Naar het
overzicht
van stukjes
De kinderen Alles zijn niet zo heel veel jaren op de kolonie
geweest, maar ze hebben er wel heel veel moeten meemaken. Het zijn
er zes, in aflopende volgorde van leeftijd Jan, Cornelis, Pieter,
Grietje, Aaltje en Klaas.
Ze zijn maart 1820 vanuit de Beemster vertrokken als compleet
gezin: vader Maarten Alles en zijn vrouw Marijtje en de zes
kinderen waarvan Jan toen twaalf en Klaas twee jaar oud was. Een
volgend kind was blijkbaar op komst, want de directie meldt
slechts de aankomst van de vader en de kinderen met de toevoeging
'zijnde zijne vrouw op weg aan de gevolgen eener ontijdige
verlossing overleden'.
De tijdens hun reis en mogelijk in hun aanwezigheid dus moederloos
geworden kinderen en hun vader nemen hun intrek in een hoeve in
Wilhelminaoord. De Maatschappij spant zich in om vanuit Steenwijk
een huishoudster te vinden die kan helpen met de kinderen en zoals
dat soort zaken vaak eindigt, krijgen vader Alles en die
huishoudster trouwplannen. Het is een kleine drie jaar na hun
vertrek uit de Beemster als de trouwerij plaatsvindt en Jan,
Cornelis, Pieter, Grietje, Aaltje en Klaas een stiefmoeder
krijgen.
Maar acht maanden later overlijdt hun vader. 'Deze man,'
schrijft de directeur,' laat na zes kinderen en eene tweede vrouw;
die stiefmoeder schijnt van mening te zijn de kolonie en de zes
kinderen haars overleden mans te verlaten.' Dat is niet alleen een
voornemen van de voormalige huishoudster, twee weken daarna wordt
vanuit Frederiksoord gemeld 'dat de wed. Alles van kolonie no.2 de
kolonie reeds heeft verlaten'.
De nu geheel verweesde kinderen worden toevertrouwd aan een
35-jarige vrouw uit Texel die weet hoe het voelt omdat ze zelf al
vanaf haar negende levensjaar wees is. De manier waarop de
directie de volgende jaren over haar schrijft, duidt op algemene
tevredenheid over haar goede zorgen voor de kinderen.
Maar ook zij heeft - net als eerder de huishoudster - een eigen
toekomst en eigen toekomstplannen. Maart 1825 schrijft de directie
dat zij zich 'met den kolonist Nieuwenhuis in het huwelijk
begeeft' en dat daardoor de kindjes Alles 'weder zonder opzigt'
achterblijven. Aan de subcommissie van weldadigheid in de Beemster
wordt gevraagd of zij er bezwaar tegen heeft als de kinderen
worden overgeplaatst naar het kinderetablissement voor wezen in
Veenhuizen.
De Beemster heeft geen bezwaar en nog diezelfde maand komen Jan,
Cornelis, Pieter, Grietje, Aaltje en Klaas in Veenhuizen aan. De
jongens op een jongenszaal, de meisjes op een meisjeszaal.
Maar dan komt er een 'deus ex machina', een redding uit
onverwachte hoek. September 1825 maakt de Beemster melding van een
nalatenschap met voor de kinderen van wijlen Maarten en Marijtje
Alles 'een, voor hunne omstandigheeden, vrij aanzienlijk legaat'.
Bij die nalatenschap is ook uitgedrukt de 'begeerte, dat opgemelde
kinderen uit de vruchten van het zelve tot eenig bedrijf zouden
worden opgeleid, en onder het opzicht van daartoe gestelde voogden
gebragt'.
Een maand later keren Jan, Cornelis, Pieter, Grietje, Aaltje en
Klaas terug naar de Beemster. Ouderloos, maar voorzover bekend
allemaal gezond. Jan is dan zeventien en Klaas zeven jaar oud. Uit
huwelijksakten blijkt dat zij later de kost verdienen als
boerenknecht en dienstmaagd.
Wil Schackmann