Op het
platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21
september 2017 het project Post van Weldadigheid
plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid
van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans
werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat
ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende
persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents
Archief en in de database alle
kolonisten.
Tem behoeve van dat project schreef ik elke week een
column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...
Ik dacht: wat is dit??
Waar slaat deze scan op, wat betekent dit nummer?
Dit is invnr 193 scan 395. De vorige scan gaat over iets heel anders en op de volgende scan, vermoedelijk de achterkant van het nummerbriefje, staat alleen maar 'J. Gerritse'. Daar word ik ook niet wijzer van.
Maar gelukkig kon ik door de scans bladeren, en vond ik de bijbehorende brief. Die is van 15 maart 1838 en komt van de 'Provisoren van het Gereformeerd Diaconie Wees- en Gasthuis te Harderwijk'. Daarin delen ze mee dat bij de loting voor de Nationale Militie, 'op gisteren alhier hebbende plaats gehad', voor Gerritsen het nummer 93 is getrokken.
Aha! Dus zo ziet zo'n lotingbriefje er uit!
---
Regelmatig gaat de post van weldadigheid over de Nationale Militie, oftewel de dienstplicht. Het is een van die uitvindingen van Napoleon die we als land naadloos hebben overgenomen. Per 'vijfhonderd zielen' moet één man voor vijf jaar in dienst. Dat wordt - in principe - bepaald door loting per gemeente. Kleine gemeentes worden voor die gelegenheid samengevoegd met andere kleine gemeentes of bij een grote plaats getrokken.
In het jaar dat ze negentien worden moeten jongens vóór 15 januari 'zich tot de loting doen inschrijven'. Met name in de beginperiode is dat in de koloniën een probleem want van veel bewoners is de geboortedatum slechts bij benadering bekend. Iemand heeft een keer becijferd dat de helft van de geboortedata in de bevolkingsregisters van de Maatschappij onjuist is. Dat geldt dan voor de beginperiode, want vanaf 1829 begint men stelselmatig doop- en geboorteakten te verzamelen en naarmate de tijd voortschrijdt en men vaker kan terugvallen op de in 1811 gestarte burgerlijke stand worden de gegevens betrouwbaarder.
Maar ook in 1838 gaat het nog wel eens fout. De wees Hendrik de Vries denkt in 1820 te zijn geboren, maar na een jaar speuren komt men erachter dat hij als Hendrik Mozes is ingeschreven en wel in 1819. Tegen de tijd dat men daar achter komt is het te laat voor de dienstinschrijving. De permanente commissie schrijft het ministerie te verwachten dat dat geen gevolgen heeft 'voor den belanghebbende, die daaraan volstrekt geen schuld heeft'. Maar regels zijn regels, aldus het ministerie, Hendrik dient 'als nalatige aan de inschrijving volgens de wet te worden behandeld'. Wat betekent dat hij niet mee mag loten, maar meteen wordt ingelijfd.
In de oorspronkelijke wet op de militie was bepaald 'dat de
gealimenteerden en kinderen in godshuizen en liefdadige gestichten
zullen worden ingeschreven in de plaatsen alwaar de godshuizen
zijn gelegen of de alimentatie geschiedt'. Dat zou betekenen dat
alle jongens in Frederiksoord moeten worden ingeschreven in
Vledder en de duizenden jongens uit Veenhuizen in de gemeente
Norg.
Dat werkt dus niet.
De spoeling in Vledder en Norg wordt zo dun dat de kans dat de
eigen bevolking onder de wapenen moet miniem wordt. En het is een
argument voor weeshuisregenten en armbesturen in den lande om geen
kinderen naar de koloniën te laten gaan, want dat vergroot de kans
dat hun eigen kinderen in dienst moeten.
Een koninklijk besluit in september 1826 heeft dat veranderd. Alleen als jongemannen met hun ouders meegekomen zijn naar de kolonie, worden ze gerekend tot de dienstplichtigen van de plaats waar de kolonie gevestigd is. Maar jongens die 'door godshuizen of armbesturen ten hunnen kosten in de kolonie der Maatschappij van Weldadigheid zijn uitbesteed' gaan meeloten in de plaats waar dat godshuis of armbestuur gevestigd is.
Vandaar dat Joseph Gerritsen moet meeloten in de plaats waar de 'provisoren van het Gereformeerd Diaconie Wees- en Gasthuis te Harderwijk' gevestigd zijn. Joseph heeft er dan tien jaar kolonie opzitten. Hij is in oktober 1828, negen jaar oud, door voornoemde provisoren afgeleverd in Willemsoord. Volgens de gegevens die mevrouw Kloosterhuis heeft verzameld en die nu in de kolonistendatabase op allekolonisten.nl staan, werd hij daar achtereenvolgens ingedeeld bij de gezinnen van de weduwe Ditmer, de kolonist van der Zijden, de kolonist van Helten, de kolonist Johan Zwak en de huisverzorgster weduwe Simons-Nauta. Daarna ging hij over naar kolonie 1, Frederiksoord, en verbleef hij eerst bij de kolonist Klaver en daarna bij de kolonist Krabshuis. Blijkbaar gedraagt hij zich al die tijd goed, want ik kan hem bij de tuchtzittingen niet vinden.
Als je bij de loting een laag nummer trekt, ben je de klos. Tenzij je behoort tot de hogere standen, want dan huren je ouders een plaatsvervanger voor je in, maar dat is voor koloniebewoners natuurlijk niet weggelegd. Blijkbaar is voor de lichting 1838 (dus geboren in 1819) in Harderwijk het nummer 93 een laag nummer, want de provisoren melden dat Gerritsen in dienst moet. Dat gebeurt ook, op 27 juli 1838 verlaat hij de kolonie Frederiksoord om naar zijn garnizoen te gaan.
Dat is altijd het einde van de koloniale carrière van een bestedeling. Bijna altijd, vanaf augustus 1833 is er een uitzondering op. Kwekelingen van het Instuur voor Landbouwkundige Opvoeding in Wateren mogen na hun diensttijd terugkomen als ze dat willen. Ze worden dan weer in Wateren opgenomen 'voor rekening der permanente commissie'.
Daar zijn twee voorwaarden aan. De eerste is dat zij 'zich te voren goed hebben gedragen'. De tweede dat zij 'aanleg bezitten om met goed gevolg tot koloniale ambtenaren te worden opgeleid'. De adjunct-directeur voor het onderwijs en Instituteur te Wateren Jan Hessels van Wolda voegt er voor zichzelf nog een derde voorwaarde aan toe. Hij wil ze alleen terug hebben 'wanneer zij onbedorven zijn wedergekeerd'. Dat wil er na vijf jaar militaire dienst wel eens aan mankeren.
Wil Schackmann
NB: Heel veel informatie over de Nationale Militie, waaronder
de volledige wetteksten over het onderwerp, is te vinden op de
site van Frank van de Velde.