Op het
platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21
september 2017 het project Post van Weldadigheid
plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid
van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans
werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat
ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende
persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents
Archief en in de database alle
kolonisten.
Tem behoeve van dat project schreef ik elke week een
column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...
Johannes Lambertus Jansen komt oorspronkelijk uit het plaatsje
Uikhoven in Belgisch Limburg. Over de eerste zevenentwintig jaar
van zijn leven is (nog) niets bekend, maar in 1809 bevindt hij
zich te Deventer. Hij trouwt daar met de tien jaar jongere
Margaretha Ehrlich, een sergeantsdochter. Het echtpaar zal dertien
kinderen krijgen, waarvan er acht in leven blijven, wat iets boven
het landelijk gemiddelde is.
Als Margaretha's vader, die bij hen inwoont op het adres
Enge(l)straat 1044, overleden is, verlaten ze Deventer en vestigen
ze zich in Rotterdam. De subcommissie van weldadigheid van die
stad draagt hen in 1822 voor als kolonisten in de vrije koloniën.
In de aanbeveling meldt Rotterdam dat Johannes Lambertus is
'opgebracht in de landbouw' en het beroep van timmerman uitoefent.
De voordracht wordt geaccepteerd en 20 maart 1822 komen ze aan,
met drie kinderen en een ingedeelde jongeman. Zie de aankomststaat
(Drents Archief, toegang 0186, invnr 1370).
Volgens die staat betrekken ze hoeve nummer 15 in kolonie 6. Dat
is het gebied ten noorden van Willemsoord op de grens van
Overijssel en Friesland, ook wel Willemsoord-Steggerda genoemd, en
het betekent dat Johannes Lambertus en zijn gezinsleden de eerste
bewoners van dat huisje zijn, want kolonie 6 is dan nog maar net
gebouwd. Medio 1825 wordt dit gebied administratief samengevoegd
met kolonie 3, Willemsoord, en dan krijgt het huisje het nummer
138. Die tussen 1866 en 1872 afgebroken hoeve lag op wat
tegenwoordig heet de Amsterdamselaan, kadastraal Steenwijkerwold B
20, met de coördinaten 52.839769 en 6.092112.
Familie-onderzoekers die het koloniale archief hebben onderzocht,
kunnen met mij getuigen: hoe stouter een familie is, des te meer
is er over hen te vinden. Maar als je de wijkmeester niet slaat of
de buurvrouw niet bespringt, komt je veel minder vaak in de
stukken voor. Johannes Lambertus was blijkbaar braaf, het soort
kolonist dat de directie graag ziet: hard werken, niet klagen en
dankbaarheid tonen voor de nieuwe kans in het leven die je hier
geboden wordt,
Het zal ook niet voor niets zijn dat hij in 1831 wordt benoemd tot
'gemeensman' voor Willemsoord. In die functie maakt hij samen met
de onderdirecteur, twee wijkmeesters en de boekhouder deel uit van
de 'Raad van Toezigt' voor die kolonie. Zie de ondertekening van
een verbaal van die raad dd 28 mei 1831, met de onderdirecteur
Bartolomeus Schurer, de wijkmeesters Jacobus de Nekker en
Christiaan Koppe, de ietwat wankele handtekening van Johannes
Lambertus en de boekhouder Dirk Schuurman (Drents Archief, toegang
0186, invnr 1615).
Die raad van Toezigt doet geen uitspraken, maar bereidt de
zittingen voor van de 'Raad van Policie voor de gewone koloniën'.
Daar zit Johannes Lambertus Jansen ook in, evenals de
gemeensmannen van Frederiksoord en Wilhelminaoord en uit het
stemgedrag bij die zittingen kunnen we proberen af te leiden hoe
Johannes Lambertus denkt over het koloniale leven.
Hij is het in ieder geval, blijkt uit de eerste zitting van 1831,
met iedereen eens dat een ongehuwd zwangere kolonistendochter en
haar vriend naar de strafkolonie op de Ommerschans moeten, ondanks
de verklaring van de twee 'voornemens te zijn, zoo spoedig
mogelijk, een wettig huwelijk met elkanderen aan te gaan'. De raad
besluit unaniem tot verbanning naar de strafkolonie, onzedelijk
gedrag mag gewoon niet.
Ook unaniem is de vrijspraak bij gebrek aan bewijs voor een
groepje jongens die 'op eene moedwillige wijze, eenig plantsoen
zouden hebben beschadigd'. Weglopers van de kolonie moeten altijd
met strafkolonie worden bestraft, luidt het reglement en meestal
gebeurt dat dan ook, maar op de zitting van 7 april 1831 heeft men
het er moeiljk mee. Het gaat om kolonistenvrouw Kinkelaar, die 'al
meermalen is te zoek geweest' en nu zonder verlof was weggegaan om
afscheid te nemen van haar broer die met de schutterij zou
vertrekken. Omdat het gezin Kinkelaar 'zich overigens wel
gedraagt, en zich vooral door de veel beloovende kinderen gunstig
onderscheidt' zouden de raadsleden 'anders zoo gaarne' van het
reglement afwijken. Maar dat kan niet...
