Post van Weldadigheid

Op het platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21 september 2017 het project Post van Weldadigheid plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents Archief en in de database alle kolonisten.
Tem behoeve van dat project schreef ik elke week een column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...

Stukje 27: Een overbeterlijke staat van gezondheid 

Een mens moet niet alles geloven wat er in de krant staat. December 1838 maken enkele couranten melding van 'zeker jongeling afkomstig uit de kindergestichten te Veenhuizen die, na op zijne vrijwillige aangifte voor de dienst der Marine te zijn aangenomen, op eene kanonneerboot voor Kampen door het bootsvolk zoodanig zou zijn mishandeld dat hij aan de gevolgen overleden was'.

De permanente commissie wil heel graag weten wat hier in hemelsnaam aan de hand geweest is en wendt zich tot de secretaris van de subcommissie van weldadigheid te Kampen. Die gaat op pad, maar wordt 'niet weinig in verlegenheid gebragt uit hoofde van de strijdende geruchten welke nopens deze zaak verspreid werden'. Hij klopt bij de burgemeester aan en die geeft hem een schriftelijk verslag van een Kampenaar die volgens hen wel enig geloof verdient omdat hij lid is van gedeputeerde staten van Overijssel. Die beschrijft dat de kannoneerboot 'wegens den ingevallen vorst en het lage water in mijne haven was gaan leggen'.

Aan boord is 'een menigte personen die zoo als men verhaalde uit de kolonien van weldadigheid waren gekomen om met deze boot te vertrekken'. Op een ochtend ziet hij een klein groepje dat helemaal apart van de rest staat. Hij stuurt zijn personeel er op af. 'Men had toen aan mijne knechten verhaald', dat deze jongens 'eenige ongesteldheid' hadden opgelopen omdat ze niet gewend waren aan de 'voedsamen scheepskost'. Ze waren aan land gegaan om 'in dien tusschentijd hunne kooijen te kunnen doen drogen'.

Het was de knechten opgevallen dat 'deze kolonisten wat hunne kleeding betrof veel te wenschen overig bleef'. Een jongen die wel heel dun gekleed ging en ook nog eens zonder kousen liep, 'werd uit medelijden door een mijner knechten van een paar kousen en een halsdoek voorzien'. Maar van enig letsel had niemand iets gemerkt.

En dat klopt, want inmiddels heeft de jongeman zelf een advertentie in de kranten geplaatst als 'de persoon zijnde' die in het eerdere bericht was bedoeld. Welke bericht, meldt hij in hoofdletters, 'GEHEEL BEZIJDEN DE WAARHEID IS GESTELD'. Integendeel, in plaats van door mishandeling omgekomen te zijn, verkeert hij 'thans in een overbeterlijke staat van gezondheid'. Al meent hij daaraan toe te moeten voegen dat hij daarvoor eerst 'van verregaande onzindelijkheid en ongedierte gereinigd' moest worden.

Aan de door de pers verspreide onwaarheden kan nog worden toegevoegd dat de jongeman nooit in de kindergestichten heeft gezeten. Hij is alleen kort, vijf maandjes, in het bedelaarsgesticht geweest.

Wil Schackmann

De jongeman in kwestie heet Huibert Remiens. Hij staat met bedelaarsnummer 2335 in het boek gemerkt 'I' (toegang 0137.01 invnr 428), volgens welke inschrijving hij is geboren Thiel 21 november 1815(?), Roomsch, binnengebracht 13 Juny 1838, vanuit Thiel, lengte 1 El 75 centimeter, ovaal aangezigt, bruin haar, bruine ogen, kromme neus, grote mond, kleine kin, geen merkbare tekenen. 'Den 20 October 1838 naar Veenhuizen, den 20 november 1838 ontslagen en in dienst bij de Marine.'