Post van Weldadigheid

Op het platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21 september 2017 het project Post van Weldadigheid plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents Archief en in de database alle kolonisten.
Ten behoeve van dat project schreef ik elke week een column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...

Stukje 48: De Commissie van Toevoorzigt, deel 1

De Maatschappij van Weldadigheid heeft een controlerend orgaan. De 'Commissie van Toevoorzigt', in het vervolg voor het gemak met 'cht' geschreven, dan hoeven er niet steeds aanhalingstekens om.

De commissie van toevoorzicht wordt getrapt gekozen. Er is grote kans dat mensen tijdens het indexeren wel eens een brief over die verkiezing hebben gezien. Het werkt als volgt: voor elke honderd leden mag een plaatselijke subcommissie van weldadigheid een 'kiezer' uit haar midden selecteren. Bij meer dan honderd leden mag ze een extra kiezer aanstellen en kleine subcommissies, met minder dan honderd leden, mogen ook een kiezer benoemen.

Dat laatste is pas sinds het reglement voor de subcommissie van 1830, vóór die tijd vielen kleinere subcommissies buiten de boot en dat leidde wel eens tot wrijvingen. Zo maakt de subcommissie van weldadigheid Edam zich eind 1819 heel erg boos als ze in een een circulaire met een overzicht van ledenaantallen heeft gezien dat haar 69 leden schril afsteken tegen het aantal van 'hunne naburigen stad Monnickendam'. Die hebben 211 contribuanten, waarvan 93 uit de plaats zelf en de rest van de omringende dorpscommissies.
De Edammer secretaris kondigt aan 'onbewimpeld' te gaan reageren, en dat doet al het ergste vrezen. En weliswaar is zijn vier kantjes brief doorspekt met opmerkingen als 'het zij echter met allen gepasten bescheijdenheid gezegd', maar desalniettemin is het een uiterst venijnig epistel. Met als boodschap: Monnickendam heeft vals gespeeld.
De subcommissie Edam 'kan volstrekt niet begrijpen dat UwEdele hebt kunnen billijken de handelwijze der subkommissie van Monnickendam'. Edam had ook wel de plaatsen in haar omgeving bij haar ledental kunnen tellen, maar heeft dat niet gedaan omdat het reglement dat verbiedt en zij dat reglement 'stiptelijk hebben geobserveerd'. Volgens dat reglement horen de kleinere plaatsen bij een stad met een rechtbank van eerste aanleg, en in dit geval is dat bij de stad Hoorn. Dat Monnickendam ze 'propria autoritate', naar eigen goeddunken, wel heeft ingelijfd, is tégen het reglement, is bedrog en is volstrekt verwerpelijk.

Het gevolg van dit valsspelen, merkt Edam op, is dat Monnickendam een of twee kiezers mag leveren en Edam nul. Onbillijk jegens de subcommissie Edam, die 'alles, wat maar mogelijk was, aangewend hebbende, wat ter bevordering der belangen UwEdleder Maatschappij konde dienstig zijn'. De secretaris van Edam wijst erop dat dit een verlies is voor de Commissie van Toevoorzigt en daardoor voor de Maatschappij. Hij zegt niet echt dat alle Monnickendammers dom zijn maar het scheelt niet veel en hij bejammert dat de Maatschappij nu de mannen van verstand en inzigt die Edam te leveren heeft, misloopt.

De landelijke leiding van de Maatschappij van Weldadigheid schrikt van het toontje in de brief en haast zich om de hulp van Hoorn in te roepen. Die komt ijlings met een 'kantonnale indeling', waardoor Edam voortaan ook de zorg krijgt over de dorpscommissies van Middelie en Axwijk, Kwadijk, Warder, Oosthuizen en Hobrede, Etersheim en Zuid-Schardam. Niet dat daar contribuanten zitten, maar het gaat om het gebaar.

Overigens, toen ik dit verhaal vertelde op een lezing in Monnickendam, verzekerde de zaal mij dat zulke botsingen tussen hen en Edam de hele geschiedenis door bij alle gelegenheden hebben gespeeld.

Goed, terug naar de kiezers. De permanente commissie doet als suggestie voor die verkiezing om 'op eene daartoe geschikte publieke plaats eene lijst te doen nederleggen, waarop de namen van al de leden van het ressort voorkomen, en waarop elk derzelve achter zijne naam den persoon zal aanwijzen, die hij tot Kiezer wenscht benoemd te zien'.
Zo'n kiezer blijft drie jaar in functie en draagt elk jaar één persoon, 'onverschillig waar zijne woonplaats is; moetende dezelve slechts lid van de Maatschappij zijn', voor tot lid van de commissie van toevoorzicht.
Voor wie het na wil lezen: in het oktobernummer 1830 op pagina 779 van de Vriend des Vaderlands staat het reglement voor de subcommissies en de artikelen 34 en 35 gaan over kiezers.

Wat indexeerders tussen de post kunnen aantreffen, zijn:
▪ brieven van een subcommissie wie hun kiezer is;
▪ brieven van kiezers die iemand voordragen voor de commissie van toevoorzicht;
▪ brieven van voorgedragenen die wel of niet hun benoeming accepteren.

Het klinkt allemaal als pure democratie. Het klinkt alsof een volkomen onafhankelijk en uit de eigen leden voortgekomen orgaan vrijelijk mag controleren of de permanente commissie haar werk goed doet. Het is bijna on-negentiende eeuws.
Maar dan... artikel 25 van het het reglement van de Maatschappij (de Star 1820 pagina 348) heeft ook vastgesteld dat de commissie van toevoorzicht uit 24 mensen (lees: mannen) moet bestaan. En er zitten er ook inderdaad elk jaar 24 in.
Welnu, in de tijd die we indexeren heeft de Maatschappij gemiddeld zo'n 9.000 leden en dus minimaal 90 kiezers. Misschien zit onder ons wel een rekenmeester die kan berekenen hoe groot de kans is dat de voordrachten van die 90 kiezers precies 24 uitverkorenen opleveren? Of in andere woorden, hoeveel gelegenheid de permanente commissie heeft om uit de voordrachten haar eigen college van 24 mannen samen te stellen?

In het volgende stukje meer over de werkzaamheden van de commissie van toevoorzicht en de dwarsliggers uit 1846.

Wil Schackmann