Post van Weldadigheid

Op het platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21 september 2017 het project Post van Weldadigheid plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents Archief en in de database alle kolonisten.
Tem behoeve van dat project schreef ik elke week een column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...

Post-varia 2

Ik moest van de week aan iemand uitleggen wat je zoal tegen komt bij de ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid. En dat werd een behoorlijk warrig verhaal, dat was voor die ander niet goed te volgen. Ik ga eens kijken of ik dat wat overzichtelijker kan maken, zodat ik er een volgende keer beter uit kom:

1) Brieven van de directeur van de koloniën Jan van Konijnenburg. Die vormen dé informatiebron over het leven op de kolonie voor de landelijke leiding in Den Haag (en heden ten dage dus dé informatiebron voor ons en andere geïnteresseerden). Het kan over van alles gaan, over de gewassen en de landbouw, over de 'houtpoting' in de koloniën, over een van de regelmatige bezoeken aan de koloniën Veenhuizen en de Ommerschans, enzovoort.
Schijnbaar moeiteloos wisselt Van Konijnenburg de grote lijnen van de kolonisatie af met persoonlijke details van kolonisten. Dan gaat het ineens over de tolwachter Pattarelli die in een dronken bui wijkmeester Johannes de Nekker het huis uit heeft geslagen. Of veldwachter Eksteen die zijn vrouw achter een turfbult in 'onzedelijke gemeenschap' met een bewoner van het derde gesticht vindt.
Heel boeiend wordt het als er bij een bedelaar onduidelijkheid is over zijn 'domicilie van onderstand', oftewel de gemeente die voor hem moet betalen. Dan volgt er op basis van ondervragingen een vol-le-di-ge levensbeschrijving van de bedelaar.

2) Wouter Visser is 'inspecteur der koloniën' en bezoekt in die hoedanigheid een paar keer per jaar de koloniën. Soms met een speciale opdracht van de permanente commissie, bijvoorbeeld om de voorraden in de magazijnen op te nemen of te onderzoeken op welke toelage voor welke kolonist nog bezuinigd kan worden (er is altijd geldgebrek). Ook zijn rapportages gaan van grote lijnen naar persoonlijke details en viceversa. Bij zijn inspecties verstrekt hij ook altijd aan onderdirecteuren en zaalopzieners opdracht tot het maken van:

3) Namenlijsten. Soms kun je daar alleen uit afleiden wie bij wie op zaal woont, maar andere keren staat er bij wat iemand met zijn arbeid verdiend heeft of hoeveel kleding iemand heeft (bij veel 19e eeuwers zijn kledingstukken hun enige bezit op deze aardkloot). De lijsten waren in die tijd ook van belang om te zorgen dat de boeken in de kolonie gelijk liepen met de boeken in Den Haag. Wat lang niet altijd het geval was. Zo is men in Den Haag stomverbaasd vanuit de kolonie te vernemen dat de wees Dirk Duin in militaire dienst is gegaan. Hij was toch twee jaar terug overleden? Dan moet er een paar keer over en weer geschreven worden eer iedereen begrijpt dat dat sterfgeval zijn broer Cornelis Duin betrof. Had er in die tijd één kopieermachine bestaan, wat zou het allemaal soepeler gelopen zijn...

4) Brieven van 'lagere ambtenaren' komen meestal tot ons als bijlagen bij de brieven van de directeur. Het is hen verboden zich rechtstreeks tot Den Haag te wenden, wat voor interessants ze ook te melden hebben. Calamiteiten uitgezonderd, bijvoorbeeld als op 29 november 1836 de bovenverdieping van de Ommerschans er door een storm afgerukt wordt en enkele bedelaarszalen instorten. Ik heb altijd gedacht, en dat ook in De bedelaarskolonie geschreven, dat er slechts één slachtoffer valt, de vierjarige Anna Peters Flap, maar in de brieven is sprake van twee slachtoffers.

5) Verslagen worden gemaakt ten behoeve van het jaarverslag en van het maandblad van de Maatschappij van Weldadigheid, en bestrijken elk een facet van het koloniale leven. Bijvoorbeeld de staat van de 'fabriekmatigen arbeid' (spinnen en weven), het onderwijs in de koloniën (inclusief beoordelingen van de onderwijzers, die in veel gevallen eigen kweek zijn), de gezondheidszorg (met soms véél te gedetailleerde beschrijvingen van 'lijkopeningen') of de 'godsdienstige en zedelijke staat der kolonisten' in een bepaalde kolonie. De laatsten soms ook met opgaven wie er belijdenis hebben afgelegd of eerste communie hebben gedaan.

6) Een specifiek onderdeel vormen de maandelijkse verslagen van kapitein Thonhäuser. Hij voert het bevel over de militaire veteranen en hun gezinnen en hij bericht daarover elke maand ten behoeve van het ministerie van Oorlog. Veel persoonlijk wel en wee van de veteranen, zoals het verslag van een huiszoeking op zoek naar gestolen winkelwaren, 'een mud appelen en eenige spinten ajuin'. Maar we zijn pas in 1838 en ik kan nauwelijks wachten tot we bij De Grote Bedelaarsopstand van 1843 zijn, waar Thonhäuser dankzij zijn ferme optreden een benoeming tot 'ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw' aan over zal houden.

7) Brieven van de overheid. Het ministerie van Binnenlandse Zaken gaat over bedelaars en weeskinderen, tenzij die in dienst willen want dan gaan die van Oorlog en Marine zich ermee bemoeien. Regelmatig laat ook zijne majesteit Willem I zich horen met een koninklijk besluit dat de koloniën raakt. En dan zijn er de diverse commissies die van staatswege worden ingesteld omdat de Maatschappij steeds meer een bodemloze subsidie-put lijkt te worden.

8) Brieven van plaatsende instanties. Lokale subcommissies van weldadigheid, armbesturen, weeshuisregenten, diakenen, enzovoort die gezinnen of kinderen in de koloniën hebben. Vaak hebben ze daarvan een brief gehad, die ze weergeven, of een gesprek als de kolonist verlof had om zijn oude woonplaats te bezoeken, en dan melden ze welke zieleroerselen die aan hen heeft kenbaar gemaakt.

9) Brieven van koloniebewoners. Volgens velen het interessantste onderdeel. Want in welk ander archief in Nederland vind je dat? De 'onderste' maatschappelijke klasse die haar hart uitstort. Spelling en grammatica mogen dubieus zijn en de gewoonte geen komma's, punten of wat voor leesteken dan ook te gebruiken maakt het er ook niet makkelijker op, maar het is wel heel erg écht.

10) Overige brieven. Een klein rest-categorietje moet kunnen. Leveranciers schrijven meestal aanmaningen om nu eindelijk eens hun rekening betaald te krijgen. Als ze daarvoor al niet een deurwaarder hebben ingeschakeld. Maar ook hier zijn er brieven uit de maatschappelijke onderkant. Familieleden van een bedelaar die zijn vrijlating bepleiten, ontslagen werknemers die hún verhaal doen over de omstandigheden die tot hun ontslag geleid hebben en die vertellen in welke kommervolle omstandigheden hun gezin zich nu bevindt, mensen die vragen om een plaatsje op de kolonie of een betrekking bij de Maatschappij, waarbij ze vaak uitleggen hoe ze tot armoede vervallen zijn.

---

Zo, denken we dat ik volgende keer een samenhangender verhaal kan houden? Of ben ik nog weer van alles vergeten?

Wil Schackmann