Op het
platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21
september 2017 het project Post van Weldadigheid
plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid
van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans
werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat
ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende
persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents
Archief en in de database alle
kolonisten.
Tem behoeve van dat project schreef ik elke week een
column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...
Knuvers! Lambert Knuvers, wiens naam ook wel voorkomt als Knuwer
of Knuver, is de employée die betrokken was bij de kwestie Eksteen
waar ik in het vorige stukje over
begon. Hij is geboren 1800 en sinds 1823 opzichter der gebouwen te
Veenhuizen en hij moet eind 1835, een maand voor de vorige week
beschreven gebeurtenissen, verschijnen voor de Raad van Tucht van
Veenhuizen-2.
Bij die gelegenheid heeft Willem Frederik Eksteen een proces
verbaal geschreven omdat Knuvers onzedelijke omgang zou hebben
gehad met zijn echtgenote die hier als Ester in plaats van Hester
de Kort opgevoerd wordt. De informatie zit niet tussen de post
maar in de dozen met tuchtverslagen, een ander bijzonder
interessant gedeelte van het Maatschappij-archief dat ik iedereen
van harte kan aanbevelen (Drents Archief, toegang 0186, invnrs
1613-1625).
De Raad van Tucht laat alledrie de betrokkenen voorkomen en
verhoort ze meerdere keren, eerst apart, daarna gezamenlijk.
Hester de Kort komt met gedetailleerde beschrijvingen, zowel van
het tijdstip, 'des avonds tusschen licht en donker', als van de
plek waar het zich heeft afgespeeld, 'achter de woning van de
weduwe Femers drie a vier akkers bezijden de weg, in een bezaaid
roggestuk'. Ze voegt toe dat zij 'daarvoor had genoten twee vijf
stuiver stukken ofschoon een daalder aan haar was beloofd' en dat
zij 'van dien tijd af en ter oorzake van die gemeenschap in eene
zwangere staat verkeerde'.
Alleen over de datum schept ze onduidelijkheid, de ene keer gaat
het over 'zeven of acht weeken geleden', de andere keer wordt 'het
tijdverloop nu berekend op vijf of zes weeken' en er is ook niet
helder of en wanneer ze Knuvers daarna nog heeft getroffen. Om die
onduidelijkheid te verklaren, verwijst Willem Frederik Eksteen
naar naar haar geestvermogens, hij verklaart 'dat zijn vrouw de
ene dag niet weet wat de andere gebeurd is'.
Lambert Knuvers verweert zich 'onder de kragtigste bewoordingen en
verzekeringen dat alles eene bedachte leugen is'. Hij is wel
benaderd door Hester, die toen 'gezegd had door haar man te zijn
uitgezonden om wat te verdienen', maar hij houdt vol daar niet op
in gegaan te zijn. Volgens hem is het een opzetje 'om afzetterijen
te plegen'. Dat wordt in zoverre bevestigd door Hester dat ze
verklaart door haar man aangespoord te zijn om verleden week naar
het huis van de opzichter te gaan, 'om van genoemden L. Knuwer te
vragen eene som van fl. 20,- om daarvoor de zaak af te maken'.
In de Raad van Tucht zitten employées van de Maatschappij en die
hechten altijd meer geloof aan een mede-employée dan aan bedelaars
en het slot van de zitting is dat het verhaal van Eksteen en zijn
vrouw 'voor een verdichtsel wordt gehouden en als verregaande
eerroof behoort beschouwd te worden'. Als directeur Jan van
Konijnenburg het zittingverslag heeft gelezen vindt hij het
verstandiger om Willem Frederik Eksteen en Hester de Kort uit de
buurt van Knuvers te houden en over te laten plaatsen naar de
Ommerschans. Ik ben nu van de tuchtraden weer terug bij de post
van Weldadigheid.
Het transport vindt een paar dagen na de vorige week beschreven
gebeurtenissen en dus na de breuk tussen de echtelieden plaats.
Het is dan maandag 28 januari 1836. Het gebeurt met 'een wagen van
het 3e gesticht', met als voerman Rutte (voorzover bekend geen
familie van de minister-president) en onder geleide van de
brigadier-veldwachter Timmermans. Eksteen loopt naast de wagen en
praat met Timmermans, als hij 'tusschen de Smilde en Beilen zijn
vrouw, die op de wagen zat opzettelijk en onverwagts een steek met
een mes had toegebragt'.
Ze wordt geraakt in haar linkerarm waarin het mes
'niettegenstaande zij omgeven was van een deken, tot op het bot
toe was doorgedrongen'. Ongetwijfeld was het Eksteens bedoeling
haar in het hart te treffen, 'waarvan de arm haar schijnt
beveiligd te hebben'. De brigadier-veldwachter springt toe, slaat
Eksteen met een stok op het hoofd en bemachtigt 'het moordtuig,
dat door de steek deszelfs punt verloren had'.
Voorzover er misschien nog iets te lijmen was geweest is dat nu
voorbij en het huwelijk definitief beëindigd. Al lukt het Willem
Frederik Eksteen niet een officiële scheiding uitgesproken te
krijgen. Hij probeert het wel en vraagt aan de permanente
commissie een kopie van het tuchtverslag over Knuvers, 'om tegen
haar volgens haar eygen bekentenis in regten te ageeren om van
haar te separeren'.
Het zoontje waar Hester de Kort een aantal maanden later van
bevalt, erkent hij niet, 'omdat zij door den opzigter der gebouwen
is verleid geworden'. Waardoor van dat ogenblik af 'ik haar nimmer
als wettige vrouw wil erkennen'. Het zal, schrijft hij aan de
permanente commissie, duidelijk zijn 'dat door dat geval nimmer
liefde en eendragt tusschen mij en mijn vrouw bestaan kan'. Hij
is, het is dan achterin 1836, 'door den Regtbank van eersten
aanleg te Deventer gevonnist geworden tot een gevangenzetting van
zes dagen, om reden ik de doopacte niet heb willen tekenen, wijl
het mijn kind niet is.'
Maar ze behoren allebei tot de volstrekt kanslozen en dan heb je
hulp uit de hogere standen nodig en die krijgt Eksteen niet,
waardoor een scheiding achterwege blijft. Ze trekken voortaan wel
helemaal gescheiden op. Ze worden allebei een paar keer
vrijgelaten uit het bedelaarsgesticht, redden het daarna niet in
de gewone maatschappij en worden dan weer opgenomen.
Maar steeds apart. Als Willem Frederik in 1841 uit Veenhuizen
ontslagen wordt, na zijn vijfde opname, is Hester net tijdens haar
derde opname van de Ommerschans naar Veenhuizen overgebracht. En
als Willem Frederik bij zijn zevende opname in juni 1847 wordt
binnengebracht, zit Hester er net een maand. Het moet wel vreemd
zijn elkaar als ex-echtelieden daar steeds tegen te komen.
Overlijden doen ze allebei in 1849. Eerst Hester, in mei, dan
Willem Frederik in september. Bij de aangifte melden de
zaalopzieners wel steeds 'echtgeno(o)t(e) van'.
Wil Schackmann