Post van Weldadigheid

Op het platform www.velehanden.nl vond van 1 april 2015 tot 21 september 2017 het project Post van Weldadigheid plaats. De ingekomen post van de Maatschappij van Weldadigheid van 1818 tot en met 1847 is ingescand en die 135.321 scans werden door 458 vrijwilligers geïndexeerd. Dat wil zeggen dat ze de handgeschreven stukken doorlazen en de erin voorkomende persoonsnamen noteerden. Die namen staan nu in de genealogische database van het Drents Archief en in de database alle kolonisten.
Tem behoeve van dat project schreef ik elke week een column. Een overzicht van die stukjes staat op deze pagina.
Hieronder staat...

Stukje 16: De school onderwijzers vergadering

Ik wist dat de schoolmeesters in de vrije koloniën één keer per maand op een zaterdag bij elkaar komen om met elkaar over het onderwijs te praten, want dat staat in het koloniale schoolreglement. Ik was benieuwd hoe zo'n onderwijskundige bijeenkomst verloopt, maar ik heb helaas nooit een verslag gevonden.
Maar nu zit er tussen de scans een verslag van 'de school onderwijzers vergadering van den 13 augustus 1836'. Bij nadere bestudering blijken de namen die er in voorkomen allemaal van onderwijzend personeel uit Veenhuizen te zijn. Dus dit is niet het schoolmeestersgenootschap van de vrije koloniën, maar de Veenhuizense pendant. Ook goed. Ik neem aan dat de bijeenkomsten op dezelfde manier verlopen en ik weet nu hoe het bij zo'n onderwijzersoverleg toegaat.

Dankzij de notulist. Dat is Hendrik Jacob Flierman, 33 jaar oud, afkomstig uit Groningen en sinds vijf jaar de hoofdonderwijzer van het tweede of bedelaarsgesticht. Hij schrijft keurig, maar het komt wat moeizaam over.
Volgens zijn notulen bestaat de bijeenkomst uit twee gedeelten. Het eerste deel zijn de 'behandelde werkzaamheden'.
Puntje 1 daarvan is een actie van de notulist zelf: 'Flierman leest de beschouwing van het Turksche rijk voor, waarvoor hij de inhoudt van eene morgenles, aan zijne ondermeesters gegeven over genoemd rijk gekozen hadt.'
Bij het tweede punt van de agenda komen twee hulponderwijzers in actie. 'N. Albertsma en J. Sasburg lezen hun gemaakt over de Kruistogten betrekkelijk ons vaderland.' De notulist is hier een woord vergeten, ik denk dat er na 'gemaakt' het woord 'opstel' hoort.

N. Albertsma ken ik niet, wel Albert Teeuwes Albertsma, geboren 1816, die als wees in Veenhuizen kwam, een vervolgopleiding kreeg op het instituut voor landbouwkundige opvoeding in Wateren en toen hulponderwijzer werd in Veenhuizen en later bijschoolhouder in de vrije koloniën zal worden. Jacob IJzaks Sasburg is net zo'n geval, ook als wees begonnen en daarna in het onderwijs geraakt.
De notulist complimenteert de beide jongeren, ze hebben in hun opstellen 'gepaste en doelmatige aanteekeningen gemaakt'.

Puntje drie: 'Vrieze las een opstel over een gedeelte van de bijbelgeschiedenis: t: w: van de schepping tot den zondvloed.' Het zal hier gaan om Willem Hendrik Vrieze, 27 jaar oud en ondermeester bij het eerste gesticht te Veenhuizen. Vermoedelijk een zoon van de zaalopziener Laurens Vrieze, maar dat is niet helemaal zeker.
Er is kritisch commentaar op zijn bijdrage, hij heeft bij zijn opstel 'te veel verweij letterlijk gevolgd'. Ik had eerst geen idee wat met 'verweij' bedoeld werd, maar met dank aan Theo Storimans heb ik dat nu wel: Bernardus Verweij is de schrijver van 'Kort Begrip Der Bijbelsche Geschiedenis, Een Schoolboek Voor de Jeugd', een uitgave van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Voor geïnteresseerden staat dat schoolboek op google books.

Bij puntje vier gaan we kunstzinnig doen. 'De echtscheiding uit Tollens werd door de hulponderwijzers kunstmatig gelezen.' Ik heb even gekeken bij de bibliotheek van de Nederlandse letteren en ik neem aan dat ze deze tekst bedoelen. Dat zijn toch vijfentwintig coupletten, dus dat is best een zit. Maar ook wel mooi. Gaat toch heel anders dan echtscheidingen tegenwoordig. De notulist geeft ook nog een recensie van de manier waarop de hulponderwijzers het lezen: 'Dit ging tamelijk wel.'
En tenslotte het laatste onderdeel, dat zo te zien een gezamenlijke exercitie is: 'Johannes 3:13 wordt taalkundig ontleedt'. (En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel is.)

Daarna het tweede gedeelte van de vergadering: 'Werkzaamheden voor eene volgende vergadering worden opgegeven'. Er gaat de volgende keer weer een bijbeltekst ontleed worden, al vergeet de notulist te vermelden welke bijbeltekst, de hulponderwijzers moeten een opstel maken uit de bijbelgeschiedenis, 'en wel van Noach tot Mozes', en daarnaast krijgen de hulponderwijzers een meer praktische opdracht, zij moeten 'eene beschrijving van de kolonie Veenhuizen maken'.

En dan is het na hard werken tijd om er op een ontspannen manier een punt aan te breiden: 'De vergadering werd met psalmgezang gesloten.'
Flierman ondertekent als 'de secretaris des gezelschaps'. Maar het gaat voor hem nog een staartje krijgen. Want in zijn notulen zijn met het soort van krachtige halen dat de ervaren leerkracht kenmerkt de spellingsfouten in het verslag aangestreept. Als Flierman schrijft over 'de inhoudt van eene morgenles' staan er krassen onder de 'dt'. Net als bij de 'dt' als de bijbeltekst taalkundig wordt 'ontleedt'. En zo nog een paar.



Mijn inschatting is dat die correcties zijn gemaakt door Jan Hessel van Wolda, de adjunctdirecteur voor het onderwijs. Hij bestiert het hele koloniale onderwijs, hij benoemt de onderwijskrachten, hij verzamelt de bestellingen van leerboeken en andere materialen, hij schrijft de regelmatige verslagen over het onderwijs in de koloniën en tussen de bedrijven door geeft hij zelf les op het instituut voor landbouwkundige opvoeding in Wateren.
Maar als hij dan een verslag door een van zijn hoofdonderwijzers vol spelfouten onder ogen krijgt... Hij is vast nog wel een keer met Flierman hierover in gesprek gegaan.
Niet dat er in die tijd al echt één uniforme spelling in ons land bestond. Zoals in de brieven te merken, doet iedereen maar wat en daar wordt niet vreemd van opgekeken. Maar als schoolmeestersgilde wil je toch wel wat eenheid.

Er zijn geen gevolgen voor Flierman, hij blijft altijd de hoofdonderwijzer van het tweede gesticht. Net als zijn collega op de Ommerschans, Haije Hoogstra, klust hij wat bij als voorlezer en voorzanger in de kerk. Een van zijn zoons wordt ondermeester in de vrije kolonie Willemsoord. Als de Staat het gesticht te Veenhuizen overneemt, in 1859, zit Flierman er nog steeds. En ook een leuke: in 1838 krijgt hij een zoontje dat hij laat dopen Jan Hessel.

Wil Schackmann