Op het
platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21
september 2017 het project Post van Weldadigheid
plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid
van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans
werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat
ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende
persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents
Archief en in de database alle
kolonisten.
Tem behoeve van dat project schreef ik elke week een
column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...
De regenten van het Aalmoezeniershuis te Alkmaar sluiten
december 1819 een contract met de Maatschappij van Weldadigheid
voor de plaatsing in de kolonie van zes weeskinderen à zestig
gulden per kind per jaar. Daarvoor mogen ze gratis bijvoegen twee
huisverzorgers voor die kinderen en twee gezinnen. Alkmaar
beschikt dus over drie koloniale hoeves. Zomer 1820 komt het spul
aan en wordt gehuisvest in wat dan heet Frederiksoord-2, de
uitbreiding van de proefkolonie.
Daaronder Jacob Mollevanger, dertig jaar oud, zoon van een
broodbakker, sinds 1813 getrouwd met de onderwijzersdochter
Neeltje Boendermaker, vier jaartjes ouder en weduwe van ene
Looijers. Ze hebben een dochter uit Neeltjes eerdere huwelijk bij
zich en vier eigen kinderen.
Jacob Mollevanger woont er een jaar als hij volgens de directie
op geheel eigen wijze nieuwaangekomen kolonisten voorlicht:
‘Waarvoor zullen wij zoo veel werk doen? Men bekomt daar voor
slegts 13 stuivers daags. Dit is te veel om te sterven en te
weinig om te leven. Zoo maakt men het hier altijd met ons en nu
gaat het ons goed, maar wagt eens tot de winter komt. Dan lijden
wij hier gebreken.’
Volgens de boze Johannes van den Bosch spreekt Mollevanger op
dezelfde manier met Alkmaarse regenten die eens komen kijken hoe
het hun pupillen op de kolonie vergaat. De andere kolonisten uit
Alkmaar 'hadden hun de kolonie hoog gevoerd. Mollevanger daar en
tegen dezelve als een poel van ellende afgeschildert.' Johannes
wil maatregelen nemen: 'Reeds heb ik een paar leden van de
subkommissie van Alkmaar geinformeerd dat wij zouden eindigen met
zulk een onvergenoegde schepsels weg te jagen.'
Maar bij nader inzien bedenkt hij zich. 'Ik verbeeld mij dat de
zekerheid van niet weggestuurd te zullen worden de
geheele grond van zijn gedrag oplevert.' En daarom wil hij het
houden bij louter dreigen. 'Misschien zelfs kiest Mollevanger zelf
eijeren voor zijn geld en bid van te blijven. Dit zal dan het
beste bewijs zijn van de onwaarheid van zijne gezegdens.' Johannes
van den Bosch krijgt gelijk, na een dreigend gesprek blijven Jacob
Mollevanger en echtgenote Neeltje toch maar liever op de kolonie.
Daarna blijft het lang rustig rond het gezin dat er nog drie
kinderen bijkrijgt, waarvan er echter twee jong overlijden. Er
schijnt een akkefietje te zijn geweest in 1835 maar dat heb ik
niet kunnen vinden. (Ik schrijf dit stuk natuurlijk te vroeg; als
de post eenmaal geïndexeerd is typ ik 'Mollevanger' en de
spellingsvariaties in en dan krijg ik al zijn wederwaardigheden.)
Eind 1838 loopt het helemaal fout. Elk koloniaal gezin heeft een
of meer ingedeelden in huis en daar heeft Jacob geen zin meer in.
Zaterdag 22 december gaat hij er toe over om 'zonder goedkeuring
der Directeur zich van zijn ingedeelde Hendrik van Elst te ontdoen
en dezelve wegtezenden'.
Ze vallen inmiddels onder kolonie 2, Wilhelminaoord, en de
onderdirecteur daarvan gaat samen met een wijkmeester meteen naar
Mollevanger toe, 'hebben beiden tot antwoord van voorn: kolonist
gekregen, dat hij nimmer zoude gedogen dat de Directie hem een
ingedeelde opdragen zoude, waar voor hij zijn leven over had'. Als
er aangedrongen wordt, meldt hij 'dat hij ophield langer
conversatie met de Directie te hebben en zijn woorden die hij
gezegd had vol hield'.
Zo makkelijk gaat dat natuurlijk niet. Jacob Mollevanger moet
verschijnen voor de eerstvolgende 'Raad van Politie en Tucht in de
gewone koloniën' en die is op 19 januari 1839 (Drents Archief,
toegang 0186, invnr 1616). 'De beschuldigde binnengeroepen zijnde,
erkent hij het tegen hem ingebragte, en blijft volharden in de
weigering van eene ingedeelde bij hem te zullen gedogen.' Waarop
de Raad besluit 'Jacob Mollevanger de straf op te leggen van acht
dagen opsluiting in de strafkamer, en opnieuw eene poging te doen,
tot het indeelen van eene wees bij hem, zijnde het huisgezin
daarvoor zeer geschikt'.
Maar dan moet dat vonnis nog tot uitvoer gebracht worden. Dat probeert de onderdirecteur van Wilhelminaoord, Anne Hendriks Idserda, samen met de wijkmeester Albert Bouke Krol. Maar als ze Mollevanger gevonden hebben, meldt die:
Ik verdom het om met uw naar de Provoost te gaan ik wil mij liever dood laten schieten, ik wil niet door de Directie van de Maatschappij gestraft worden, laat den Directeur mij voor den Rechtbank te Leeuwarden roepen om daar gevonnist te worden.
Verder heeft hij gezegd, als den Directeur mijn vrouw en kinder ongelukkig maakte, hij op den Directeur zoude loopen, of was het over tien jaren, om deszelfs vrouw ook ongelukkig te maken, hij heeft gezegd den Directeur zoekt mij, om redenen ik mijn dochter niet voor vijftien guldens in ’t jaar bij hem laten dienen wil
Daarna wordt er alsnog geweld gebruikt en op 19 februari komt
Jacob Mollevanger aan in de strafkolonie op de Ommerschans (Drents
Archief, toegang 0186, invnr 1585 folio 6). Maar inmiddels heeft
het gezin ook aan het thuisfront te Alkmaar laten weten dat ze het
helemaal gehad hebben met die kolonie en dat ze terug naar huis
willen. Dat lijkt Alkmaar eigenlijk ook verstandiger en het gevoel
is wederzijds bij de kolonieleiding, want daar heeft men het niet
op mondige kolonisten.
Op 18 mei 1839 wordt het gezin uit de kolonie ontslagen en gaan ze
terug naar Alkmaar.
Wil Schackmann
(meer over Jacob Mollevanger staat op deze pagina)