Post van Weldadigheid

Naar het overzicht
van stukjes

Stukje 6: Vrolijkheid onder elkander

Het is donderdag 8 september 1836 en zeven mannen van kolonie 3, Willemsoord, hebben een klusje. Ze werken 'aan de Blesbrugge aan een mestschip'.
De betrokkenen zijn Pieter van Putten, 40 jaar, sinds acht jaar kolonist, daarvoor woonachtig te Leiden, de 30-jarige Barteld Grooters, die als wees uit Kampen in 1820 had behoord tot de allereerste inwoners van Willemsoord, daarna met een weesmeisje uit Rotterdam trouwde en een kolonistenwoning mocht betrekken, Paulus Brands, ook 30, die op zijn twaalfde met zijn ouders uit Groningen was gekomen maar nu al vijf jaar zelf kolonist is, Hermanus Bolkensteijn, een 59-jarige Amerdamse kolonist, Gerardus Scheffers, een 23-jarige kolonistenzoon uit Bergen op Zoom, en twee mannen met de achternaam Zwak, allebei zoons van de weduwe Zwak uit Gorinchem, de 37-jarige Johannes Jan en de 28-jarige Jan.
Het loon voor hun werk krijgen zij pas aan het eind van de week, als de kolonieleiding hun zakboekjes bijwerkt, maar nu hebben ze na afloop al het genoegen dat zij 'door de mestschipper zijn getracteerd geweest, voor het schoonmaken van zijn schip'. Die tractatie zal jenever geweest zijn. Bovendien krijgen zij een douceurtje, omdat zij van de schipper 'daarenboven ijder 5 Ct tot beloning hebben gehad, welke zij meede aan de Blesse verteerd hebben'. Dat zal aan hetzelfde vocht zijn opgegaan, want van de rest van de dag kunnen zij zich later weinig herinneren.

Achteraf kan worden vastgesteld dat 'P van Putten, JJ Zwak & J Bolkenstijn niet in staat waren thuiswaards te komen'. De gevonden oplossing is dat zij 'voor in de kolonie bij een meede kolonist zijn overgebleven'.
Jan Zwak is met voorsprong de linkste van het stel. Hij nestelt zich op de wagen van een voerman, met wie hij 'tot voor zijn deur is meede gereeden'.
De overige drie wandelen of wankelen dwars door de kolonie naar hun huis en zo is ook bekend geworden dat er een borrel teveel gedronken is. Op beschuldiging van 'ongeregeldheden wegens dronkenschap & ongepaste uitdrukkingen' moet het gezelschap verschijnen voor de Raad van Toezicht van kolonie 3.
Zij erkennen zonder enig probleem 'wel vrolijkheid onder elkander gehad te hebben'. Maar van ongepaste uitdrukkingen tegenover anderen staat hen niets bij. In de woorden van het proces-verbaal 'niet weten zij eenige belediging jegens iemand uitgedrukt te hebben'.
Normaliter levert zo'n uitspatting een paar dagen opsluiting in de strafkamer op, want de Maatschappij van Weldadigheid is streng ten aanzien van drankmisbruik. Maar gelukkig voor hen is er ook nog de begripvolle wijkmeester Barend Kuipers, 'welke van Blesbrug tot aan zijne woning met genoemde personen in gezelschap was'.
De 52-jarige Kuipers, oorspronkelijk afkomstig uit Noordwolde, verklaart dat de dronken kolonisten zich best rustig gehouden hebben. En over schreeuwen of beledigen heeft niemand geklaagd, hem is niet bekend 'dat er een ander was welke eenige ontevredenheid betoond heeft'.
Daarom loopt het met een sisser af. De kolonials tuchtraad 'vindt geen genoegzamen grond, om op een of ander eenige straf toe te passen'. De zeven krijgen alleen een 'duchtige vermaning' van de algemeen directeur van de koloniën. Maar dat doet geen zeer.

Wil Schackmann