbij behorende werkstaten, wekelijksche betalingstaten , en kwitansien inzendt;
2. een Rekenboek der Kolonien, volgens bijgevoegd model. Op de eerste bladzijde van dit Rekenboek zijn aangewezen de geaccordeerde sommen voor veld- en spinarbeid, beide onderscheiden in het administratiefonds en in gewone en buitengewone en voor bijzondere voorschotten benevens het totaal der sommen, op de onderscheidene aspecten toegestaan. Behalve deze posten wordt op deze bladzijde gevonden een rubriek, genoemd het Krediet bij de Maatschappij, waarvan het gebruik nader zal worden opgegeven, en eene rekening van buitengewone uitgaven van den Heer Directeur, ingevolge een besluit van de Permanente Commissie bevolen of geautoriseerd, en welke uitgaven derhalve nimmer met de gewone uitgaven behoren te worden verward.
Wekelijks worden op deze rekening ingeschreven de posten, op de onderscheidene respecten uitgegeven, en deze van de geaccordeerde sommen afgetrokken, opdat het blijke welke sommen nog kunnen of mogen worden aangewend.
Op de rubriek Krediet bij de Maatschappij worden geboekt de gelden, welke van de onderscheide objecten, nader te expliceren, nader te ontvangen en ten dienste der Kolonien worden aangewend, zoodanig dat deze in mindering strekken van hetgene anders, als geakkordeerde posten door de Maatschappij zou hebben moeten worden voldaan.

Op de tweede bladzijde van dit Boek zullen worden aangetekend alle uitgaven, door den Onderdirecteur gedaan, met aanwijzing van de no's der kwitansien, aan den Directeur met het extract der rekening-courant toegezonden; zullende de uitgaven voor de paarden gebragt worden op de rubriek veldarbeid.
Op de twee bladzijden zal worden aangetekend, in de eerste rubriek de posten, in kontant geld, zoo van den Directeur als van anderen ontvangen, gelijk mede de sommen op de verdiensten der Kolonisten ingehouden en van anderen, in kontanten genoten, welke ten dienste der Kolonien gebezigd worden, of in kas voorhanden blijven.
De tweede rubriek, Krediet bij den winkelier, zal bevatten de waarde der goederen door den Directeur der Spinnerij aan den winkelier afgegeven om verkocht te worden. Alle betalingen die door dezen daarop geschieden zullen van het saldo, waarvoor hij gekrediteerd is, worden afgetrokken, bij de Kontanten in ontvang genomen en overgeschreven worden op de rubriek Krediet der Maatschappij, omdat deze sommen werkelijk in mindering strekken van hetgeen de Maatschappij op de geakkordeerde sommen te betalen heeft.
Eindelijk zal op de rubriek: Krediet bij de Maatschappij geboekt worden:
1. de arbeidsloon van goederen voor rekening van de Maatschappij of van  het Magazijn vervaardigd en waarvan de grondstof niet door de Koloniale kas is betaald;
2. De gelden, door den winkelier betaald, van de goederen hem geleverd;
3. De waarde der goederen, bij het eindigen van het jaar niet door den winkelier verkogt, en aan het Magazijn teruggeleverd wordende;
4. Alle zoodanige andere ontvangsten, als de waarde van landprodukten, aan het Magazijn afgeleverd, tot formering van het fonds voor de Kas van de Kolonien benevens alle andere, waarvan het bedrag in ontvang genomen, ten dienste der Kolonien is aangewend, en gestrekt heeft tot vermindering van uitgaven, tot welk de Kommissie anders gehouden zoude zijn geweest.

Artikel 17.
Indien, bij het eindigen van het jaar, blijken mogt dat, na betaling van de huur tegen f 50,00 per hoofd, de fondsen der Kolonien mogten zijn geaccordeerd en meer bedragen dan de bestrijding der geaccordeerde sommen en de buitengewone uitgaven tezamen uitmaakten, zal dit meerdere ter dispositie van de Kommissie gesteld worden, en strekken in mindering van de schuld der Kolonisten. Terwijl bij eene eventuele tekortkoming hetzelve zal worden aangevuld door eene verhoogde belasting op de verdiensten, of op de veldvruchten, of wel op beide, naar bevinding van zaken.

Artikel 18.
De boekhouder zal gehouden zijn wekelijks uit de Rekening-courant van den Onderdirecteur dit boek bij te schrijven.

Additionele Artikelen.

Artikel 1.
De grondstoffen, welke ter vervaardiging van goederen, tot gebruik der Kolonien bestemd, gebezigd worden, brengt den Directeur der Spinnerijen aan den Onderdirecteur in rekening; het bedrag daarvan wordt asl contant geld aangenomen en direkt in mindering der geaccordeerde sommen, en word fabriek: gewone fabriekmatige arbeid, daarmede belast    . Indien de goederen ten dienste van het Magazijn worden vervaardigd, worden de grondstoffen door het Magazijn geleverd, alleen de arbeidsloon wordt verrekend, en de uitgaven geboekt op het respekt: buitengewone fabriekmatige arbeid.

Artikel 2.
Indien eene nieuw aangelegde Kolonie niet ten volle gereed is, zullen de kosten, die nog moeten worden aangewend, bij een besluit der Permanente Commissie gebragt worden op de rubriek: buitengewone veldarbeid, zullen deze gedeeltelijk streken ter goedmaking van het onderhoud der paarden. In het vervolg echter zullen de paarden onderhouden worden door gronden, te dien einde bebouwd, en verder komen ten laste van het respekt: gewone veldarbeid.

Artikel 3.
Zij, die zilveren medaille erlangen, zijn des verkiezende van de verpligting ontslagen om jaarlijks f 50,00 voor het fonds van den veldarbeid op te brengen, doch genieten dan ook geene betaling voor arbeid, dien zij op hunne eigen gronden verrigten, noch eenige ondersteuning bij de bearbeiding van dezelve.

Gearresteerd den 29 September 1820