Een van de volgende keren doen ze het toch. Dan gaat het om drie
jongens van rond de veertien jaar die hun familie in Bergen op
Zoom wel eens wilden bezoeken en tot weglopen waren 'verleid
geworden door de mede weggeloopen bestedeling Cornelia van Zuilen,
van 's Gravenhage, die nog maar acht dagen in de kolonien, zeer te
onvreden was en hun beloofd had, te Amstrd. aangekomen zijnde, hun
van reisgeld, dat zij daar van hare bloedverwanten zou kunnen
bekomen, te zullen voorzien'. Te Amsterdam was Cornelia er echter
stilletjes vandoor gegaan, waarna de jongens 'aan een Policie
Agent herberging en weder opzending verzocht hebben'. Die jongens
hoeven niet naar de strafkolonie en hetzelfde geldt voor drie
mensen die nog maar net op de kolonie zijn en aan wie 'het
Reglement van tucht niet bekend gemaakt was', zodat ze niet konden
weten dat ze niet mochten weglopen.
Die soepelheid is er niet bij de diverse zittingen met ongehuwde
zwangerschappen. Dan wordt er altijd 'met eenparigheid van
stemmen' tot verbanning besloten. En als de hiervoor genoemde
mensen die het reglement niet kenden voor een tweede keer
weglopen, vliegen ze ook naar de strafkolonie. Bij één gelegenheid
willen twee leden van de raad (er wordt niet gezegd welke)
clementie omdat een jonge vrouw was weggelopen om 'haar kind,
hetwelk in het Weeshuis te Leiden uitbesteed is, te hebben willen
gaan zien'. En bij een ander geval wil één lid (weer wordt niet
gezegd welk) een wegloopster 'wier jonkheid tot de begane misstap
aanleiding gegeven kan hebben' niet straffen. Verder gaat alles
unaniem, ook de zaken, dat zijn er vrij veel dit jaar, die worden
afgedaan met een 'ernstige vermaaning'.
Is dit de enige manier waarop Johannes Lambertus met de tuchtraad
te maken heeft gehad, sommige van zijn kinderen komen wel eens aan
de andere kant van de rechtspraak terecht. Zoon Paulus zou in 1839
betrokken zijn bij baldadigheid in de fabriek van kolonie 3. Maar
bij de behandeling ervan geeft 'P. Jansen te kennen dat de
fabrijksbaas van Galen zoude kunnen verklaren dat hij onschuldig
was' en komt hij er zonder straf van af. Dat is wel grappig want
die uit Monnickendam afkomstige Van Galen wordt zijn schoonvader.
Juni 1843 moet Paulus voorkomen omdat Geertje van Galen zwanger
van hem is, ze zijn zo slim de zitting niet af te wachten en voor
die tijd samen van de kolonie te deserteren.
Eerder, in 1841, had hij zich samen met zijn broer Pieter
schuldig gemaakt aan 'het steeken en wegvoeren van plaggen, zonder
daartoe verlof te hebben bekomen van de eigenaren'. Bij die
gelegenheid waren ze door een politieagent uit Blesdijke betrapt.
Maar dat wordt ze allemaal niet te zwaar aangerekend, het blijft
in de ogen van de directie een gezin waarvan 'er bij hetzelve
niets nadeeligst te zeggen valt'.
In 1842 overlijdt Johannes Lambertus Jansen, kort na zijn
zestigste verjaardag. Twee jaar later volgt echtgenote Margaretha
Ehrlig hem in het graf. Van de kinderen zijn er de nodige die
zich, net als de genoemde Paulus, richten op de koloniale
huwelijksmarkt. Ook Pieter trouwt een kolonistendochter, de uit
Amsterdam afkomstige Catharina Venker.
Twee blijven op die manier nog een tijdje in de kolonie. Anna
Maria Janssen trouwt met een kolonistenzoon uit Oudenbosch,
Antonius Hertog, die de hoeve van zijn vader overneemt, zodat Anna
Maria kolonistenvrouw wordt. En Arnoldus Janssen trouwt een
kolonistendochter, Aaltje Brands uit Groningen, en hij wordt zelf
kolonist, hij neemt de hoeve van de Janssens een aantal jaren
over. Het duurt tot 1875 eer de laatste nakomeling van Johannes
Lambertus Janssen van de kolonie is verdwenen.
--
Dit verhaaltje over J. L. Janssen is tot stand gekomen in
samenwerking met zijn nazaten Ina Hoogenbosch-Glas, Wim
Kortekaas en Joke Janssen, die onderzoek doen naar de
familie-geschiedenis. Wij dragen dit stukje op aan Marieke
Janssen, de gangmaakster van dat onderzoek, die helaas verleden
jaar plotseling is overleden.
Wil Schackmann