Op het
platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21
september 2017 het project Post van Weldadigheid
plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid
van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans
werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat
ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende
persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents
Archief en in de database alle
kolonisten.
Ten behoeve van dat project schreef ik elke week een
column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...
Tussen die bedelaars zitten toch bijzondere types. Vaak ook helemaal niet van talent gespeend. Een tijdje geleden kwamen we er in dit verhaal eentje tegen die orgels zou kunnen bouwen en de bestaande afbeeldingen van Veenhuizen hebben we te danken aan een bedelaarskolonist met tekentalent, Hendrik van Geelen.
Dan Friedrich Adolph Hagemeijer. Hij is muziekmeester.
Geboren in Brackwede (toen een dorp, nu een stadsdeel van
Bielefeld) in 1799, het laatst woonachtig in Deventer. Getrouwd
met de even oude geboren Deventerse Harmanna Linet of Lenet. Ze
hebben zeven kinderen. En ze hebben het arm, erg arm. Zomer 1842
is de nood zo hoog geklommen dat Friedrich Adolf en zijn gezin
zich vrijwillig melden bij de Maatschappij van Weldadigheid, naar
hij schrijft om 'het verachtelijke beedelen voor te buigen' (dat
is een germanisme, het Duitse vorbeugen betekent voorkomen).
Na vier dagen op de Ommerschans krijgt het gezin een
bedelaarswoninkje aan de buitenkant van het derde gesticht. Dan
wordt hij benaderd door de schoolmeester van het eerste gesticht,
'van den muziekmeester en zijne zes muzicale kinderen gehoort
hebbende', die wel wat hulp kan gebruiken voor zijn zangkoor. Hij
stelt voor dat Hagemeijer formeel op kantoor komt werken, 'egter
uw met de muziek bezig houdende', waarvoor hij drie gulden per
week zou krijgen.
Hagemeijer vertelt dat ook de adjunctdirecteur van het eerste
gesticht 'Poeleman' (hij bedoelt Poelman) en directeur
'Coneijneberg' (hij bedoelt Van Konijnenburg) accoord gaan en het
gezin verhuist naar het eerste gesticht. Maar daar valt het bitter
tegen. 'Daar gekomen zijnde zet men Hem, in plaats van fl. 3 op
het Cantoor te verdienen agter de schrobbelbank: ja dag!'
Hij zoekt een oplossing: 'daarom ging hij met den schoolmeester te
rade of het niet zoude kunnen geschieden, dat de leeden van het
gezang koor, ieder eenen cent voor hune Theoretisch en Practische
gezanglessen, tot des suppliants broodversterking betaalden'. Maar
vervolgens weigert 'Poeleman' dat geld af te dragen. Daarop
krijgen de twee ruzie en heeft 'Poeleman' hem 'op alderhande aard
en wijze, onregtvaardig getreiterd, gevit, of gecongneerd'.
Zodanig dat hem de lust om in de kolonie te blijven vergaan is.
Hij schrijft een rekwest aan het lid van de permanente commissie
Faber van Riemsdijk om ontslag. Hij laat het verzoekschrift door
ene mejuffrouw Pendler bezorgen, maar omdat hij niet zeker weet of
het aankomt, doet hij er meteen een volgend rekwest achteraan,
waarin hij uitlegt dat hij weg wil 'omdat hier de feine schelmerij
en wilkeurige vitterij al te groot is'. Hij geeft een voorbeeld
daarvan, maar eigenlijk vindt hij het 'veel te verveelend, om alle
zulke verachtekijke handelwijze te ontzijveren'. Zijn geklaag
heeft succes, hij wordt een paar maanden later ontslagen en het
koor van het eerste gesticht moet het verder zonder muziekmeester
doen.
De laatste voor vandaag is Simon de Leeuw Emanuel van Dort.
Hij komt 7 augustus 1838 het bedelaarsgesticht op de Ommerschans
binnen, aangevoerd vanuit Utrecht en hij krijgt in 'het boek
gemerkt H' bedelaarsnummer 1586. Volgens zijn inschrijving is hij
geboren in Amsterdam op 10 mei 1782 (dus 56 jaar oud als hij in
het bedelaarsgesticht komt), met als godsdienstige
gezindheid 'Israeliet'. Signalement: 'Aangezigt: Ovaal. Haar:
grijsachtig. Oogen: blaauw. Neus: Gewoon. Mond: id. Kin: Rond.
Merkbare teekenen: regterzijde gebroken, vier vingers linkerhand
stijf.'
Hij wordt 15 september 1838 overgebracht naar Veenhuizen en
vandaaruit komt hij 21 december 1840 met een plan voor de
droogmaking van de Haarlemmermeer. Hij heeft een machine
uitgevonden waardoor het mogelijk zou zijn dat in Nederland al
veelbesproken meer voor 'maar 1/2 miljoen gulden binnen 24 maanden
te zullen zijn uitgemalen'. Hij voegt een tekening bij, waarin de
rondjes in vierkantjes 'kamer balk pompen' zijn.
Nadere inlichtingen, aldus Van Dort, kunnen desgewenst de
'Inginjeuren van de Waterstaat van mij meedegedeeld bekoomen,
alhier bij mij ter 2de gesticht'. Hij specificert dat nog met
'zaal 15, letter B'.
Of er ooit inginjeuren van waterstaat bij hem in Veenhuizen-2
langsgekomen zijn, durf ik te betwijfelen. De permanente commissie
neemt niet de moeite de brief door te sturen, haar agenda vermeldt
'ter notificatie'.
Van wikipedia begrijp ik dat het droogmalen van de Haarlemmermeer
vier jaar heeft geduurd en 14,5 miljoen heeft gekost. Getallen
waar Simon de Leeuw Emanuel van Dort ver onder zat...
Met dank aan Abdulwadûd Louws, Theo Zelders en Jan
Ebels voor transcripties.
Wil Schackmann
Van Friedrich Adolph Hagemeijer blijkt ook een eerdere brief
in het archief te zitten, zie hier.